Hoofdstuk 7, 8 en 9.2

Beoordeling 8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vmbo | 1381 woorden
  • 7 mei 2020
  • 1 keer beoordeeld
Cijfer 8
1 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode

Maatschappijleer Hoofdstuk 7: Machtsdilemma in de praktijk.

7.1: Zwitserland en Turkmenistan.

Mensen hebben verschillende meningen over wat geluk is in een land. Bij het machtsdilemma is een belangrijke vraag: ‘’wat gebeurt er met al die meningen?’’.

  • Turkmenistan zijn er wel verkiezingen, maar de besluiten staan van te voren al vast. Turkmenistan is een dictatuur: bestuursvorm waarbij een land geregeerd wordt door één persoon (dictator) of een selecte groep mensen die alle macht in handen hebben. 
  • Zwitserland heeft veel referenda (meervoud referendum). referendum: verkiezing over één maatschappelijk probleem. ZO was er in 2014 een referendum over het invoeren van loon. (Zwitsers waren tegen).
  • Nederland is democratischer dan Turkmenistan maar Nederlanders hebben niet zoveel inspraak als in Zwitserland. In NL kiezen we een parlementaire democratie: Het parlement maakt de wetten.

7.2: Macht in Nederland.

De inwoners van NL hebben macht, want bij de verkiezingen mogen zij stemmen.

Op die manier bepalen zij welke politieke partijen en welke mensen ons land gaan leiden.

Trias politica: Scheiding van de machten ( eerste drie groepen bij elkaar) :

  • 1STE MACHT: Wetgevende macht. Bestaat uit het parlement: parlement in nederland heeft een eerste en tweede kamer. Belangrijkste taak v/h parlement is het maken van wetten. In het parlement zitten mensen die gekozen zijn tijdens de verkiezingen.
  • 2E MACHT: Uitvoerende macht. Bestaat uit de regering. Belangrijkste taak is het uitvoeren van wetten. Dat doen de ministers in een land. 
  • 3E MACHT: Rechterlijke macht. Bestaat uit rechters. Zij beoordelen of mensen zich houden aan de wet. Mensen uit de tweede of ministers controleren dus niet of iemand zich aan de wet houd, dat hoort bij de rechters.
  • 4e macht: ambtenaren: mensen die werken bij de overheid.
  • 5e macht: massamedia: geven grote groepen in één keer info of amusement.
  • 6e macht: externe adviseurs: lobbygroepen: komen op voor één belang of waarde. Denk aan greenpeace of de ANWB.

7.3: Machtsdilemma in Nederland.

A: extreem-links                A: Midden                     A:Extreem rechts

W:Inspraak           < >       W: Kiesrecht       <>      W: daadkracht.

B:                                      B:                                   B

kiesrecht: het recht van een individu om deel te nemen aan het politieke proces in een land of andere bestuurlijke eenheid of organisatie door middel van verkiezingen.

Kiesrecht zit tussen inspraak en daadkracht in.

4 regels uit de grondwet die te maken hebben met het machtsdilemma:

  • mensen mogen stemmen bij verkiezingen (actief kiesrecht)
  • mensen hebben het recht dat anderen op hen stemmen (passief kiesrecht)
  • mensen mogen verenigingen en politieke partijen oprichten.
  • mensen mogen vrij vergaderen en ook een demonstratie organiseren.

7.4: Geschiedenis v/h machtsdilemma.

Tot de 18e eeuw waren koningen en keizers heel machtig in hun land. Meerderheid had in die tijd heel weinig te zeggen. In NL werd in 1848 een nieuwe grondwet gemaakt & daar stond: mannen die genoeg belasting betaalden mochten stemmen.

In de 20e eeuw is het kiesrecht verder uitgebreid.

7.5: Toekomst van het machtsdilemma.

Veel mensen denken dat het geen zin heeft om te stemmen. Het is een gevaar voor de democratie als steeds minder mensen gaan stemmen. Mensen worden dan steeds ontevredener over de politiek en kunnen zich ertegen afzetten.

redenen om volgens kiezers niet te stemmen:

  • ‘’Mijn stem heeft toch geen zin’’
  • ‘’In de politiek praten ze veel, maar ze lossen geen problemen op!’’
  • ‘’Politici krijgen veel betaald maar doen niets’’

Lager opgeleiden hebben minder vertrouwen in de politiek dan hoger opgeleiden, omdat hoger opgeleiden actiever zijn in de democratie en daarmee hun invloed groter is dan die van de lager opgeleiden.

Maatschappijleer Hoofdstuk 8: Mensenrechtendilemma in de praktijk.

8.1: Noorwegen en Noord-Korea.

  • Noord-Korea is een Extreem land op gebied van het machtsdilemma, maar ook op het gebied van mensenrechten. Het Noord-Koreaanse volk wordt onderdrukt met strafkampen, door martelingen, executies, verdwijningen en honger.
  • In noorwegen hebben de mensen veel mensenrechten en zijn ze heel tolerant. De overheid helpt werklozen met een baan zoeken en veel gevangenissen zijn erg luxe. Dit met de hoop dat mensen hun gedrag veranderen.
  • Nederlanders hebben meer rechten dan Noord-Koreanen, maar minder rechten dan Noren. Nederland noemen we net als Noorwegen een rechtsstaat: mensen worden hierbij beschermt tegen de overheid, dit gebeurd door middel van regels in de wet.

8.2: Recht in Nederland.

Alle wetten in NL zijn gemaakt op basis van 6 uitgangspunten:

I Democratische wetten: In NL gelden wetten alleen als ze zijn aangenomen door de meerderheid in de Eerste en Tweede kamer.

II Machtenscheiding: verschillende actoren hebben macht (trias politica)
III Grondrechten: Iedereen heeft rechten die niet door de meerderheid kunnen worden afgepakt.

IIII Onschuldpresumptie: Je hoeft niet te bewijzen dat je iets niet gedaan hebt. Je bent onschuldig tot de rechter bewijst dat je schuldig bent.

V Legaliteitsbeginsel: Je bent alleen strafbaar als je iets doet wat in de wet staat. 

VI Gelijkheidsbeginsel: De wet maakt geen verschil tussen mensen: iedereen is  gelijk voor de wet.

repressie: De kant waarbij de overheid criminelen hard wil straffen.

preventie: Het voorkomen dat mensen in de criminaliteit komen.

8.3: Mensenrechtendilemma in Nederland.

A: Extreem-links                A: Midden                     A: Extreem rechts

W: Orde                < >       W: Vrijheid          <>      W: Orde

B:                                      B:                                   B:

Met een aantal regels uit de grondwet worden Nederlanders beschermd tegen de overheid om te voorkomen dat de overheid te veel macht heeft. 

A: SP                                 A: D66                          A: PVV

W: Orde en vrijheid   < >  W: vrijheid           <>      W: orde en vrijheid

B:-                                     B:-                                 B:-

In Tweede kamer moet vaak een afweging worden gemaakt tussen orde & veiligheid

8.4: Geschiedenis v/h Mensenrechtendilemma.

  • Voor de Grondwet van 1848 was er Romeins recht.
  • Tijdens de 80-jarige Oorlog maakte NL zich los van Spanje en kreeg meer rechten
  • In de achttiende eeuw werd de scheiding der machten bedacht en kregen rechters een opleiding om hun werk steeds professioneler te doen

8.5: Toekomst v/h Mensenrechtendilemma.

Sommige mensen zijn tegenwoordig ontevreden over het recht: ‘Criminelen krijgen te weinig straf!’

De overheid wil iets aan dit gebrek aan vertrouwen doen door:

  • Eenvoudiger te werken
  • Minder regels te maken
  • Mensen meer verantwoordelijkheid te geven 

Maatschappijleer Hoofdstuk 9: Het gelukkigste land.

9.2: Basiswaarden

Basiswaarden                     Tegenovergestelde van de basiswaarden

Vrijheid                     <>                   Onderdrukking

Gelijkheid                        <>                    Ongelijkheid

Cohesie                           <>                    Ontbinding.

Welvaart                          <>                    Armoede

cohessie= dat mensen iets samen met elkaar doen, dat ze bij elkaar horen.

( denk bij cohessie bijvoorbeeld aan het WK voetbal!)

ontbinding= mensen in een land hebben weinig contact met elkaar

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.