Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Verzorgingsstaat

Beoordeling 7.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 3065 woorden
  • 24 april 2008
  • 193 keer beoordeeld
Cijfer 7.3
193 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Uitgebreide samenvatting hfst. 4; verzorgingsstaat Delphi
Paragraaf 1 – Van gunst naar recht
1.1 Nachtwakersstaat en verzorgingsstaat
Rol overheid
Vroeger: Minder groot, vooral gericht op handhaving van openbare orde en bescherming van interne en externe veiligheid.

Nachtwakersstaat: Klassiek-liberale opvatting dat de staat slecht een beperkt aantal taken heeft; met name het beschermen van het eigendom en de veiligheid van de burgers, het beschermen van de spelregels van de vrije markt en de totstandkoming van publieke goederen, zoals politie, justitie, rechtspraak, defensie en dijken.

Particulier initiatief: Vrijwillige activiteiten van burgers, gericht op het bewerkstelligen van een bepaald publiek.


Civil society
Civil society: Het geheel van onafhankelijke instellingen en organisaties op economisch, intellectueel, politiek en sociaal terrein, waarin mensen zich op vrijwillige basis gezamenlijk en zonder winstoogmerk inzetten voor een bepaald doel.

Met ‘een bepaald doel’ wordt bedoeld bepaalde verenigingen, hobbyclubs, schoolverenigingen, organisaties op het gebied van gezondheidszorg op te richten.

Kenmerken
De kenmerken van civil society zijn:
- Organisatie: het is meer dan een informele groep of tijdelijk verband
- Privaat karakter: maakt officieel geen deel uit van de overheid
- Geen verdeling van de winst: overschot is niet bestemd voor privé-gebruik (leden)
- Zelfbestuur: in staat om activiteiten zelf te beheersen
- Vrijwilligheid

Geheel
De overheid neemt tegenwoordig verantwoordelijkheid voor de instandhouding van het geheel van voorzieningen en de verzorgingsstaat. Het particulier initiatief is soms ook nog wel betrokken. Bijvoorbeeld bij ziekenhuizen en buurthuizen. De overheid zorgt nog wel voor de financiële ondersteuning van deze initiatieven en legt regels op voor uitvoering.

Sociaal welzijn
Verzorgingsstaat: Een maatschappij waarin de overheid zich ten doel stelt de zorg voor het welzijn van haar bewoners op zich te nemen


De verzorgingsstaat wordt vooral betaald door heffingen op inkomsten uit arbeid (premies).
Doelstellingen

De verzorgingsstaat heeft 4 doelen:
- Beschermen van burgers tegen risico’s van de industriële samenleving (arbeidsongeschiktheid).
- Garantie voor het minimuminkomen.
- Het aanbieden van voorzieningen die nodig zijn, zoals: huisvesting, onderwijs en gezondheidszorg.
- Ervoor zorgen dat alle burgers voldoende ruimte hebben om zichzelf te ontplooien en deel te nemen aan maatschappelijke activiteiten (politiek, cultuur etc.)

1.2 Achtergronden van het ontstaan van de verzorgingsstaat
Er zijn 3 oorzaken voor het gevolg dat de overheid zich bemoeit met het sociale welzijn van haar onderdanen.

- Toenemende bewustwording van de maatschappelijke kosten van industrialisering
De industriële samenleving leidde tot allerlei sociale problemen: gevaarlijke werkomstandigheden, veel bedrijfsongevallen, ziekten, lage lonen etc.
- Het gevaar van maatschappelijke onrust
De ontevredenheid van de burgers namen toe door ziekten, misoogsten, honger, lage lonen, werkloosheid etc. Er werden stakingsacties en demonstraties gehouden. De politiek voelde daar eerst niks voor. Later werden de politici zich bewust van dit gevaar. De eerste beschermingswetten kwamen tot stand. Toen kwam er ook arbeidsinspectie om te kijken of de wetten werden nageleefd. Kinderwetje Van Houten past in de veranderde opvatting over de rol van de overheid.

- Toenemende invloed van de arbeidersbeweging
Er ontstonden aan het eind van de 19e eeuw de eerste vakbonden. Zij zetten zich in voor hogere lonen, kortere werkdagen, betere werkomstandigheden, verbod op kinderarbeid etc. Ze kregen samen met arbeiderspartijen steeds meer politieke macht.

1.3 De verzorgingsstaat krijgt vorm
Door de 3 genoemde oorzaken hierboven bemoeide de overheid zich steeds meer met het sociale welzijn. De opkomende industrie wilde geschoolde arbeidskrachten, daardoor is de leerplichtwet gekomen (overheid).

Sociale rechten
De zorg voor burgers verschoof van gunst naar recht. In 1901 kwam er de Ongevallenwet. Dat wordt beschouwd als het begin van de Nederlandse verzorgingsstaat. Het is de eerste sociale zekerheidswet: een verplichte bedrijfsongevallenverzekering voor werklieden in een aantal sectoren van het bedrijfsleven. Daarna volgde een pensioenwet, ziektewet en ziekenfondswet.
De socialezekerheidswetten tonen het begin van een rechtvaardig arbeidsloon aan.

Stormachtige uitbreiding
Na de tweede Wereldoorlog nam de Nederlandse overheidsbemoeienis met de verzorging sterk toe. De sociale zekerheid gingen gelden voor brede lagen van de bevolking, dus niet alleen voor werknemers.

Volksverzekeringen
Na 1945 werden een werkloosheidsverzekering, de Algemene Ouderdomswet, de Algemene Bijstandswet en de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ingevoerd. De Algemene Ouderdomswet (AOW) was de eerste volksverzekering: Regelingen in het kader van de sociale zekerheid voor alle burgers.

Verbreding
Aan het einde van de jaren 60 veranderde opnieuw het denken over sociale zekerheid. De regering wilde dat ieder mens recht heeft op zelfontplooiing en gelijkheid van kansen. Daardoor moest het niveau van uitkeringen worden verhoogd. De uitbreiding van de verzorgingsstaat was mede mogelijk door gunstige economische omstandigheden.

Maar de verzorgingsstaat kwam vrijwel tegelijk met de voltooiing van de sociale zekerheid in zwaar weer terecht. De economische groei bleef stilstaan en steeds meer mensen deden een beroep op uitkeringen en voorzieningen.

Paragraaf 2 – De hedendaagse verzorgingsstaat
2.1 Typen verzorgingsstaten
Er zijn 3 typen verzorgingsstaten:

Sociaaldemocratische type
- Uitgebreid stelsel van sociale zekerheid (hoog voorzieningsniveau) met relatief hoge, vrij algemeen toegankelijke uitkeringen. Hiervoor betalen mensen vrij hoge belastingen en premies.
- Overheid probeert actief mensen aan het werk te krijgen en trekt daar veel geld uit.
- Ouderschapsverlof is goed geregeld
- Veel vrouwen hebben een betaalde baan
- Veel mensen werken in de sociale sector
- In Denemarken, Finland, Noorwegen en Zweden

Corporatistische type
- Hoog voorzieningsniveau, maar niet iedereen heeft recht op een uitkering.
- Er bestaan afzonderlijke voorzieningen voor bepaalde beroepsgroepen
- Werkgevers en werknemers spelen een belangrijke rol binnen de verzorgingsstaat
- Werknemers zijn goed beschermd tegen ontslag en zij hebben goede pensioenen

- De inkomens van gezinnen met kinderen worden vooral beschermd
- De voorzieningen voor zorgtaken zijn beperkt
- De arbeidsparticipatie (arbeidsdeelname) van vrouwen en oudere mannen is laag
- In België, Duitsland, Frankrijk, Luxemburg en Oostenrijk

Liberaal type
- Veel lager niveau van voorzieningen
- Aan meer eisen voldoen om een uitkering te krijgen
- Uitkeringen zijn lager en korter
- Overheid trekt weinig geld uit om mensen aan het werk te krijgen
- Voorzieningen voor zorgtaken zijn zo goed als afwezig
- Verenigd Koninkrijk, de VS, Australië en Canada

Latere onderzoekers hebben nog 2 typen onderscheiden:
- Het mediterrane; ruime voorzieningen voor werkenden, maar is uiterst beperkt (Griekenland, Italië, Portugal en Spanje)
- Het nieuwelidstaattype; vormt een combinatie van liberale en corporatistische kenmerken, meestal met weinig voorzieningen

Nederland als mengvorm

De Nederlandse verzorgingsstaat is een mengvorm van het corporatistische en sociaaldemocratische type. De verzorgingsstaat is met vallen en opstaan historische gegroeid. In de politieke partij vormt de verzorgingsstaat vooral een gelijk van sociaaldemocratische en liberale uitgangspunten.

De verzorgingsstaat van Nederland is vooral aan 2 politieke stromingen ontleend. De sociaaldemocratische stroming: gelijkheid, rechtvaardigheid en solidariteit. Liberale stroming: vrijheid, verantwoordelijkheid en de verdelende werking van de markt.

Waarden
Sociaaldemocratische karakter: uitgebreide overheidsingrijpen in het economisch en maatschappelijke leven én uit de betekenis van solidariteit

Liberale karakter: sociaal beleid is gericht op het zo goed mogelijk verzekeren van vrijheid

Eigenlijk hadden ook de christendemocratische politici invloed op de ontwikkelingen van de verzorgingsstaat.

2.2 Het hart: het stelsel van sociale zekerheid
Het stelsel van sociale zekerheid is een belangrijk onderdeel van de verzorgingsstaat. Het belangrijkste doel is inkomensbescherming.

Ingewikkeld
Het stelsel van sociale zekerheid is bijzonder ingewikkeld. Het stelsel bestaat uit:
- Sociale verzekeringen (premie betalen): Het geheel van werknemersverzekeringen en volksverzekeringen, als onderdeel van het stelsel van sociale zekerheid.
- Sociale voorzieningen (belasting betalen): Aanvullende regelingen op de verzekeringswetten, bedoeld voor mensen die niet in aanmerking komen voor een uitkering op basis van sociale verzekeringswetten of die een te lage uitkering ontvangen om van te kunnen leven.

Sociale verzekeringen

De sociale verzekeringen bestaan uit:
- Werknemersverzekeringen: Wettelijke verzekeringen voor mensen die in loondienst werken; onderdeel van de sociale verzekeringen (Werkloosheidswet, Ziektewet etc)

Omslagstelsel: Ieder jaar wordt berekend hoeveel er aan uitkeringen wordt uitgegeven. Vervolgens wordt de benodigde hoeveelheid geld over alle premieplichtigen omgeslagen (UWV).

- Volksverzekeringen: Regelingen in het kader van de sociale zekerheid voor alle burgers (Algemene Ouderdomswet, Algemene nabestaandenwet, Algemene Kinderbijslagwet etc)

Hier geldt ook het omslagstelsel. Alleen niet bij de Algemene Kinderbijslag, want die wordt betaald uit belastinggeld.

Sociale voorzieningen
Sociale voorzieningen zijn een aanvulling op de verzekeringswetten. Er wordt wel nagegaan of de aanvrager nog andere inkomsten heeft en welk huishouden. Een voorbeeld van een sociale voorziening is de Algemene Bijstandswet, later de Wet Werk en Bijstand.

CWI
CWI is de afkorting van Centra voor Werk en Inkomen. De CWI’s proberen zoveel mogelijk mensen aan het werk te krijgen.

Draagkracht
Voor de Tweede Oorlog speelde vooral de verzekeringsgedachte de basis voor verschillende regelingen. Na de Tweede Oorlog vooral de solidariteitsgedachte: ‘de sterke schouders moeten de zwaarste lasten dragen’, hoe meer iemand verdient of bezit, hoe hoger zijn bijdrage aan de volksverzekeringen en de sociale voorzieningen (sociale vangnet).

Verantwoordelijkheidszin

Vertegenwoordigers van hogere inkomensgroepen vonden dat de ‘zwakste schouders’ meer ‘verantwoordelijkheidzin’ moesten tonen. Het sociale vangnet moet natuurlijk niet een soort luilekkerland worden. De regeringen vonden dat de mensen die een uitkering kregen meer verantwoordelijkheidzin moesten hebben. Die regeringen hebben naast bezuinigen op het sociale zekerheidsstelsel ook een actiever arbeidsmarktbeleid gevoerd. Solidariteit krijgt een stiefbroertje: eigen verantwoordelijkheid.

Paragraaf 3 – Werkgevers en werknemers
3.1 Werknemersorganisaties
Toen de industrialisering begon (1860 – 1870) ontstonden de
vakbonden: Werknemersorganisaties, die opkomen voor de belangen van een deel van de werkende, loonafhankelijke beroepsbevolking.

Vakbeweging: Het geheel van werknemersorganisaties binnen de arbeidsverhoudingen.

Dubbele doelstelling
De vakbeweging heeft 2 doelstellingen: Materiële positieverbetering en de volwaardige positie.

Materiële positieverbetering: Hogere lonen, kortere werkdagen, veiligere werkomstandigheden, beter bescherming tegen ontslag, goede pensioenvoorzieningen etc, dit wordt de correctiefunctie genoemd.

Volwaardige positie: Arbeidsorganisaties en samenleving verbeteren, zodat de werknemers volwaardige burgers worden. Bijvoorbeeld algemeen kiesrecht, invoering leerplicht, medezeggenschap op het werk etc. Deze doelstelling wordt de emancipatiefunctie genoemd.

Koepels

Tegenwoordig zijn vakbonden meestal aangesloten bij overkoepelende organisaties. Zoals: Federatie Nederlandse Vakbeweging (de grootste) en Christelijk Nationaal Verbond.

3.2 Werkgeversorganisaties
De eerste werkgeversverenigingen ontstonden in de 20e eeuw.
Werkgeversverenigingen: Organisaties die opkomen voor de belangen van werkgevers binnen de arbeidsverhoudingen.

Arbeidsverhoudingen: De relaties tussen werkgevers, werknemers en de overheid op het gebied van arbeid.

Twee functies
Werkgeversverenigingen vervullen 2 functies:
- Politiek-economische functie: Opkomen voor de gezamenlijke belangen van ondernemers tegenover de overheid
- Belangenbehartigende functie: Behartigen de belangen van werkgevers in onderhandelingen met vakbonden, zoals het afsluiten van collectieve arbeidsovereenkomsten: Arbeidsovereenkomst die wordt afgesloten tussen en of meer werknemersorganisaties en een werkgever of werkgeversvereniging en die geld voor een geheel bedrijf, bedrijfstak of sector.

Werkgeversorganisaties en vakbeweging worden samen de sociale partners genoemd:

Werkgeversorganisaties en werknemersorganisaties, die op het terrein van de arbeidsverhoudingen door onderhandelen met elkaar tot afspraken proberen te komen.

Belangen
Werkgevers en werknemers hebben niet altijd dezelfde belangen. Soms ook wel. Zoals de continuïteit van het bedrijf, veilig produceren en kwalitatief goede producten. Ze hebben verschillende middelen om hun belangen te behartigen. Werknemers: onderhandelingen, prikacties, stakingen en lobbyen bij de overheid. Werkgevers: investeringen doen, personeel ontslaan en lobbyen.

3.3 Sociale partner en overheid
De overheid vervult de volgende rollen:
- Overlegpartner
- Werkgever
- Regelgever
- Initiator: de overheid heeft een verantwoordelijkheid voor de economie als geheel, bijv. voor de beheersing en herverdeling van inkomens of het handhaven van een stabiel prijspeil.

Overeenstemming
In Nederland proberen de sociale partners en de overheid conflicten niet op de spits te drijven. Zo wordt er ook weinig gestaakt. Poldermodel: Algemeen: het oplossen van problemen door overleg met veel betrokkenen en streven naar consensus en compromis. Specifiek: de economische politiek van uitgavenbeheersing en loonmatiging, mogelijk gemaakt door een consensuscultuur.
Samenwerking en overleg

De Sociaal-economische Raad is een adviesorgaan van de overheid op sociaaleconomisch gebied. Werkgevers, werknemers en kroonleden hebben ieder een derde van de zetels. De kroonleden worden benoemt door de regering, en let daarbij op de maatschappelijke opvattingen van de kandidaten.

Iedereen nodig
Stichting van de Arbeid: ‘Werkgevers: houdt uw poorten open. Werknemers: vervult uw plicht. Het Vaderland heeft allen nodig. Een nieuwe toekomst ligt voor ons. Aan den Arbeid!’

Uitvoering en toezicht
De sociale partners speelden niet alleen een rol bij het overheidsbeleid en de arbeidsverhoudingen, maar ook een rol bij de uitvoering van de regelingen van de verzorgingsstaat en de toezicht daarop.

Vroeger: De sociale partners namen de uitvoering (en controle) voor hun rekening. Zij hadden daarbij hun eigen belangen op het oog.

Explosieve stijging
Door de sterke economische crisis nam de instroom in de WAO enorm toe. De uitvoering van de werknemers verzekeringen werd aangepast. De invloed van de sociale partners werd flink teruggedrongen. Zo kwam het toezicht op het terrein van de sociale zekerheid en arbeidsvoorziening onder toezicht van Inspectie Werk en Inkomen.

Paragraaf 4 – Sociale burgerrechten en –plichten
4.1 Sociale burgerrechten
De sociale grondrechten zijn: het recht op sociale zekerheid, onderwijs, geneeskundige hulp en verzorging. Universalisering: ontwikkeling van deze rechten, uitbreiding van de werkingssfeer tot de hele bevolking.


Sociale rechtsstaat: Een rechtsstaat waar persoonlijke vrijheid en bescherming tegen wikkekeurig overheidsoptreden centraal staan.

De overheid heeft een inspanningsverplichting: zij streeft naar doelstellingen (zoals onderwijs, volledige woongelegenheid, werkgelegenheid etc.) en maakt daarvoor ondersteunende wetten en regels.

4.2 Wat zijn burgerplichten?
Er zijn rechten en plichten. Een burger heeft bijvoorbeeld recht op sociale voorzieningen, maar de plicht is om daar premies voor te betalen. Dit is een voorbeeld van een formele plicht. Een voorbeeld van een morele verplicht is bijvoorbeeld de verzorging van zieke familieleden, vrienden of buren. Dit heet informele zorg (ook wel mantelzorg).

Vrijwilligerswerk
Veel mensen zien het ook als een morele plicht om vrijwilligerswerk te doen. Burgerschapsidee: Als burgers veel verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen sociaal welzijn, en die verantwoordelijkheid toeneemt, dan hoeft de overheid een minder centrale rol in de verzorgingsstaat te vervullen.

4.3 Burgerplichten vanzelfsprekend?
Nederlanders lijken het bieden van informele zorg aan elkaar vanzelfsprekend te vinden. Of er in de toekomst voldoende hulpverleners zullen blijven is de vraag (ontgroening en vergrijzing).

Paragraaf 5 – Politieke opvattingen over de verzorgingsstaat
5.1 Problemen van de verzorgingsstaat
Er zijn 3 hoofdproblemen in de verzorgingsstaat:
- Economische problemen: financiële onbetaalbaarheid
- Politiek-bestuurlijke problemen: bestuurlijke onbeheersbaarheid
- Sociaal-culturele problemen: veranderende gedragspatronen


Economische problemen: financiële onbetaalbaarheid
De verzorgingsstaat is enorm gegroeid toen de economie goed ging, maar de overheid kon de uitgaven niet betalen. Toen de economie slechter ging, kwam het besef dat het niet zo verder kon. Als het zo door zou gaan dan zou het hele nationale inkomen opgaan aan uitgaven in de gezondheidzorg.

Politiek-bestuurlijke problemen: bestuurlijke onbeheersbaarheid
De regelingen van de verzorgingsstaat zijn ingewikkeld en ondoorzichtig. De organisaties houden zich ook steeds met meer zaken bezig. De overheid had de grootst mogelijke moeite om deze grote bureaucratieën te besturen. De beheersbaarheid werd een groot probleem.

Sociaal-culturele problemen: veranderende gedragspatronen
De verzorgingsstaat wist niet goed raad met de individualisering: Sociaal-culturele ontwikkeling waardoor de zelfstandigheid en keuzes van het individu een steeds centralere rol in de sociale en politieke verhoudingen gaan spelen.

Verandering van leefvormen: Traditionele gezin, alleenstaanden, samenwonenden groeiden sterk. Veel vrouwen gingen aan het werk.

Gelijkheid tussen vrouwen en mannen was er niet. Vrouwenbeweging: discriminerende wet- en regelgeving.

Berekend of calculeren gedrag: burgers die uitzoeken hoe zij maximaal gebruik kunnen maken van allerlei regelingen, jagen de kosten van de verzorgingsstaat omhoog.

5.2 Politiek-ideologische opvattingen over sociaaleconomische kwesties
We bekijken de politiek-ideologische opvattingen van 4 stromingen over de volgende 2 onderwerpen: 1. Sociaaleconomische vraagstukken
2. De rol van de overheid op sociaaleconomisch gebied


A. Liberale visie (VVD en D66 minder)
- Vóór de markteconomie: vraag en aanbod
- Vóór vrije ondernemingsgewijze productie: burgers dienen de vrijheid te hebben om zelf te bepalen wat zij op de markt gaan aanbieden
- Vóór concurrentie: betere prestaties
- Vóór het terugdringen van de rol van de overheid

Sociaalliberalen
De sociaalliberalen komen meer in de buurt van de sociaal democraten. Deze stroming is voorstander van een grotere rol voor de overheid.

B. Sociaaldemocratische visie (SP)
- Vóór spreiding van kennis, inkomen en macht. Dus tegen ongelijkheid.
- Vóór een zekere mate van planning: de economie en de arbeidsmarkt functioneren niet automatisch zo als het hoort, maar moet als het nodig is worden bijgestuurd
- Vóór selectieve groei: economische groei is niet onder alle omstandigheden acceptabel, er moet rekening worden gehouden met milieu en belasting
- Vóór democratisering: de sociale ongelijkheid op het gebied van werk (medezeggenschap) is belangrijk voor de arbeidsmotivatie


Gemengde economie
Sociaaldemocraten zijn voorstander van een gemengde economie, waarbij overheid en markt een belangrijke rol spelen.

C. Christendemocratische visie (CDA, CU en SGP)

- Gespreide verantwoordelijkheid: naast de overheid hebben ook de burgers een verantwoordelijkheid
- Rentmeesterschap: God heeft de mens geschapen als rentmeester op aarde, om al het geschapene in verantwoordelijkheid te beheren
- Gerechtigheid (rechtvaardigheid): men dient volgens Gods wetten de gerechtigheid in het oog te houden
- Solidariteit: het is een plicht van naastenliefde om van het overtollige overvloedig aan de armen te geven

Gespreide verantwoordelijkheid

De problemen van de verzorgingsstaat moeten worden opgelost door minder overheidsbemoeienis en een groter beroep op de verantwoordelijkheid van individuen en het maatschappelijk middenveld.

D. Ecologische visie (Groen Links, ook bij sociaaldemocratische stroming)
- Economie van het genoeg: niet meer zo streven naar economische groei, er moet meer worden gedacht aan het milieu, zoals het versterkt broeikaseffect
- Kleinschaligheid: niet meer grootschalig produceren, want dat leidt tot nutteloze producten en vervuiling

- Kringloopeconomie: veel producten worden al snel afgedankt, maar dat moet anders door bijvoorbeeld recycling.

Duurzaamheid
In de ecologische visie is het de taak om alle voorrang te geven aan een duurzame economie.

Paragraaf 6 – Verbouwing van de verzorgingsstaat
6.1 Nationaal beleid
De problemen van de verzorgingsstaat hebben geleid tot een grondige verbouwing van de verzorgingsstaat. Zoals het invoeren van een prijsbeleid en volumebeleid om greep te krijgen op de stijgende kosten.

Prijsbeleid (1975-1985)
Doordat de economie niet goed ging, steeg de werkloosheid. Ook was er vergrijzing, hierdoor steeds de toename van het aantal AOW-uitkeringen enorm. Hierdoor kwam de overheid is ernstige betalingsproblemen. Prijsbeleid had een oplossing: de uitkeringen werden verlaagd, en ze gingen niet langer jaarlijks omhoog met de stijging van de lonen. Maar ondanks de maatregelen bleven de uitgaven voor sociale zekerheid stijgen.

Volumebeleid (vanaf 1985)

Het recht op werkloosheidsuitkeringen werd beperkt en arbeidsongeschikten werden opnieuw gekeurd op basis van strengere eisen. Hierdoor kwamen ze eerder in de bijstand terecht (veel lagere uitkeringen dan de WAO-uitkering).

Meer weerbaarheid van burgers
De toegenomen welvaart van de bevolking betekende volgens beleidsmakers dat de burgers financieel meer weerbaar waren. Wettelijke plichten werden ingevoerd om de zelfredzaamheid van de bevolking te bevorderen, zoals de sollicitatieplicht voor mensen in de bijstand.

Privatisering en concurrentie
Ook werkgevers en uitkeringsinstanties van de sociale zekerheid kregen met nieuwe plichten te maken. Een aantal uitkeringsinstanties werd geprivatiseerd. Deze werken nu bestuurlijk onafhankelijk van de overheid en krijgen met concurrentie te maken waardoor ze efficiënter moeten werken.

Voortgaande herstructurering
De coördinatie van de verzorgingsstaat verschuift steeds meer van de staat naar andere coördinatiemechanismen: de markt en de burgers zelf (Civil society)

Zorgstelsel 2006
Met het nieuwe zorgstelsel wordt de concurrentie tussen zorgverzekeraars bevorderd. De werking van de markt zou het zorgstelsel goedkoper moeten maken door zorgverzekeraars op kwaliteit en prijs te laten concurreren met elkaar.

Van landelijk naar lokaal
De overheid wil ook een deel van haar taken aan de gemeenten overlaten. De gemeenten weten beter welke hulp precies nodig is, en verspillen dus minder geld.

Jongerenwerk

De wet is ook voor jongeren van belang, want het jongerenwerk valt er ook onder. Na school moeten de jongeren ergens terecht kunnen, bijv. op een jongerencentrum of een gemeentelijke commissie of via de rechter.

REACTIES

H.

H.

tip top in orde! :3

12 jaar geleden

B.

B.

is dit havo of vwo?

10 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.