Socialisme
Vrijheid en gelijkheid betekenen pas echt iets als mensen ook gelijke kansen hebben. Mensen moeten solidair met elkaar zijn: de sterkste schouders moeten de zwaarste last dragen. Het doel van socialisten was een eind maken aan de armoede en de ongelijkheid. Over de vraag hoe ze het doel van gelijkheid het beste konden bereiken raakten de socialisten verdeeld:
- Communisten wilden dat arbeiders door een revolutie alle macht zouden overnemen.
- Sociaaldemocraten wilden maatschappelijke verbeteringen bereiken langs parlementaire weg.
Sociaaldemocraten nu zijn niet tegen de vrijemarkteconomie, maar vinden nog steeds dat kennis, inkomen en macht eerlijker verdeeld moeten worden. De verzorgingsstaat moet om die reden volgens hen in stand gehouden en liefst uitgebouwd worden. Omdat ze voor een grote rol van de overheid zijn noemen we deze partijen ook wel links.
Confessionalisme
Mensen baseren hun politieke opvattingen op hun geloofsovertuiging. Dit heeft in Nederland geleid tot de oprichting van christelijke partijen. Uitgangspunt is dat God een bedoeling met de wereld heeft en dat de mens zich daarnaar moet richten. In het confessionalisme gaat men uit van een organische staatsopvatting: de samenleving is vergelijkbaar met een menselijk lichaam waarin alle onderdelen van elkaar afhankelijk zijn en ook alleen in onderlinge samenhang kunnen functioneren. Het hoort bij de menselijke natuur om gezinnen te vormen en ook grotere samenlevingsverbanden aan te gaan. Mensen moeten verantwoordelijkheid voor elkaar dragen.
De huidige christendemocraten streven naar een samenleving waarin rentmeesterschap, solidariteit, harmonie en gespreide verantwoordelijkheid belangrijke waarden zijn. De overheid heeft slechts een aanvullende rol en moet zo veel mogelijk overlaten aan het maatschappelijke middenveld, zoals welzijnsinstellingen en schoolbesturen. Rentmeesterschap betekent dat de mens de taak heeft om goed voor de door God aan ons toevertrouwde aarde te zorgen. Solidariteit heeft te maken met het Bijbelse begrip ‘naastenliefde.’
Ontideologisering is het verdwijnen van ideologie als leidraad voor het politieke leven. Hierdoor ontstonden er meer pragmatische en populistische partijen die niet pasten in een van de traditionele ideologieën.
Pragmatische partijen hebben geen vaste uitgangspunten of principes: afhankelijk van het probleem, wordt een oplossing gekozen. Het ecologisme benadrukt de wederzijdse afhankelijkheid van mensen en de natuurlijke omgeving. Daarom moeten economische waarden ondergeschikt gemaakt worden aan ecologische waarden.
Het populisme is meer een bepaalde stijl van politiek dan een echte ideologie. De stroming zegt nadrukkelijk de stem van het volk te willen laten horen. Dat volk wordt gerepresenteerd als één homogene groep en de populistische partij bepaalt zelf wie er wel en niet bij dat volk horen. Het populisme heeft de neiging politieke kwesties te versimpelen. Neemt de criminaliteit toe? Dan gaan we harder straffen. Ze zijn niet links of recht, niet progressief of conservatief. Populisten hebben vaak zeer nationalistische standpunten: ze zijn tegen immigratie en tegen inmenging van het buitenland.
Progressief betekend vooruitstrevend, veranderingsgezind en vooral gericht op de toekomst. Milieuvervuiling door fossiele brandstoffen kun je in hun ogen het beste tegengaan door alleen nog te investeren in duurzame energie.
Conservatief betekent behoudend en is gericht op heden en verleden: ‘houden wat je hebt.’ Conservatieve politici benadrukken wat we al hebben bereikt. Soms willen conservatieven dat de situatie van vroeger terugkeert. Dit noemen we reactionair (terugdraaien homohuwelijk, gulden weer invoeren etc.)
Kosmopolitisme wil dat het eigen land opengehouden wordt zodat het mee kan omen in een geglobaliseerde wereld. Nationalisme ziet globalisering als een bedreiging voor de eigen banen, cultuur en identiteit.
Hoofdstuk 3 – Politieke partijen
One-issuepartijen > vertegenwoordigen 1 specifieke doelgroep (50PLUS) of kijken naar 1 aspect van de samenleven (Partij voor de Dieren.)
Politieke partijen vervullen een aantal functies in onze democratie:
- Integratie van ideeën: de wensen en eisen van veel mensen worden gebundeld tot 1 politiek programma.
- Articulatie: het verwoorden van wat er in de samenleving leeft en dat op de politieke agenda zetten.
- Informatie: via politieke partijen komen mensen standpunten te weten.
- Participatie: politieke partijen proberen burgers te interesseren om zelf actief aan de politiek deel te nemen.
- Selectie van kandidaten: politieke partijen selecteren kandidaten voor publieke functies.
Zwevende kiezers > laten de keuze voor een partij afhangen van het moment en vooral ook van de persoonlijkhied van de partijleiders.
Hoofdstuk 4 – Verkiezingen
Alle Nederlandse staatsburgers hebben een actief kiesrecht, recht om te kiezen, en een passief kiesrecht, recht om gekozen te worden.
Het Nederlandse kiesstelsel is gebaseerd op een evenredige vertegenwoordiging > alle uitgebrachte stemmen worden verdeeld over het beschikbare aantal zetels. Een partij die 3% van de stemmen heeft, heeft dus ook 3% van de zetels.
Bij de berekening wordt uitgegaan van de kiesdeler > de hoeveelheid stemmen die nodig is voor 1 zetel.
Aan evenredige vertegenwoordiging zitten voor- en nadelen.
Voordeel: Iedere stem telt even zwaar mee. Ook kleinere partijen komen dus in de Tweede Kamer.
Nadeel: Alle partijen hebben spreektijd, waardoor debatten lang duren en overzichtelijk kunnen zijn. Hierdoor hebben sommige landen een kiesdrempel > een partij moet een minimumpercentage stemmen hebben om mee te kunnen delen in de zetels.
Districten- of meerderheidsstelsel > het land wordt verdeeld in een aantal districten en per district zit 1 persoon in het parlement, die persoon heeft in het district de meeste stemmen gekregen.
Voordeel: Kiezers kennen de kandidaten beter.
Nadeel: Afgevaardigden denken misschien minder aan het algemeen belang maar aan het belang van zijn district.
De media organiseren in verkiezingstijd wekelijks opiniepeilingen waarin mensen gevraagd wordt op welke partij ze gaan stemmen. Dit kan de uitslag beïnvloeden: mensen stemmen op een winnende of juist verliezende partij.
Motieven om op een partij te stemmen:
- De standpunten van een partij.
- Je eigen belangen, bijvoorbeeld als student of als ondernemer.
- De kans dat de partij een cruciale rol kan spelen bij het vormen van een kabinet. Een grote partij heeft meestal meer invloed, je stemt dan strategisch.
- De aantrekkingskracht van de lijsttrekker.
De dag na de Tweede Kamerverkiezingen begint al de formatie van een nieuw kabinet, dat uit ministers en staatsecretarissen bestaat. Als de Tweede Kamer het niet eens is met veel wetsvoorstellen van het kabinet, wordt het land onbestuurbaar. Daarom moet een kabinet kunnen rekenen op de steun van de meerderheid van de Tweede Kamer.
Kabinetsformatie:
- Informateur benoemen > onderzoek samenwerking partijen
- Partijen onderhandelen
- Formateur benoemen > vormt kabinet
- Koning benoemt kabinet
Hoofdstuk 5 – Regering en parlement
Kabinet > ministers en staatssecretarissen
Regering > ministers en koning
Regering is verantwoordelijk voor het dagelijks bestuur van ons land. De koning is onschendbaar en de ministers zijn verantwoordelijk.
Koning heeft politieke taken:
- Ondertekenen van alle wetten en verdragen.
- Voorlezen troonrede op Prinsjesdag.
- Benoemen van ministers en staatssecretarissen.
- Regelmatig laten informeren over het kabinetsbeleid door de minister-president.
- Ons land vertegenwoordigen in het buitenland.
Het parlement is de Eerste Kamer en de Tweede Kamer > samen de Staten-Generaal.
Taken Tweede Kamer: Samen met de regering de rechten maken (medewetgeving) en de regering controleren.
Rechten Tweede Kamer:
- Stemrecht: wetsvoorstellen aannemen of verwerpen.
- Recht van amendement: wetsvoorstellen wijzigen.
- Recht van initiatief: zelf wetsvoorstellen indienen.
- Budgetrecht: het budget goedkeuren, verwerpen of wijzigen.
- Recht van motie: een uitspraak van de Tweede Kamer waarmee zij een minister of staatssecretaris oproept bepaalde maatregelen te nemen of eventueel met een wetsvoorstel te komen.
- Vragenrecht: vragen stellen.
- Recht van interpellatie: een debat aanvragen met een minister of staatssecretaris over een actuele kwestie.
- Recht van enquête: zelf onderzoek in te stellen naar de rol van regering en overheid bij kwesties van groot maatschappelijk belang.
Pas als de Tweede Kamer een wetsvoorstel heeft goedgekeurd, gaat dit naar de Eerste Kamer (Senaat). Ze mogen een recht alleen in zijn geheel aannemen of verwerpen, niet wijzigen dus. Ze moeten de wetten checken, een extra controle. De regering regeert en het parlement controleert > dualisme: een duidelijke taakverdeling tussen regering en parlement.
Hoofdstuk 6 – Invloed op politieke besluiten
Systeem van politieke besluitvorming van Easton:
4 fasen:
- Invoerfase: actoren brengen hun wensen naar voren.
- Omzettingsfase: politici pakken de kwestie op. Hij vraagt bijvoorbeeld de verantwoordelijke minister wat hij aan de situatie gaat doen. Het staat het op de politieke agenda en politici moeten een oplossing bedenken. Dan komt de beleidsvoorbereiding. Een minister vraagt zijn ambtenaren de zaak te onderzoeken en advies te geven. Daarna komt de besluitvorming. De minister stelt een oplossing voor of laat door zijn ambtenaren een wetsvoorstel maken waar het parlement over moeten stemmen à
- Uitvoerfase: ambtenaren moeten zorgen dat politieke besluiten worden uitgevoerd.
- Terugkoppelingsfase: kijken of het werkt. Zo niet, besluitvorming overnieuw.
Actoren > alle individuele burgers, groepen, bestuursorganen en instanties die betrokken zijn bij het politieke besluitvormingsproces.
Pressiegroepen zijn groepen die druk uitoefenen op politici om ze voor hun standpunten te winnen. Er zijn twee soorten pressiegroepen:
- Belangengroepen komen op voor de belangen van een bepaalde groep uit de samenleving.
- Actiegroepen willen één bepaalde doelstelling bereiken. Ze voeren actie of gaan demonstreren.
Media heeft 5 politieke functies:
- Informatieve functie
- Onderzoekende of agendafunctie: ze signaleren en analyseren problemen in de samenleving die vervolgens op de politieke agenda terechtkomen.
- Commentaarfunctie: ze geven commentaar op politieke kwesties.
- Spreekbuisfunctie: politici, actiegroepen en burgers krijgen ruimte om hun zegje te doen.
- Controlerende functie: ze volgen politici kritisch.
Events > onvoorziene gebeurtenissen, zoals natuurramp, staatsgreep of economische crisis.
Trends > ontwikkelingen die een politicus wel had zien kunnen aankomen.
Hoofdstuk 7 – Gemeente en provincie
Subsidiariteitsbeginsel > hogere instanties doen niet iets wat door lagere instanties gedaan kan worden.
Wij stemmen op het parlement en vanuit daar wordt er een regering gekozen > nationaal
Wij stemmen op provinciale staten en vanuit daar komen er gedeputeerde staten > provinciaal
Wij stemmen op de gemeenteraad en vanuit daar komt er een burgemeester en wethouders > lokaal
Hoofdstuk 8 – Internationale politiek
Internationale samenwerking moet gebeuren op gebieden zoals vluchtelingen, klimaatverandering, oorlogen etc. Veel problemen in Nederland kunnen op nationaal niveau aangepakt worden. Internationale samenwerking betekent meestal dat de soevereiniteit van een land wordt ingeperkt, dat wil zeggen het exclusieve recht van een staar om zonder inmenging van buitenaf beslissingen te nemen.
Na de Tweede Wereldoorlog vond Europa dat samenwerking een nieuwe oorlog kon voorkomen. De strijd voor grondstoffen was een grote oorzaak voor oorlogen, dus toen kwam de EGKS, Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, en later ook de EEG, de Europese Economische Gemeenschap. Deze samenwerking leverde de lidstaten economische groei en welvaart op > meer landen wilden aansluiten. EEG stelde als belangrijkste eis dat een land niet alleen economische maar ook politieke hervormingen zou doorvoeren. In 1992 kwam de Europese Unie > belangrijkst is de economie.
In de EU is er sprake van vrij verkeer van personen, goederen, diensten en kapitaal > interne markt. De eurozone is de groep van EU-landen die een gecoördineerde economische, financiële en monetaire politiek voeren (de euro). Probleem met eurozone > verschillende economieën.
Op een aantal gebieden is de EU een supranationale organisatie > aangesloten landen hebben bevoegdheden overgedragen aan de EU. Besluiten worden bij meerderheid van stemmen genomen. Op andere gebieden is de samenwerken intergouvernementeel > besluiten kunnen alleen genomen worden, met instemming van alle afzonderlijke landen.
Machtsverdeling EU
Wetgevende macht > Raad van Ministers en het Europees Parlement
Uitvoerende macht > Europese Commissie
Rechtsprekende macht > Hof van Justitie van de EU
Hieronder staan nog wat extra aantekeningen die ik uit de les en van youtube heb.
Wat is politiek
Politiek is de manier waarop een land wordt bestuurd. Politiek neemt besluiten die van algemeen belang zijn, voor iedereen van belang. Nederland is een democratie > het volk regeert. Directe democratie > mensen komen bij elkaar om te stemmen. Representatieve democratie > we stemmen op mensen.
Twee manieren waarop je een democratie kan inrichten:
Parlementair stelsel
Parlementair stelsel
Hoogste macht is het parlement en het staatshoofd is de koning > constitutionele monarchie
Presidentieel stelsel
Hoogste macht is de president en het staatshoofd is ook de president.
Dictatuur: geen machtenscheiding en dus geen rechtsstaat, alle macht in 1 groep.
- Weinig individuele vrijheid
- Geen politieke vrijheid
- Overheidsgeweld
- Geen persvrijheid
- Geen onafhankelijke rechtspraak
Autocratische dictatuur
- 1 leider
- Vaak met begulp van leger
- Geen ideologie
Totalitaire dictatuur
- 1 partij of groep mensen met een ideologie
- Indoctrinatie van het volk
- Geen politieke vrijheid
Politieke stromingen
Links – Gelijkheid Rechts – Vrijheid
Socialisme (gelijkwaardigheid) Confessionalisme (saamhorigheid) Liberalisme (vrijheid)
Socialisme
De sterke schouders dragen de zwaarste lasten.
Communisme (extreem links) – Alles gelijk verdeeld
Sociaal democraten – Betere verdeling rijkdom, rijken meer belasting etc > SP, GroenLinks en PvdA
Confessionalisme
Geloofsovertuiging
Organische staatsopvatting > samenleving is lichaam, groepen mensen zijn organen en hebben elkaar nodig.
Gezinnen vormen basis van de samenleving
Christendemocraten > ChristenUnie, CDA en SGP
Anderen en de wereld verzorgen en helpen
Liberalisme
Het individu is de basis van de samenleving
Vrijheid, individuele verantwoordelijkheid en tolerantie
D66 en VVD
Overheid moet zich beperken tot kerntaken zoals defensie, klassieke grondrechten etc
Burgers moeten niet afhankelijk worden van de staat
Populisme
Spreekt voor het volk. Simpele oplossingen voor complexe problemen
Nationalistische standpunten > tegen immigratie etc.
PVV
Verkiezingen
Evenredige vertegenwoordiging
Elke stem telt even zwaar mee
Kiesdeler > aantal stemmen delen door aantal zetels = aantal stemmen die nodig zijn voor 1 zetel
Districtenstelsel
Persoon met meeste stemmen, per district, wordt afgevaardigd.
Regering en parlement
Regering > koning en ministers – dagelijks bestuur
Kabinet > ministers en staatssecretarissen – uitvoeren overheidsbeleid, plannen vastleggen en uitvoeren. Ze mogen wetsvoorstellen mogen voordragen aan het parlement
Parlement > eerste en tweede kamer (Staten-Generaal)
Tweede Kamer doet medewetgeving (wetten accepteren, voorstellen, aanpassen) en controleert de regering
Eerste kamer doet de laatste controle over wetsvoorstellen
Tweede Kamer heeft rechten:
Wetgevende rechten
Stemrecht > wetsvoorstellen aannemen of verwerken
Recht van amendement > wetten wijzigen
Recht van initiatief > wetten indienen
Controlerende rechten
Recht van motie > regering om een bepaalde maatregel vragen
Motie van wantrouwen > niet meer vertrouwen hebben en 1 of meerdere personen
Vragenrecht > vragen stellen
Recht van interpellatie > spoeddebat aanvragen
Recht van enquête > onderzoek instellen naar rol van regering en overheid over bepaalde kwestie
Eerste Kamer mag geen wijzigingen aanbrengen of wetten voorstellen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden