Hoofdstuk 1 t/m 6 Multiculturele samenleving

Beoordeling 4.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 704 woorden
  • 15 augustus 2011
  • 14 keer beoordeeld
Cijfer 4.2
14 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Multiculturele samenleving
H1
Autochtone bevolking + andere etniciteiten uit een ander land of cultuur
Vaak wordt er gesproken over ‘etnische minderheden’ (lagere maatschappelijke/culturele positie)
Allochtoon – Westers/niet-Westers (iemand waarvan 1 van de ouders niet in NL is geboren)
Er wordt vaak gesproken over ‘’wij’’ en ‘’zij’’ waarbij de ‘’zij’’ zich moeten aanpassen aan ons’’

Globalisering: wereldwijd steeds makkelijker met elkaar in verbinding staan (bv met internet)
Europeanisering: de ontwikkeling waarbij Europese landen steeds meer gaan samenwerken op economisch en politiek gebied.
Individualisering: Mensen niet langer als lid van een groep zien maar als onafhankelijk individu.
Integratie: samenvoeging van meerdere bevolkingsgroepen in de maatschappij

Meltingpot: Als 2 verschillende culturen samen tot 1 nieuwe cultuur gevormd worden
Salad bowl: bevolkingsgroepen behouden hun eigen culturele identiteit, maar passen zich beide aan elkaar aan, en nemen ook normen en waarden van elkaar over
Assimilatiemodel: Nieuwkomers nemen de dominante cultuur volledig over
Segregatiemodel: Zowel sociaal als fysiek volledig langs elkaar heen leven (gescheiden leven)

H2

Pushfactoren: Waarom iemand naar het buitenland wil emigreren
Pullfactoren maken land aantrekkelijk voor immigratie, in Nederland zijn dat:
- Politiek en Religieus (mensenrechten, vrijheid van godsdienst)
- Economisch en ecologisch (Nederlands welvarend land met goede economie)
- Sociaal en persoonlijk (gezinshereniging)
- 16e + 17e eeuw
- Protestantse Zuid-Nederlanders naar de republiek
- 17e – 20e eeuw
- Duitsers en Belgen vanwege welvaart: Arbeiders en handelaren
- industrialisatie:
goedkope arbeiders krachten (Duitsland, polen, Slovenië, Italië)
- 18e eeuw
- Veel intellectuelen uit Frankrijk (bijv. Lokke en voltairne)
- 20e eeuw
- Joodse vluchtelingen
- Voormalige koloniën
- Gastarbeiders
- Asielzoekers
- Gezinsvormers

H3
Maatschappelijke positie: de plaats die iemand heeft op de maatschappelijke ladder
Sociale ongelijkheid: ongelijke verdeling van welvaart, macht en privileges: (gevolgen)
- Levensverwachting, kapitaal, culturele participatie
Sociale stratificatie: verdeling van de samenleving in maatschappelijke lagen waartussen en verhouding van sociale ongelijkheid bestaat
Sociale mobiliteit: de mogelijkheid om te stijgen op de maatschappelijke ladder
- Intragenerationeel: binnen de eigen generatie
- Intergenerationeel: ten opzichte van de ouders

3 theorieën over de maatschappelijke positie
- Meritocratie theorie: Op basis van talenten kun je je eigen positie verwerven, ookwel de ‘’diploma-democratie’’ genoemd.
- Reproductie theorie: Sociaal economische status wordt doorgegeven van ouders op kind.
‘’Een dubbeltje wordt nooit een stuiver’’
- Cultureel kapitaaltheorie: (Pierre Bourdieu) 3 soorten kapitaal, waarvan cultureel het belangrijkste is, intellectuele vorming.

Maatschappelijke positie immigranten achtergesteld op 3 punten
1. Arbeid en inkomen: Slechtere baan, vaker werkloos.
Verklaring: opleidingsniveau, sociaal kapitaal ontbreekt, discriminatie arbeidsmarkt.

2. Onderwijs: Lagere CITO scores, doorstromen naar lagere niveaus
Verklaring: Taal achterstand, cultureel kapitaal ontbreekt, vooroordelen docenten.

H4

Cultuur: alle waarden, normen en andere aangeleerde kenmerken die de leden van een groep of samenleving met elkaar gemeen hebben en als vanzelfsprekend ervaren
Dominante cultuur: cultuurkenmerken die gedragen en geaccepteerd worden door de groep die binnen een samenleving overheersend is.
Socialisatie: nieuwe groepsleden volwaardige leden van de cultuurgroep laten worden.

Functies van cultuur:
1. Betekenis van ons gedrag (iemand aankijken als die tegen je praat)
2. Gedrag wel of niet aanvaardbaar (een man die een vrouw geen hand wil geven)
3. Identificatie (Als je je Nederland voelt, deel je de Nederlandse normen en waarden)

H5

Generalisatie: Dat een bepaalde groep kenmerken worden toegeschreven op basis van het gedrag van een (klein) deel van de groep  Stereotype: een sterk vereenvoudigd en vertekend beeld van een groep  Vooroordelen: een oordeel op basis van onvoldoende of onjuiste kennis  Discriminatie: Ongelijke behandeling van mensen op grond van gedrag of afkomst.
Gevolgen van discriminatie: Minder kansen op arbeids – woningmarkt, gekwetste gevoelens of bedreiging, spanningen tussen verschillende bevolkingsgroepen, versterking negatieve beeldvorming
Sociale categorisatie: identificeren van personen als lid van een bepaalde groep ( mensen met zwarte kleding, piercings ect. Identificeren als gothic.)
Selffulfilling prophecy: een voorspellende uitspraak die uitkomt omdat de voorspelling ook gedaan wordt, bv: iedereen zegt, marrokanen stelen, en de volgende dag lees je in de krant dat een winkel is

Positietoewijzing: De manier waarop de ontvangende samenleving immigranten een plaats toewijst
Positieverwerving: de manier waarop immigranten er zelf in slagen een positie in die nieuwe samenleving te veroveren.

H6

Integratie beleid:
- Jaren ’60-’70: Behoud eigen cultuur en taal
- Jaren ’80: Verbeteren minderheidspositie
- Jaren ’90: Sociaal-economische integratie
- Jaar 2000: Sociaal-culturele integratie

In het jaar 2000 kreeg Nederland een nieuwe vreemdelingenwet die het voor immigranten en asielzoekers moeilijker maakten om een verblijfsvergunning te krijgen. (Wet is gemaakt door Job Cohen, nu lijsttrekker van de PVDA, soms ook wel de Partij van de Arabieren genoemd, dit detail heeft Teunissen zo vaak genoemd dat ik het er maar bij zet)

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.