Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Thema B, De Rechtsstaat

Beoordeling 7.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 1939 woorden
  • 18 december 2007
  • 43 keer beoordeeld
Cijfer 7.4
43 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Hoofdstuk 1: De Nederlandse rechtsstaat

§1 In naam der wet: open de deur
De basis: de grondwet
Waarden: ideeën die mensen heel belangrijk vinden
Normen: regels over hoe iemand zich moet gedragen, gebaseerd op de waarden.
Waarden en normen horen bij de cultuur van de samenleving.
Grondwet: belangrijkste regels en wetten om samen te kunnen leven.
• Vrijheidsrechten
• Plichten
Rechtsstaat: burgers en overheid houden zich aan dezelfde wetten.
De basis van de rechtsstaat (de waarden):

• Menselijke waardigheid
• Leven
• Gelijkheid
• Lichamelijke integriteit
De drie kenmerken van de rechtsstaat:
1. Machtenscheiding: balance of power: de macht moet zoveel mogelijk verspreid zijn over de verschillende delen van de overheid.
Parlement moet de wet goedkeuren, rechter voor het leven benoemd en de regering voert besluiten van parlement uit.
Trias politica: scheiding van wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht.
2. Rechtsbescherming tegen de overheid: grondwet is het belangrijkste boek van de rechtsstaat.
Legaliteitsbeginsel: de overheid moet precies handelen zoals de wet voorschrijft.
Je hoeft als verdachte je onschuld niet te bewijzen. Bewijs dat is verkregen op een illegale manier is ongeldig.
Drie gevallen waarbij het strafbare gedrag niet verwijtbaar is:
- ontoerekeningsvatbaarheid: de verdachte wist niet wat hij deed.

- overmacht: de verdachte kon niet anders.
- zelfverdediging: verdachte gebruikt geweld om een directe aanval te voorkomen.
3. Rechtshandhaving: regering mag als enige geweld gebruiken om ervoor te zorgen dat de burgers de wetten nakomen - geweldsmonopoly.
Burgers mogen in een rechtsstaat niet eigen regels, die niet overeenstemmen met de wet, maken.
De toepassing: het strafrecht
Fase 1: verdachte wordt gearresteerd en meegenomen naar het politiebureau.
Fase 2: verdachte wordt verhoord.
Fase 3: verdachte komt in voorarrest, maximaal 3 maanden.
Fase 4: officier van justitie beslist wat er gebeurd. drie opties:
• Seponeren: bewijs is niet rond, verdachte is vrij.
• Schikken: dader krijgt boete of transactie als hij deze niet betaald wordt hij vervolgd.
• Vervolgen: de dader wordt voor de rechter gebracht en kan een gevangenisstraf krijgen.
Fase 5: bij vervolging naar een onafhankelijke rechter. Verdachte en officier kunnen na de uitspraak naar de hogere rechter gaan als ze het niet eens zijn met de uitspraak: hoger beroep.
Fase 6: verdachte moet straf opvolgen.


§2 Strijd voor vrijheid
De geschiedenis
Voor de revoluties
Meeste burgers voor 1800 leefden in grote onvrijheid. De koningen, de adel en soms de rijke burgers hadden alle macht.
Absolutisme: vorst keurt wetten goed, voert ze uit en spreekt recht.
Europese staten voor 1800  standenmaatschappijen met aparte wetboeken voor de drie standen: geestelijkheid, adel en de gewone burger. Onvrijheid en ongelijkheid waren de norm.
Jaren van revoluties
Bourgeoisie: verzet in de 18e eeuw van de rijke industriëlen en handelaren.
De verlichting: nieuwe manier van denken. De burgers hebben ook rechten.
Montesquieu: verzon de trias politica.
Franse Revolutie: vrijheid, gelijkheid en broederschap.
Na de Revoluties
eind 18e eeuw, verlichtingsideeën doen hun intrede in Nederland  de Staatregeling van 1798 - de Nederlandse Grondwet  Nederland wordt eenheidsstaat.
1848: nieuwe Grondwet - machtenscheiding. Er kwamen wetten die voor alle Nederlanders golden. Alleen rijke mannen mogen stemmen.

1914: algemeen kiesrecht voor iedereen boven de 18 jaar.
1983: sociale grondrechten.
1900: ook plichten, zoals de leerplicht.
De toepassing: het straffen
Na de revoluties werden voed betaalde en professionele rechters, aanklagers en politieagenten aangesteld. Burgers kregen vrijheidsrechten.
Na 1860: lijfstraffen en openbare tentoonstellingen verdwijnen helemaal.
Begin 21e eeuw: hardere aanpak veelplegers en daders van geweldsmisdrijven.

§3 Tand om tand of zachte hand?
De basis
Libertair
• Burgers hebben alleen rechten
• Burgers zijn vrij van overheidsgeweld
• Zachte rechtsstaat: veel nadruk op rechtsbescherming
• Politiek: links, progressief
Totalitair
• Overheid zet alle middelen in om haar wil aan de burger op te leggen  alleen plichten voor de burgers
• Martelingen, hersenspoelen etc. is toegestaan
• Harde rechtsstaat: veel nadruk op handhaven rechtsorde
• Politiek: rechts, conservatief

Rechtsstaat
• Zit tussen totalitair en libertair in.

Er zijn in een rechtsstaat 3 visies op het strafrecht:
1. de rechtsevisie van de strafrechtverharders
2. de middenvisie van de strafrechthervormers
3. de linkse visie van de strafrechtafschaffers

Hoofdstuk 2: is de rechtsstaat in crisis?

§1 Zit er een dokter in de cel?
De basis: recht op gelijkheid
Gelijkheid is een mensenrecht.
Gelijkheidsbeginsel: burgers worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Dit is voortdurend in beweging.
De uitwerking: recht halen
Achterstelling kan beëindigd worden door de gediscrimineerde groep een tijdje voor te trekken  positieve discriminatie  dit is een vorm van ongelijke behandeling.
De toepassing: het strafrecht
De strafwetgeving: publiek en privébezit

Regering en parlement - strafwetgever - bepalen welk gedrag strafbaar is.
Privébezit is heel goed beschermd.
Publiek bezit is minder beschermd.
De lagere sociale groepen zullen eerder privébezit aantasten.
De hogere sociale groepen zullen eerder publiek bezit aantasten.
Er wordt een onderscheid gemaakt in misdrijf:
• witteboordencriminaliteit: dader van een hoge maatschappelijke positie, delict vindt plaats in beroepssfeer en het delict betreft fraude.
• blauweboordencriminaliteit: dader van een lager maatschappelijke positie, delict vindt plaats in de privésfeer en het gaat om direct geweld.
De uitvoering van de strafwet: opsporen en vervolgen
Blauweboordendelicten zijn makkelijker op te lossen.
Witteboordendelicten zijn moeilijker. De grote zaken worden doorgespeeld naar het OM. Hieruit volgt
• een technisch sepot: schikking door onvoldoende bewijs.
• een beleidssepot: schikking omdat vervolging teveel nadelen voor het bedrijf heeft.

De strafrechtspraak
De rechter in Nederland straft dadergericht (sociale en psychische achtergrond) en daadgericht.

§2 Pak de boef dan, als je kan
De basis: rechtshandhaving en rechtsbescherming
Macht hebben: mensen kunnen dwingen iets te doen wat jij wil.
De overheid heeft gezag  mensen die werken voor de overheid  gezagdragers.
Een regering kan niet zomaar rechten van burgers afpakken die in de grondwet staan. Hiervoor moet er een kamermeerderheid van minstens tweederde zijn.
De uitwerking: taken van de overheid
De regering heeft verschillende machtsmiddelen om het recht te handhaven.
Politie heeft 3 taken:
1. opsporen van wetsovertreders
2. handhaven van de orde
3. hulpverlening
OM, officieren van justitie, hebben ook 3 taken:
1. leidinggeven bij de opsporing
2. verdachten voor de rechter brengen
3. zorgen dat de straffen worden uitgevoerd
De toepassing: hoe geloofwaardig is de overheid?
Als misdaad loont

Land wordt veiliger als de pakkans en de strafkans groter worden. De hoogte van de straf speelt hierbij geen rol.
Prestatiecontracten: naarmate ze meer boeven oppakken, vervolgen en berechten, krijgt de organisatie meer geld.
Onterechte veroordelingen
Een goed bewijs kan bestaan uit:
• verklaringen van getuigen
• een verklaring van de verdachte zelf, een bekentenis
• verklaringen van getuige-deskundigen, bijv. psychologen
• schriftelijke documenten, geluids- en beeldopnamen
• voorwerpen, bijv. moordwapen met DNA-afdruk of T-shirt met bloed.
Rechter en OM zijn beide verantwoordelijk voor het voorkomen van onterechte veroordelingen.
In het dossier dat naar de rechter wordt gestuurd moeten belastende en ontlastende bewijzen zitten.
Ontlastende bewijzen: bewijs dat de verdachte de misdaad niet gepleegd kan hebben.
Zitkans: percentage gevangenen van het totaal aantal gestraften
Tunneldenken: een verdachte voortijdig aanmerken als dader en het als gevolg daarvan wegredeneren van ontlastend bewijs.


§3 Die pet past ons allemaal
De basis: de criminaliteitsbestrijding
Een rechter is onafhankelijk, aan niemand verantwoording schuldig. Hij wordt benoemt voor het leven en ze salaris wordt bepaald door de wet.
De taken van een rechter zijn:
1. bepalen of het gedrag van de verdachte strafbaar is.
2. de schuld of onschuld van de verdachte bepalen.
3. de straf van de daders bepalen.
Hij mag zich niet door emoties laten leiden maar alleen de wet toe te passen. Verdachten worden altijd gelijk behandeld.
De uitwerking: eigenrichting
In een rechtsstaat moet het logisch zijn dat burgers conflicten met de rechter uitvechten.
Administratief recht: als je het niet eens bent met een wet van de regering.
Civiel recht: burgerruzies.
In een rechtsstaat heeft de staat geweldsmonopoly.
Eigenrichting: het eigen rechter spelen door de burgers.
Alleen de politie mag mensen arresteren, burgers mogen alleen aangifte doen.

Actief burgerschap: burgers helpen actief bij het bewaken van de rechtsorde.
De toepassing: burger zet politiepet op
Een rotschop geven
Noodweer: burgers mogen zichzelf en anderen verdedigen als ze bedreigd worden (als je geslagen, geschopt of beroofd wordt).
De grenzen van noodweer:
• burgers mogen zichzelf bij een acute dreiging verdedigen.
• Burgers mogen geweld gebruiken ter zelfverdediging naar de mate van de bedreiging  gepast of proportioneel geweld.
• Burgers mogen in een panieksituatie bij onmiddellijk gevaar meer geweld gebruiken dan strikt noodzakelijk was om zich te verdedigen  noodweerexces
Buurtwachten en bewapende winkeliers
Buurtwachten / burgerwachten: bewaking van een wijk door burgers.
Burgerarrest: burgers arresteren iemand die op heterdaad betrapt wordt bij het plegen van een misdaad.
Preventief bewapenen: een wapen bezitten ter zelfverdediging en voorkoming van een misdaad door anderen  mogen bewoners, winkeliers en particuliere beveiliging niet.
Naming and shading: openbaar maken van namen van (ex)gedetineerden. Mag niet.


Hoofdstuk 3: Wat is de ideale rechtsstaat?

§1 Roep om harde rechtsstaat via de media
Manipulatie: feiten weglaten of verdraaid.
De gevolgen:
1. injectietheorie: het publiek bepaalde ideeën inspuiten waardoor het passief wordt.
2. agendatheorie: de media bepaald waar de mensen over praten, hierna vormen de mensen pas hun eigen mening.
3. opinieleiders(theorie): aan de mening van opinieleiders wordt veel aandacht gehecht.
4. selectieve perceptie: mensen vervormen informatie zodat het in hun referentiekader past.
referentiekader: het geheel van eigen waarden, normen, kennis en ervaring.
De uitwerking: criminaliteitsstatistieken
Overschatten de media de omvang van de criminaliteit?
Burgers stellen hoge eisen aan veiligheid.
Objectieve veiligheid: veiligheid zoals vastgesteld in de statistieken
Subjectieve veiligheid: veiligheid zoals die persoonlijk wordt ervaren.
Door hun emoties zien mensen de realiteit niet meer.

Volgens voorstanders van de harde rechtsstaat is de verborgen criminaliteit (onzichtbare, niet-geregistreerde criminaliteit) vele malen groter dan wat de politiestatistieken zeggen.
Bij geweldscriminaliteit is vooral de immateriële schade groot.
De toepassing: het overheidsbeleid
De regering heeft een vijfsporenbeleid:
A Veelvoorkomende criminaliteit
1. Risicojongeren: Jongeren, 8-16 jaar, aan het begin van hun criminele carrière door problemen thuis of op school.  meer controle, HALT of jeugdgevangenissen.
2. Veelplegers  Maximaal 2 jaar opsluiting en moet afkicken, hierna chipbandje.
B Zware criminaliteit
3. Zware criminelen: moordenaars, verkrachters, overvallers en georganiseerde criminaliteit  Moet hard aangepakt worden, langdurige celstraf en soms tbs, hierna begeleiding van maatschappelijk werkers.
C Fraude
4. Witteboordencriminelen  worden gestraft door OM o.i.d.  hoge prioriteit.
D Terrorisme
5. Terroristen: kleine groep die in de gaten wordt gehouden door de AIVD  vaak met veel machtsvertoon preventief opgepakt  rechter veroordeeld.

§2 Onze rechtsstaat in internationaal perspectief
De vergelijking: Nederland en Turkije

3 eisen om voor een nieuwe lidstaat van de EU:
1. democratie en mensenrechten eerbiedigen.
2. alle bestaande EU-wetten accepteren en invoeren in eigen land.
3. een goedwerkende markteconomie hebben.
Turkije voldoet aan de meeste eisen. Alleen is het niet helemaal duidelijk of het de mensenrechten eerbiedigt, en ook de machtenscheiding is twijfelachtig.
Voorstanders zeggen echter dat Turkije al jaren een democratische rechtsstaat is. Je moet alleen niet met de Nederlandse normen gaan kijken. Ook is de kerk gescheiden van de regering en is er godsdienstvrijheid.
De internationale relatie: Nederland en de wereld
Nederland en de EU
Na WO2 heeft NL zich sterk ingezet voor de EU.
In 1991: Verdrag van Maastricht: de EU is officieel opgericht.
Samen wordt de misdaad bestreden  Europol
Ook op het gebied van rechtsspraak heeft NL te maken met de EU. Geschillen die te maken hebben met de Europese regelgeving gaan naar het Europese Hof van Justitie. Deze beslissingen zijn bindend en gaan boven het nationaal recht.
Bij schending van mensenrechten kan een burger ene klacht indienen bij het Europese hof voor de rechten van de mens.
Nederland en de VN

Na WO2 is de VN opgericht.
Belangrijkste doel: bevorderen van de veiligheid en de mensenrechten in de wereld.
Er is alleen geen wereldregering met een geweldsmonopoly die meteen kan ingrijpen  elk land is soeverein (zelfstandige beslissingsbevoegdheid van een staat)
Nieuwe wereldorde: afspraak van VS en andere grote landen waarin het internationale recht zou zegevieren.
De VN als politieagent
4 organen van de VN zijn direct betrokken bij het bevorderen van de internationale veiligheid:
1. Veiligheidsraad: 15 leden met vetorecht (recht om een besluit tegen te kunnen houden). Er zijn elke 2 jaar 9 wisselende lede zonder vetorecht. Bij stemmen zijn er minstens 9 voorstemmers nodig. Ze kunnen een VN-leger oprichten.
2. Commissie voor de mensenrechten: onderzoekt de situatie van de mensenrechten en rapporteert aan de Veiligheidsraad.
3. Internationaal Gerechtshof (in Den Haag): als twee staten ruzie met elkaar hebben. De rechters kunnen alleen advies geven.
4. Internationaal Strafhof (in Den Haag): deelt bindende straffen uit aan opgepakte verdachten die de mensenrechten op grove wijze hebben geschon

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.