10.1
Cultuur = geheel van waarden en normen in een samenleving die mensen zich aanleren
Cultuur -> verschillende manieren:
waarden en ideeën (eerlijkheid, vrijheid en gemeenschapszin)
betrekking op normen en regels die gelden
concrete inhoud
Cultuur -> sociale functies:
cultuur zorgt ervoor dat je weet waar je aan toe bent
cultuur bepaalt wie je bent, het bepaalt je identiteit (wie ben ik, wat vind ik belangrijk in het leven)
cultuur houdt een samenleving bij elkaar (mensen met gemeenschappelijke cultuur begrijpen elkaar)
Cultuur wordt via socialisatieproces (het overdragen van cultuur door ouders, school, media en vrienden) overgedragen
NL -> pluriforme samenleving = een samenleving waarin burgers een grote culturele vrijheid hebben binnen de (grond)wettelijke regels
autochtonen = mensen van inheemse afkomst
allochtonen = mensen van niet-inheemse afkomst met een andere cultuur
dominante cultuur (Nederlandse) (de cultuur die door de meeste mensen wordt aangehangen) -> waarden als gelijkwaardigheid, vrijheid, verdraagzaamheid en respect -> ik-cultuur (cultuur waarbij de nadruk meer ligt op het individu)
niet-westerse allochtone culturen -> wij-culturen (een cultuur waarbij de nadruk ligt op de groep waartoe het individu behoort) -> gemeenschapszin
subculturen (groepen in de samenleving die op bepaalde punten afwijken van de dominante cultuur -> bijv. jongerencultuur
wederzijdse cultuurbeïnvloeding -> binnen een generatie / tussen generaties
Nauwelijks sprake van een vermenging van belangrijke Nederlandse waarden en normen
eerste generatie nieuwkomers = de mensen die verhuisden naar Nederland -> behoud van eigen cultuur
tweede generatie nieuwkomers = de kinderen van de mensen die naar Nederland verhuisden -> eigen cultuurbehoud is minder belangrijk
derde generatie nieuwkomers = de kleinkinderen van de mensen die naar Nederland verhuisden -> het gaat steeds minder om een confrontatie tussen de nieuwe en oorspronkelijke eigen cultuur
10.2
1800
pullfactoren (aantrekkingsfactoren van een land om daarheen te trekken) -> centraal land in EU, havensteden met een rijke handel, tolerante houding t.o.v. andersdenkenden
gewetensrijheid (vrij om te denken wat je wilt) -> overheidsbanen taboe
pushfactoren (afstotingsfactoren van een land om daaruit weg te trekken)
1800-1870
eenheidsstaat -> gelijke rechten -> scheiding kerk en staat -> nauwelijks migranten -> trekarbeiders = arbeiders die tijdelijk naar ons land kwamen voor seizoenswerk
1870-1960
verzuiling = een samenleving waarbij mensen met ieder een verschillende ideologie gescheiden leven
Nederlandse identiteit -> 4 afgescheiden groepen / zuilen -> iedere zuil -> eigen politieke partij, krant, omroep, ziekenhuis en jeugdvereniging -> binnen waarden en normen zuil gesocialiseerd
vooral binnenlandse migratie
Duitse bezetting TWo vergrootte gevoel van Nederlander-zijn
Na 1960
Nederlandse economie bloeide op -> volmigratie (migranten die in het kader van gezinsvorming en gezinshereniging naar Nederland komen) -> nieuwkomers uit niet-westerse culturen kwamen op het moment dat de Nederlandse cultuur door de ontzuiling enorm veranderde -> heel veel dingen mogelijk
Midden 19e eeuw
emigratie (het wegtrekken van landgenoten naar een ander land) -> naar VS:
vooral streng gelovige protestanten uit alle sociale lagen van de bevolking -> NL te vrij en protesteerden heftig
uit protest tegen de standsverschillen en de beperkte politieke vrijheid
10.3
volledig behoud van de eigen cultuur (een samenleving waar iedereen zijn eigen waarden en normen mag hebben) -> culturele vrijheidsrechten en GEEN culturele plichten
TEGENOVERGESTELDE
uniforme samenleving (een samenleving waarin iedereen dezelfde waarden en normen heeft) -> gedwongen assimilatie (het volledig aanpassen aan de dominante cultuur van de ontvangende samenleving) -> in NL bijv. geen hoofddoekje dragen
pluriforme samenleving -> burgers hebben een grote culturele vrijheid om eigen waarden en normen vorm te geven -> begrensd door regels uit grondwet en fatsoensregels -> bijv. zelf godsdienst bepalen, maar mag niet rechtsstaat ondermijnen -> balans in culturele rechten en plichten -> iedere groep burgers gelijkwaardig behandeld, maar nieuwkomers moeten aanpassen aan belangrijk geachte waarden en normen van ontvangende cultuur
Linkse politici -> vrijheid culturele groepen om eigen cultuur zoveel mogelijk te behouden -> verzoening
Rechtse politici -> nadruk op verplichting culturele groepen om zo veel mogelijk aan te passen aan Nederlandse cultuur -> confrontatie
integratie = een samenleving waarin allochtonen en autochtonen een gelijkwaardige maatschappelijke/politieke positie hebben en de belangrijkste waarden van ontvangende samenleving door omgang met elkaar hebben overgenomen
segregatie = een samenleving waarin de culturele groepen gescheiden leven
1. Mozaïekscenario:
nieuwkomers moeten de Nederlandse basiswaarden en regels respecteren -> migranten moeten niet ook overnemen en cultuur migranten in strijd met basiswaarden onze samenleving
wederzijdse beïnvloeding tussen culturen -> mozaïekscenario (integratiebeeld gericht op wederzijdse beïnvloeding van verschillende culturen) -> linkse politieke partijen
2. Regenboogscenario:
nieuwkomers moeten de centrale Nederlandse waarden en regels respecteren en overnemen -> verder in publieke leven hun cultuur van herkomst in stand houden -> eigen organisaties kunnen emancipatie ten goede komen -> regenboogscenario (integratiebeleid gericht op cultuurbehoud van de verschillende culturele groepen en organisaties) -> christelijke partijen
3. Melting-potscenario
nieuwkomers moeten de centrale Nederlandse waarden en regels respecteren en overnemen -> inburgeren zodat cultuur van herkomst geen rol speelt -> privéleven: cultuur behouden, maar niet in strijd met basisregels van Nederland -> ieder mens een vrij individu -> melting-potscenario (integratiebeleid gericht op versmelting van de verschillende subculturen in de dominante cultuur) -> rechtse politieke partijen
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden