Thema 1 en Thema 2 (2.1 t/m 2.6)

Beoordeling 8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 3448 woorden
  • 13 november 2021
  • 4 keer beoordeeld
Cijfer 8
4 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode
ADVERTENTIE
Stap in jouw toekomst

Kom naar de Open Avond van Inholland op woensdagavond 29 maart van 17:00 - 20:00 uur. Proef de sfeer en ontdek onze opleidingen.

Meld je aan!

Maatschappijleer sm

1.1 maatschappelijke vraagstukken

Individu: een iemand

Collectief: een groep

Compromis: een overeenkomst waarbij alle partijen iets toegeven.

Waarden: Belangrijke principes die mensen willen nastreven.

Idealen: Zaken die je graag zou willen bereiken in je leven.

Normen: Opvattingen over hoe je je op basis van bepaalde waarde moet gedragen.

Belang: Voordeel of nadeel dat iemand ergens bij heeft.

Dilemma: Een lastige keuze uit twee of meer alternatieven die allemaal duidelijke nadelen hebben.

Macht: het vermogen om het gedrag van anderen dwingend te beïnvloeden.

Gezag: geaccepteerde macht

Sociale ongelijkheid: een ongelijke verdeling van maatschappelijke kansen, inkomen, en politieke macht.

Sociale cohesie: de mate waarin mensen door onderlinge bindingen het gevoel hebben bij elkaar te horen.

Interdependentie: mensen zijn afhankelijk van elkaar.

Omdat we niet alleen op een eiland wonen moeten we rekening met elkaar houden en afspraken maken oftewel regels en wetten.

Die regels kunnen veranderd worden doormiddel van verkiezingen.

Vaak zijn verschillende groepen het niet met elkaar eens en sluiten ze een compromis.

Onze standpunten en ideeën worden bepaald door waarden.

Uit waarden kunnen idealen ontstaan.

Waarden zorgen voor gedragsregels, normen

Wanneer is iets een maatschappelijk vraagstuk:

  1. Heeft gevolgen voor grote groepen mensen
  2. Mensen hebben tegengestelde belangen
  3. Gemeenschappelijke oplossing (vaak door de overheid)

Maatschappelijke vraagstukken worden altijd opgelost met de normen , waarden en belangen van dat moment.

Het constant veranderen van de normen, waarden en belangen heet de dynamiek van de samenleving.

Dit wil je ook lezen:

Als iemand macht heeft die in regels en wetten is vastgesteld is het formele macht zo niet dan is het informele macht.

Als er een sterk wij-gevoel is spreken we van sociale cohesie.

—————————————————————————————————————-

1.2 Kennis van zaken

Referentiekader: alles wat je bezit aan kennis, ervaringen, normen, waarden en gewoonten.

Persvrijheid: de vrijheid hebben om te publiceren zonder gehinderd te worden door de overheid of andere belanghebbenden.

Censuur: berichtgeving in een land wordt gecontroleerd.

Manipulatie: het opzettelijk weglaten of verdraaien van feiten zonder dat de ontvanger dit merkt.

Stereotypering: een vaststaand beeld van een groep mensen aan je allemaal dezelfde kenmerken toeschrijft.

Discriminatie: het anders behandelen van individuen of groepen op grond van kenmerken die in de gegeven situatie van belang zijn.

Privacy: het recht op een privéleven.

De media zijn de belangrijkste zenders van informatie, maar door de digitalisering weet je niet of die informatie klopt. Vanwege het grote belang van informatie wordt onze samenleving ook wel informatiesamenleving genoemd.

Om te checken of de informatie die je hebt gekregen betrouwbaar moet je jezelf deze vragen stellen

  1. Wie is de zender
  2. Met welk doel is het bericht verzonden
  3. Is de informatie actueel
  4. Welke bronnen worden er gebruikt
  5. Wordt er gebruik gemaakt van hoor en wederhoor (worden alle betrokkenen gehoord)
  6. Komt de informatie overeen met andere bronnen

Informatie die we krijgen is niet altijd objectief soms zijn het meningen en denk je dat het feiten zijn. Dit is een fout van de zender. Maar ook als ontvanger kunnen we een fout maken, dit komt door je referentiekader.

Nieuwe informatie pas je bewust of onbewust aan je referentiekader aan dit heet selectieve perceptie.

Journalisten hebben persvrijheid daar hoort ook vrijheid van nieuwsgaring bij: Journalisten moeten toegang krijgen tot belangrijke documenten en zonder bemoeienis van de overheid deze kunnen publiceren.

Er zijn drie vormen van manipulatie

  1. Propaganda: bewust eenzijdige informatie gegeven met als doel de mening van mensen te beïnvloeden. Vaak gebruikt voor politieke doeleinden
  2. Indoctrinatie: langdurig, systematisch en dwingend eenzijdige opvattingen opdringen met de bedoeling dat het publiek deze kritiekloos accepteert. Vaak gebruikt in dictaturen
  3. ‘Normale’ manipulatie: het opzettelijk weglaten of verdraaien van feiten zonder dat de ontvanger dit merkt. Dit gebeurt overal.

Gemanipuleerde informatie kan grote gevolgen hebben voor je wereldbeeld. Als er constant een bepaalde etniciteit genoemd wordt bij een bepaalde gebeurtenis, kan dit zorgen voor stereotypen en vooroordelen. Stereotypen en vooroordelen leiden vaak tot discriminatie.

Discriminatie is slecht voor de sociale cohesie.

Cultivatietheorie gaat over dat doordat we via massa media bepaalde waarde, kennis en ervaringen krijgen, er een pseudo-realiteit ontstaat waarbij het verschil tussen echt en nep niet meer kunnen zien. Voorbeeld een soapacteur op straat aanspreken en zeggen dat hij moet stoppen met zijn vrouw slaan terwijl dat gebeurde in een aflevering.

Agendasettingtheorie zegt dat de media geen invloed hebben over wat we denken maar wel waarover we denken.

Framingtheorie is een variant van de agendasettingtheorie, deze theorie zegt dat de media een onderwerp van een bepaalde invalshoek presenteert om zo je mening over dat onderwerp te beïnvloeden. De manier waarop bepaalde onderwerpen worden belicht heet mediaframe. Dit wordt bepaald door een journalist (bij het nieuws). De ontvangers kunnen bepaalde informatie op die manier op gaan nemen en er ook zo over gaan denken, wat zelfs zou kunnen zorgen voor vooroordelen.

——————————————————————————————————————

Thema 2.1 Idee en oorsprong van de rechtsstaat

Totalitaire staat:

Politie staat: mensen zijn bang voor de politie en om afgeluisterd te worden.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen

Rechtsstaat: een staat waarbij burgers met grondrechten worden beschermd tegen machtsmisbruik en willekeur van de overheid.

Rechtszekerheid: weten waar je aan toe bent omdat iedereen zich aan de regels moet houden.

Sociaal contract: tot afspraken komende om in natuurlijke vrijheid en gelijkheid te kunnen leven.

Nederland is een blij land dit is vaak niet in een totalitaire staat waarbij de staat alles voor mensen bepaald. Hier is er geen vrijheid en of vertrouwen vaak is een totalitaire staat ook corrupt en een politiestaat.

Nederland is een democratische rechtsstaat dat zorgt voor twee dingen: we hebben vrije verkiezingen, een rechtsstaat garandeert bescherming tegen machthebbers.

In een rechtsstaat is er ook veel vertrouwen en wederkerigheid (voor wat hoort wat) kijk maar naar het omslagstelsel.

Er is ook vertrouwen tussen de staat en mensen, de staat verwacht dat mensen zich aan de regels houden en de mensen verwachten dat ook van de staat oftewel rechtszekerheid.

Hoe is de rechtsstaat ontstaan.

In de 16e en 17e eeuw was er uitbuiting, sociale ongelijkheid en een absolute monarchie.

In de 18e eeuw was er verzet tegen dit soort ongelijkheid.

Filosofen bedachten sociaal contract voor afspraken en zodat iedereen wist wat de regels waren.

Maar hoe weet je of de ander zich wel aan de regels houdt. Daarom moest er een onpartijdige partij komen de staat, de staat heeft evenveel macht als de partijen (de mensen) aan de staat geven. Om te voorkomen dat de staat toch nog alle macht pakt komt er een machten scheiding (trias politica).

Beginselen van de rechtsstaat:

Alle mensen zijn in vrijheid en gelijkheid geboren.

De mensen sluiten gezamenlijk een vredeakkoord, het sociaal contract.

De staat kan het sociaal contract aan mensen afdwingen.

Trias politica.

——————————————————————————————————————

2.2

Nachtwakersstaat: een staat die zich voornamelijk inzet voor bewaking van de veiligheid van de burgers en de noodzakelijke voorwaarden realiseert voor economische groei.

Wederkerige erkenning: (voorbeeld) Als jij je vrijheid van godsdienst opeist dan moet je ook accepteren dat andere mensen dat ook willen.

Behoudens ieders verantwoordelijkheid voor de wet: jouw vrijheidsrechten mogen niet leiden tot schade of vrijheidsbeperkingen van een ander.

Horizontale werking: als burgers zich tegenover elkaar op hun grondrechten beroepen (dit kan ook zijn tussen bedrijven of andere instanties).

Verticale werking: als grondrechten door burgers kunnen worden uitgeoefend tegenover de staat

Wat doet de grondwet:

Begrenst de macht van de staat en garandeert daarmee de vrijheden van burgers

Legt de fundamentele rechten van burgers vast

Geeft aan hoe de belangrijkste organen van de staat in grote lijnen zijn georganiseerd.

Drukt de eenheid van de natie uit. Binnen het staatsverband vormen alle burgers., ondanks alle verschillen, toch een eenheid.

De Staatsregeling van de Bataafse Republiek is een soort van voorloper van de grondwet (gekomen door de Franse bezetting).

In 1814 werd Nederland een constitutionele monarchie.

In 1848 werd de grondwet door Thorbecke veranderd, vergroot en kreeg de koning minder macht maar werd hij ook onschendbaar. Ook kwamen er directe verkiezingen. Nederland werd ook wel een Nachtwakersstaat genoemd.

Door meer grondrechten kwamen er bewegingen die ook meer rechten wilde zoals algemeen mannenkiesrecht en daarna ook voor vrouwen.

We hadden in Nederland heel lang alleen klassieke rechten, voorbeelden zijn: gelijke behandeling, persoonlijke vrijheid (privacy en godsdienst) en politieke vrijheid. Na de 2e wereldoorlog golden alle normale wetten weer maar mensen waren bezig met het maken van sociale rechten. In 1983 kregen mensen sociale grondrechten, voorbeelden daarvan zijn: werkgelegenheid, sociale woningbouw en onderwijs. Nederland is vanaf dat moment een sociale rechtsstaat of een verzorgingsstaat.

Verschillen tussen sociale en klassieke grondrechten

Je kan je beroepen op een klassiek grondrecht (bij een rechter) en niet op een sociaal grondrecht.

Sociale grondrechten kwamen pas in 1983.

De overheid moet echt moeite doen om sociale grondrechten waar te kunnen laten maken.

Grondrechten hebben geen absolute gelding, ze kunnen in enkele gevallen bepaalde grondrechten beperken.

—————————————————————————————————————

2.3

Recht: Alle vastgelegde wetten

Rechtsorde: alle rechtsregels en rechtsbeginselen en de manier waarop het recht is georganiseerd.

Legaliteitsbeginsel: houdt in dat iemands vrijheid alleen ingeperkt kan worden als de rechtmatigheid van die beperking is vastgelegd in wetten en regels die door het parlement zijn aangenomen.

De filosofen van het sociaal contract maakte de wet zo dat de staat zich ook an de wetten moest houden. Dit is een Heerschappij van de wet. Dit zorgde voor rechtszekerheid.

Normen en gedragsregels komen vaak van geloof, tradities en gewoonten. Wetten zijn niet alleen voor orde, maar ontstaan ook uit normen en gedragsregels. Wetten worden ook steeds verandert naar onze opvattingen (vb homohuwelijk)

Om de kwaliteit van wetten en de bereidwilligheid van mensen om zich aan die wetten te houden te waarborgen moeten wetten aan deze eisen voldoen:

Wetten moeten algemeen zijn.

Wetten moeten openbaar en begrijpelijk zijn.

Wetten mogen geen onmogelijke eisen stellen.

Wetten mogen niet met terugwerkende kracht worden toegepast.

Wetten mogen niet onderling tegenstrijdig zijn.

Wetten mogen niet te vaak worden veranderd.

De toepassing van wetten moet redelijk, billijk en zorgvuldig zijn.

Het legaliteitsbeginsel heeft dus twee belangrijke kenmerken:

Alle overheidshandelen berust op wetgeving.

De wetgeving voldoet aan de genoemde kwaliteitseisen.

Begin negentiende eeuw was er een nachtwakersstaat. Hierin is de vrijheid van de burger en de economische vrijheid belangrijk.

Door de sociale grondrechten kreeg de overheid veel meer taken, ook moesten veel dingen lokaal veranderd worden en waren landelijke wetten dus niet handig. De overheid besloot daarom dus om het maken van wetten te delegeren naar de provincies en gemeenten.

Veel wetten voldeden niet aan de eisen, daarom kwam er een nieuwe wet waarin stond dat de overheid beter na moet denken als ze een nieuwe wet in gaan voeren. Deze wet heet de AWB, Algemene Wet Bestuursrecht.

De overheid zat nog steeds met een heleboel taken, de overheid besloot daarom om belangrijke taken naar de markt of naar private ondernemingen over te zetten. Hierbij mochten die ondernemingen regels maken, er is alleen wel een toezichthouder die alles checkt.

De overheid maakt regels voor markten om er zo voor te zorgen dat alles eerlijk gaat, zodat het een goed werkende markt isen dat de privacy van de consument wort beschermd. Ook mogen er bijvoorbeeld geen prijsafspraken gemaakt worden.

Omdat het moeilijk is om multinationals te laten boeten voor wat ze hebben gedaan (als land) is er de EU en die kan hoge boetes opleggen.

Horizontale richting is privaatrecht oftewel tussen burgers onderling.

Verticale richting is publiekrecht oftewel tussen burgers en de overheid.

——————————————————————————————————————

2.4

Het vierde kenmerk van een rechtsstaat is trias politica oftewel machtenscheiding.

Rassen- klassenjustitie: vooroordelen over ras of sociale afkomst door een rechter in een rechtszaak waardoor iemand benadeeld kan worden.

Trias politica is bedacht door Montesquieu.

Trias politica is ontstaan zodat niet een iemand alle macht heeft maar het is verdeeld. Zelfs als alle macht verdeeld is kan er nog steeds machtsmisbruik zijn, daarom bedacht Montesquieu checks and balances.

De machten controleren elkaar.

De wetgevende macht checkt de uitvoerende macht, dit kan door iemand op te roepen.

De rechterlijke macht checkt de wetgevende macht, dit kan door wetten te toetsen met internationale verdragen en met grondrechten als de wetten zijn gemaakt door gemeentes ofzo dus niet het parlement.

De rechterlijke macht controleert ook de uitvoerende macht, dit kan door te kijken of de uitvoerende macht zich wel aan de regels houdt.

De wetgevende macht kan ook weer de rechterlijke macht controleren, dit kan door een wet te veranderen.

Nederland heeft geen strikte trias politica omdat de regering zowel wetten kan indienen (en ze ook moet ondertekenen) als ze uitvoeren.

Er is gelukkig wel onderlinge controle in het parlement, door de eerste kamer.

De wetgevende macht heeft ook wat belangrijke termijnen overgegeven aan de EU, met name economische en monetaire gebieden.

Het ambtenaren apparaat noemen we soms ook wel de vierde macht, die voeren alles uit wat de ministers zeggen.

Het parlement kan een parlementaire enquetecommissie stellen, hiermee kan de wetgevende macht precies uitzoeken waar ambtenaren hun bevoegdheden hebben overschreden.

De macht van ambtenaren ligt ook in hun discretionaire bevoegdheid, sommige gevallen zelfstandig beslissing te nemen over hoe een wet wordt toegepast omdat het een open norm is. Vb. Een politieagent kan zelf beslissen of hij iemand wil oppakken of niet, dit kan zorgen voor rechtsongelijkheid en rechtsonzekerheid. Maar heeft ook als voordeel dat in sommige gevallen recht kan worden gedaan.

Rechters moeten onpartijdig en onafhankelijk zijn.

De rechterlijke macht voert zijn controlerende tegenmacht uit door rechtsbescherming te bieden aan burgers. De rechter bepaald of in conflicten de overheid goed heeft gehandeld of niet.

Er is ook controle binnen de rechterlijke macht door het gerechtshof (in hoger beroep) en de hoge raad (in cassatie gaan).

Samenspel tussen de machten is er door controle. Alle machten hebben met elkaar te maken. Vb. Door een wet (wetgevende macht) moet iedereen die 14 of ouder is een id-bewijs mee hebben als hij buiten is, voor de veiligheid. De politie checkt dit bij een aanhouding. (Uitvoerende macht). Als je bijvoorbeeld geen licht op je fiets hebt en je hebt ook geen id mee, dan krijg je een boete voor beide maar is dat dan wel eerlijk want is een id belangrijk als je op de fiets bent zonder licht (vorm je dan een gevaar).

Omdat de wetgevende macht meestal geen strikte wetten maakt maar kaderwetten, doelen die gehaald moeten worden en dan moet de uitvoerende macht die uitvoeren door regels toe te voegen, maakt heeft de uitvoerende macht eigenlijk ook een beetje wetgevende macht en dat zet de democratie onder druk.

Doordat de overheid veel regels maakt, is het soms niet duidelijk waar mensen aan toen zijn en wordt het belang van een onpartijdige rechter nog belangrijker. Soms is het voor een rechter heel moeilijk om dan te beslissen ze raadplegen dan vaak jurisprudentie, alle eerdere uitspraken van alle rechters samen. Als dit niet werkt dan moet een rechter zelf nagaan of grondrechten ten onrechte zijn beperkt.

Je hebt drie machten:

Uitvoerende macht, voert gemaakte wetten uit vb. Regering, politie, lokaal bestuur.

Wetgevende macht, maakt wetten vb. Parlement

Rechterlijke macht, bepalen of iemand schuldig is of niet, rechters

——————————————————————————————————————

2.5

2/3 van alle rechtszaken gaan over het privaatrecht.

Vanaf je 18de kan je een rechtszaak tegen iemand aanspannen.

Alle wetten over het privaatrecht zijn opgeschreven in het Burgerlijk Wetboek, bij privaatrecht gaat het steeds om wederzijdse rechten en plichten, als huurder heb jij de beschikking tot een huis, maar moet je wel de huur betalen en de huurbaas moet op zijn beurt zorgen voor veilige gas en elektraleidingen.

Tot het privaatrecht horen onder meer:

Personen en familierecht, vb. Huwelijk, scheiden, adopteren.

Ondernemingsrecht, voorwaarden om een stichting te kunnen starten ofzo.

Vermogensrecht, alles wat te maken heeft met vermogen/geld zoals arbeidsovereenkomst of erfenis.

Hoe verloopt een rechtszaak:

  1. Je stuurt, als eiser,een dagvaarding (brief) naar de gedaagde. Dit gaat via een deurwaarder. Op zo’n dagvaarding staat, naam eiser, de eis, de motivatie van de eis, tijdstip en plaats rechtszaak.
  2. Uitspraak, de rechter kan een van de twee partijen gelijk geven, en daar nog iets bij doen. Vb. Dwangsom (elke keer dat hij het nog een keer doet, moet hij je een bedrag betalen) of loonbeslag (hij moet gelijk een schadevergoeding betalen).

Als de rechtszaak niet zo groot is hoeven de eiser en de gedaagde geen advocaat te hebben en hoeven ze ook niet bij de rechtszaak zelf te zijn.

Als de rechtszaak haast heeft kan iemand een kortgeding aanspannen, een versnelde en vereenvoudigde procedure. Als je het dan niet eens bent kan je daarna een bodemprocedure (een normale rechtszaak met een definitieve uitspraak) aanvragen.

Tot het publiekrecht behoren de volgende drie gebieden:

Het Staatsrecht, dit regelt de inrichting van de Nederlandse staat zoals de grondwet, bevoegdheden van ministers, de rechten van 2e kamerleden en de kieswet.

Het strafrecht, maximale straffen

Het bestuursrecht, betrekking op de overheid

Het bestuursrecht heeft te maken met de regels waar de overheid zich aan moet houden op bepaalde gebieden. Voorbeelden zijn het geven van vergunningen, van uitkeringen, de behandeling van asielaanvragen en verblijfsvergunningen en het innen van belastingen. Hier zijn allemaal regels voor en de overheid moet zich daar aan houden.

Als je het niet eens bent met een uitspraak van een rechter kan je in hoger beroep gaan en daarna nog in cassatie gaan.

——————————————————————————————————————

2.6

Misdrijf: ernstig strafbare feiten, zoals moord, mishandeling en verkrachting.

Overtreding: door rood rijden of overlast.

Als de overheid criminaliteit wil bestrijden moeten ze rekening houden met 2 dingen: legaliteitsbeginsel en grondrechten.

Om te voorkomen dat grondrechten niet geschonden worden gelden de volgende regels:

Je hebt recht op een eerlijk proces van een onpartijdige/onafhankelijke rechter.

Je hebt onschuldig tot het tegendeel is bewezen.

Er zijn regels voor de behandeling van verdachten, vb niet zomaar vasthouden.

Iedereen heeft recht op een advocaat.

Legaliteitsbeginsel en strafrecht

Door het legaliteitsbeginsel kan de overheid niet alles doen.

Je kan niet veroordeeld worden voor iets wat volgens de wet niet strafbaar is.

De strafbepaling (het strafbare) moet duidelijk omschreven zijn.

Ne bis in idem-regel, je kan niet twee keer voor hetzelfde vergrijp gestraft worden.

Er is een maximumstraf per delict.

Je wordt soms niet gestraft als je ontoerekeningsvatbaar was of het was noodweer.

Verjaring, je kan niet jaren later nog voor een bepaald misdrijf vervolgd worden, dit omdat het verkrijgen van betrouwbaar bewijs dan lastiger is.

Bij een misdrijf krijg je een strafblad en blijft het daarop staan terwijl dat bij een overtreding niet is ook zijn de straffen op overtredingen lager.

Bij een strafproces zijn en 6 fasen (nadat bekend is dat iemand een misdrijf heeft gepleegd).

  1. Aanhouding
  2. Opsporing (onderzoek naar misdrijf) onder leiding van officier van justitie
  3. Vervolging door OM
  4. Berechting door rechter(s)
  5. Hoger beroep of cassatie
  6. Uitvoering van straf

Het OM stuurt de politie in het onderzoek en zegt of diegene vervolgdmoet worden of niet.

De politie kan je staande houden en aanhouden als je op heterdaad bent betrapt.

Alle informatie die de politie heeft verzameld gaat in het proces-verbaal, die vervolgens naar een officier van justitie wordt gestuurd (OM) en hij bepaalt of de zaak voor de rechter komt.

Voor sommige bevoegdheden heeft de politie toestemming nodig omdat het grondrechten schendt, zoals een woning binnen treden, een woning grondig onderzoeken, speciale persoonsgegevens opvragen, infiltratie in misdaadorganisaties.

Een verdachte kan 9 uur vastgehouden met een verlening van maximaal twee keer (met toestemming van rechter-commissaris) als de verdachte nog langer moet blijven dan heet dat voorarrest (dit kan alleen met toestemming van officier van justitie). Dit kan maximaal 110 dagen.

Het OM kan verschillende dingen met een zaak doen:

  1. Seponeren, niks mee doen
  2. Transactie (Schikking), geldboete
  3. Strafbeschikking, zelf een straf opleggen
  4. Vervolgen, voor de rechter laten komen

Door de professionalisering van misdaad, zijn de opsporingsbevoegdheden gegroeid. De vraag is of de overheid hiermee niet te veel macht krijgt.

De Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden (BOB) geeft de politie soms de bevoegdheid om tot inkijkoperaties, ook mag de politie soms met toestemming infiltreren in misdaadorganisaties en soms iets illegaals doen zoals drugs smokkelen om geloofwaardig te lijken voor de criminelen als ze undercover zijn.

Een voorbeeld van een (mogelijke) uitbreiding van opsporingsbevoegdheden is: Computercriminaliteit 2. In deze wet staat dat de politie in sommige gevallen webcams en microfoons mogen hacken voor de veiligheid. Tegenstanders zeggen dat dit de privacy schendt.

Bij terrorisme gelden er andere regels, daarbij hoeft er geen redelijk vermoeden zijn om iemand op te pakken maar is een aanwijzing dat iemand iets voorbereidt al genoeg.

De wetgever heeft het OM de mogelijkheid tot vervolgen gegeven om zo de werkdruk te verlichten. Dit is, zoals ik al zei, niet goed. Volgens de verdeling der machten moet de rechterlijke macht onafhankelijk zijn van deuitvoerende macht. Een voorbeeld hiervan is als je op de nationale terroristenlijst komt, je kan daar opgezet worden door opsporingsdiensten voordat een rechter een uitspraak heeft gedaan en krijgt daarbij te maken met allemaal sancties.

De wetgever heeft het OM de mogelijkheid tot vervolgen gegeven om zo de werkdruk te verlichten. Dit is, zoals ik al zei, niet goed. Volgens de verdeling der machten moet de rechterlijke macht onafhankelijk zijn van deuitvoerende macht. Een voorbeeld hiervan is als je op de nationale terroristenlijst komt, je kan daar opgezet worden door opsporingsdiensten voordat een rechter een uitspraak heeft gedaan en krijgt daarbij te maken met allemaal sancties.

Bij de uitbreiding van opsporings en vervolgingsbevoegdheden is het telkens de vraag of het inperken van vrijheid/privacy voor meer veiligheid goed en eerlijk is. En zorgt een bepaalde inperking ook wel echt voor meer veiligheid. De meningen bij politici zijn hier erg over verdeeld.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.