maatschappijleer hfd 1 tot 5

Beoordeling 0
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 2180 woorden
  • 7 februari 2025
  • nog niet beoordeeld
Cijfer
nog niet beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode

Hoofdstuk 1

  • Het verschil tussen Belang en waarde:
    • Een belang is een voordeel voor jezelf of de groep waar je bij hoort.
    • Bij een belang is er altijd een voordeel voor jezelf.
    • Vaak te maken met MATIG:
      • Macht, Aanzien, Tijd, Informatie, Geld
  • Een waarde is een abstract ideaal voor de wereld waar mensen naar streven.
  • Je hebt er iets voor over of verliest er soms zelfs iets mee.
  • Vaak heeft een waarde iets te maken met vrijheid, gelijkheid, saamhorigheid en welvaart.
  • Een dilemma is de keuze tussen twee wensen die tegen elkaar opbotsen. (Eg. vandaag iets leuks doen, maar langer moeten wachten op de telefoon waar je voor spaart.)
  • De overheid heeft het grootste gezag in een land, zij maakt alle regels en wetten en handhaaft deze ook. Er zijn hier vaak dilemma's wat betreft de kernwaarden, bijvoorbeeld tijdens de corona crisis. Gaan we voor gezondheid waar het stukje vrijheid vervolgens belemmerd wordt,of gaan we voor het tegenovergestelde. Uiteindelijk hebben we veel bezuinigd op de vrijheid om ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk mensen gezond kunnen blijven.
  • De kernwaarden van de Nederlandse samenleving zijn vrijheid, gelijkwaardigheid en solidariteit. Deze zijn tot stand gekomen doordat de inwoners dit de belangrijkste waarden vonden.
  • Actoren: een actor is een persoon of groep die actief betrokken is bij een maatschappelijk probleem.
  • Het ASWB schema wordt gebruikt om tot een conclusie te komen wanneer twee actoren pal tegenover elkaar staan wat betreft hun mening. Door het schema blijft het overzichtelijk. Het ASWB schema staat voor:
    • Actor
    • Standpunt
    • Waarde
    • Belang

→ Waarde en belang hoeven niet beide ingevuld te worden

  • Een maatschappelijk probleem kan je herkennen aan de volgende punten:
  1. Er zijn veel mensen bij betrokken.
  2. Er zijn verschillende meningen over de oorzaak en/ of de oplossing van het probleem.
  3. Het probleem krijgt veel aandacht in de media.
  4. De betrokken actoren het probleem niet kunnen oplossen zonder hulp van de overheid.
  • In een redeneerschema werk je van probleem naar ideaal, dit doe je in een drietal tussenstappen waar je jezelf bij iedere stap nieuwe vragen stelt:
  1. Het probleem
  2. De oorzaken: Wat zijn de oorzaken van het probleem? Welke oorzaken zijn het belangrijkst en hoe hangen ze in elkaar?
  3. De oplossingen: Welke oplossingen zijn er te bedenken voor het probleem, verhelpen die het probleem op een lange of een korte termijn, zijn er ook oplossingen die de oorzaak van het probleem volledig verhelpen zodat je er nooit meer last van hebt en welke nadelen zitten er aan de oplossing en wegen die tegen het ideaal?
  4. Het resultaat: Wat zijn de gevolgen van de gekozen oplossingen? Welk deel van de situatie is gewenst? En wat is een onbedoeld gevolg en hoe kunnen we dat voorkomen?
  5. Het ideaal
→ voorbeeld op blz 26
  • De escalatieladder is een volgorde van daden van geweldloos, tot ongelofelijk gewelddadig. Van minst heftig naar heftigst gaat de volgorde:

→ Debat, overleg, staking, geweldloos verzet, gijzeling, aanslag, terrorisme, oorlog, strijd.

Hoofdstuk 2

ideologie

→ samenhangend geheel van denkbeelden over het maatschappelijk geluk.

Links
Rechts

Gedrag: afhankelijk van omstandigheden

gedrag: gevolg van eigen keuzes

→ Gelijkheid/eerlijke kansen

vrijheid → alles is eigen verantwoordelijkheid

Grote overheid

Kleine overheid

Belangrijkste waarde: Kansengelijkheid

Belangrijkste waarde: Keuzevrijheid

Politieke stromingen, van extreem links tot extreem rechts:
  • communisme = alles is van iedereen en de overheid bepaalt alles → tegen ongelijke ve nu rdeling van bezit
  • Anarchisme = volledige gelijkheid, niemand aan de macht dus geen overheid --> tegen ongelijke verdeling van macht
  • socialisme = tegen het kapitalisme, gelijke verdeling van geld/bezit en gelijke rechten voor achtergestelden → emancipatie
  • sociaaldemocraten = gelijke verdeling van behandeling → kansengelijkheid
  • liberalisme = vrijheid, ligt erg in het midden.
  • linkliberalisme = persoonlijke vrijheid, abortus (pro-choice) en non-monogame relaties zijn grote themas.
  • rechts liberalisme = economische vrijheid, weinig regels voor bedrijven, lage belastingen, maar wel eigen verantwoordelijkheid.
  • conservatisme = beschermen in ongeschonden toestand bewaren, oude gewoontes erin houden. Ze zijn behoudend en geloven in een eigen dominante cultuur met veel tradities.
  • facisme = verheerlijking van eigen volk en cultuur
  • nazisme = verheerlijking van het eigen ras, gebruik van geweld voor ‘zuivere samenleving’, grootste verschil is de rassenleer die het nazisme wel kent.
  • confessionalisme = gebaseerd op geloof, christelijke stroming heet de christendemocratie.

→ waarden bij deze stroming:

  • naastenliefde
  • rentmeesterschap
  • gespreide verantwoordelijkheid 
  • Als het je lukt om de maatschappelijke positie van een achtergestelde groep mensen te verbeteren noem je dat emancipatie.
verdeling van de politieke stromingen in Nederland:

Socialisme/

sociaaldemocratie

Links liberalisme

rechts liberalisme 

Conservatisme 

Christendemocratie

PvdA

GroenLinks

SP

BIJ 1

DENK

Partij voor de Dieren

50 Plus

ChristenUnie 

VOLT

Nieuw Sociaal contract

VOLT

D66

GroenLinks

BIJ 1

VVD

D66

Ja21

BBB

FvD

SGP

PVV

FvD

Ja21 

CDA

SGP

SGP

CDA

ChristenUnie

Hoofdstuk 3

Collectieve goederen

= goederen die door de overheid geregeld worden en waar iedereen  van kan profiteren. 

Welzijnsdilemma

= dilemma over hoeveel verschil in welzijn er mag zijn in een  samenleving. 

- Bestaanszekerheid

: de overheid zorgt ervoor dat mensen voldoende middelen hebben om te voorzien in basisbehoeften. (Links

- Gedeelde verantwoordelijkheid = mensen en overheid zijn samen verantwoordelijk voor de basisbehoeften. 

- Eigen verantwoordelijkheid

= mensen zijn zelf verantwoordelijk voor hun welzijn en welvaart. (Rechts

Sociale wetten

= wetten om de zwakkeren in de samenleving te beschermen. - Kinderwetje van Van Houten; wet uit 1874 die kinderarbeid verbood - AOW = algemene ouderdomswet 

Verzorgingsstaat

= een samenleving waarin de overheid burgers helpt te voorzien in hun  basisbehoeften 

Nachtwakersstaat

= systeem waarin de overheid alleen zorgt voor de orde en veiligheid. 

Verzorgingsstaat in de Grondwet 
Grondwet

= de belangrijkste wet van ons land waarin staat hoe Nederland bestuurd wordt  en welke grondrechten inwoners hebben. 

Sociale grondrechten

= rechten van mensen waarbij de overheid een actieve taak heeft  om te zorgen voor het welzijn van mensen. 

Accijns:

een belasting op een product waarvan de overheid wil dat mensen het minder  kopen. 

Uitdagingen voor de toekomst 
Driehoek 

4 groepen die een rol spelen bij het oplossen van maatschappelijke problemen 

  1. Overheid 
  2. Gemeenschappen; gezin, de buurt 
  3. Maatschappelijk middenveld; actiegroepen, goede doelen, vakbonden 4. Markt; bedrijven 
Participatiesamenleving

= een samenleving waarin burgers meer verantwoordelijkheid  nemen voor elkaar. 

Hoofdstuk 4

Cultuurdilemma

= hierbij gaat het over de vraag hoe we omgaan met cultuurverschillen in

een samenleving. Vormen verschillende waarden en normen een risico op ruzies/conflicten

of bieden ze juist een kans op verrijking v/d samenleving?

Discussie over waarden en normen:
Links

;

Waarde is Diversiteit

- Overheid moet wel helpen met emancipatie (= het nastreven van gelijke rechten)

- Diversiteit (= het naast elkaar kunnen/mogen bestaan van verschillende culturen)

- Overheid moet discriminatie streng afstraffen (= onderscheid maken tussen

mensen op basis van kenmerken die er in die situatie niet toe doen)

- Open staan voor immigratie; dit helpt bij de vergrijzing en personeelstekorten

Rechts

;

Waarde is Uniformiteit

- Uniformiteit (= mensen moeten zich aanpassen aan de cultuur in een land en de

dominante waarden en normen).

- Overheid moet niet helpen met emancipatie, want Nederlanders horen voorrang te

krijgen, en immigranten niet. "We zijn allemaal Nederlanders en daar moeten we

"trots op zijn” - is een typische rechtse uitspraak.

- Niet open staan voor immigratie; want hierdoor komt een achterstelling v/d eigen

bevolking.

Om een middenweg te vinden in deze discussie (tussen links en rechts) kun je ervoor kiezen

om met meerdere culturen in een land te leven en afspreken dat iedereen zich een beetje

aan elkaar aanpast. Dit is pluriformiteit (= houdt in dat verschillende cultuurgroepen in een

land leven en met elkaar in gesprek gaan over de verschillen).

Tolerantie

= het verdragen(accepteren) van mensen die anders denken en zich anders

gedragen dan jijzelf.

Scheiding van kerk en staat

= Toen Nederland een grondwet kreeg moest de overheid alle

geloven gelijk behandelen en nam de overheid taken v/d kerk op zich(zoals armenzorg,

onderwijs en het bijhouden van geboortes, huwelijken en sterfgevallen), waardoor de

overheid de macht v/d kerk op de staat afpakte.

Verzuiling

= een samenleving waarin groepen gescheiden van elkaar leven, gebaseerd op

levensbeschouwing. In Nederland waren de groepen: protestanten, katholieken, liberalen en

socialisten. Deze mensen gingen zo veel mogelijk met hun eigen soort mensen om en lieten

anderen vooral met rust.

Antisemitisme

(=Jodenhaat) bestond al voor de Tweede Wereldoorlog maar na de

holocaust werd er door veel mensen beseft wat discriminatie en racisme voor een gevolgen

kan hebben.

Artikel 1; Gelijke behandeling

waarde; Geen discriminatie, gelijkheid en respect

College voor de Rechten v/d mens = een instelling v/d overheid. Het beschermt en

bevordert de mensenrechten in Nederland en brengt deze onder de aandacht.

Artikel 7; Vrijheid van meningsuiting

waarde; gelijkheid en vrijheid

Je mag zeggen en schrijven wat je denkt zonder daar eerst toestemming voor te

vragen. Hier valt persvrijheid ook onder.

Dit artikel is ontstaan om maatschappelijk debat mogelijk te maken want zonder

debat kunnen we een democratie of pluriforme samenleving niet laten functioneren.

Maar je mag nog steeds niet alles zeggen. Verboden is: Smaad en laster,

groepsbelediging, mensen bedreigen en het aanmoedigen van geweld pleging.

(= smaad is iemand in het openbaar beschuldigen, = laster is iemand beschuldigen

voor iets wat die niet heeft gedaan).

Artikel 6; Godsdienstvrijheid

waarde; vrijheid, gelijkheid en respect

Je mag je geloof niet gebruiken als excuus om iets strafbaars te doen behalve als je

het doet tijdens een religieuze samenkomst.

Artikel 23:2, 6 - Vrijheid van onderwijs

waarde; vrijheid en gelijkheid

Bijzonder onderwijs krijgt evenveel geld v/d overheid als openbaar onderwijs, hierin

wordt dus geen onderscheid gemaakt (= onderwijs vanuit een godsdienst,

levensovertuiging of een bepaalde visie op het onderwijs. Dit is dus niet hetzelfde als

speciaal onderwijs, dat onderwijs is namelijk bedoeld voor leerlingen die extra

ondersteuning nodig hebben).

Polarisatie

= het versterken van tegenstellingen tussen groepen (uiteendrijving).

Vier oorzaken van polarisatie:

  • 1. Identiteitspolitiek ; Sociale groepen hebben het gevoel achtergesteld te worden.

Mensen zijn bang dat we onze culturele tradities kwijt raken omdat we ons moeten

aanpassen voor anderen. We moeten kerstviering nu bijvoorbeeld eindejaarsviering

gaan noemen.

  • 2. Door sociale media ontstaan er bubbels, omdat mensen makkelijker in contact

kunnen komen met anderen die hetzelfde over iets denken. Hierdoor ontstaan er

groepen en creëren mensen hun eigen werkelijkheid.

  • 3. Kansenongelijkheid tussen groepen uit verschillende sociaaleconomische milieus

leiden steeds meer tot onbegrip en conflicten.

  • 4. Globalisering = een ontwikkeling waarbij er steeds meer internationale uitwisseling

van goederen, diensten en contacten zijn. Technisch geschoolde mensen hebben

hier last van omdat ze concurrentie krijgen uit andere landen, hierdoor voelen ze zich

niet meer welkom in hun eigen land en voelen ze zich niet meer gewaardeerd door

de theoretisch opgeleide mensen.

Oplossingen voor polarisatie zijn:

- meer aandacht voor burgerschap in het onderwijs of

leerlingen moeten leren meer empathie te tonen(= zich kunnen verplaatsen in een ander).

Maar bij deze oplossingen kom je dan wel in de knoop met Artikel 23 en artikel 7.

Hoofdstuk 5

Machtsdilemma

= gaat over de vraag hoeveel mensen macht krijgen in een samenleving

en op welke manier.

demos

=volk

kratein

=heerser letterlijk 

democratie

=volksheerschappij

parlement

=volksvertegenwoordiger

parlementaire democratie

= Vorm van democratie waarbij burgers via gekozen

Regering

= Koning + ministers

Parlement

= Eerste en Tweede Kamer. 

Kabinet

= Ministers + staatssecretarissen 

Ministers

: Politiek leider van een bepaald onderwerp (bijv. defensie/financiën/onderwijs)

Taken → wetgevende taken en uitvoerende taken

Staatssecretarissen

= soort onderminister behandelt een onderdeel van het ministerie

Coalitie

= de winnaar van de verkiezingen gaat een samenwerking aan met een of meerdere partijen → daarmee hebben ze de meerderheid.

De coalitie maakt een regeerakkoord: Dat zijn afspraken over het voeren beleid in de regeerperiode. 

De partijen die niet in de coalitie zijn de oppositie

Verdeling van machten:
  1. → Wetgevende macht
  2. → Uitvoerende macht
  3. → Rechterlijke macht 
Alle machten controleren elkaar
Wetgevende macht: Parlement

→ Eerste kamer (75 zetels) indirect gekozen (door de provincies)

→ Tweede kamer (150 zetels) direct gekozen → actief kiesrecht = recht om te kiezen

                                                                         → passief kiesrecht = recht om gekozen te worden

  • Wetgevende taken: wetsvoorstellen indienen en aanpassen (alleen tweede kamer), wetten goed- en afkeuren
  • Controlerende taken: controleren of regering haar werk goed doet 
  • Linkse actoren;

Inspraak = houdt in dat iedereen mee mag beslissen, want iedereen is gelijk, ook al

ben je een hoogleraar of een vluchteling.

  • Rechtse actoren;

Daadkracht = het snel en efficiënt nemen van besluiten, De meeste mensen hebben

te weinig verstand van zaken en denken te veel aan hun eigen belangen om

belangrijke beslissingen te nemen voor een land. Alleen mensen met genoeg

verstand erover mogen belangrijke besluiten nemen.

  • Middenweg;

Kiesrecht; iedereen mag beslissen wie de belangrijke beslissingen neemt.

Het volk kiest wie het volk vertegenwoordigt. (vroeger; alleen inwoners

mogen stemmen die vooraf een bepaald bedrag aan belasting betalen →

algemeen kiesrecht voor mannen → algemeen kiesrecht voor vrouwen

(franse revolutie)

Verkiezingen zijn elke 4 jaar om te voorkomen dat de macht te lang bij dezelfde persoon ligt.

Directe democratie

= burgers oefenen direct invloed uit op politieke besluitvorming

Vroeger; alleen mannen, boven de 18, geboren in Athene(dus geen immigranten en slaven).

volksvergadering 40 x per jaar en loting

er mochten klachten ingediend worden over ambtenaren

Referendum

= een volksstemming over een bepaalde kwestie

Indirecte Democratie

= representatieve democratie; het volk kiest, vertegenwoordigers die

beslissingen nemen namens het volk en verantwoording afleggen over hun besluiten.

Volksvertegenwoordigers

= iemand die door verkiezingen is gekozen om de bevolking van

een land, stad of een ander gebied te vertegenwoordigen.

Periode na de revoluties: kiesrecht

Koningen en keizers: daadkracht

Middeleeuwen: daadkracht

volksvertegenwoordiger

dagelijks bestuur

voorzitter

tweede kamer (leden)

Kabinet Ministers (en staatssecretarissen)

Premier (minister president)

Provinciale staten Statenleden

Het college van gedeputeerde staten gedeputeerde

commissaris van de koning

gemeenteraad raadsleden

college van burgemeester en wethouders (B&W) wethouders

Burgemeester

 Grondrechten

  • klassiek wel afdwingbaar bij de rechter
  • sociaal niet afdwingbaar bij de rechter
  • politiek

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.