§1: Cultuur
Een pluriforme samenleving wordt gekenmerkd door mensen met verschillende normen, warden, gewoonten en leefstijlen. Hierbij kan het gaan over zowel mensen met dezelfde etnische afgrond of met verschillende etnische achtergrond.
Met cultuur wordt bedoelt alle waarden, normen en andere aangeleerde kenmerken die de leden van een groep of samenleving met elkaar gemeen hebben en als vanzelfsprekend beschouwen.
Een cultuur heeft meerdere functies:
1. Cultuur geeft richting aan het denken en doen van mensen en vormt zo een gedragsregulerend kader. Dit doet het gedrag van mensen geordend verlopen (communicatie etc.)
2. De cultuur van de groep waar je deel van uit maakt is tevens een bron van je sociale identiteit (wie je bent, hoe je je presenteert. Bijv: kleding, muziek, interesses).
3. Cultuur zorgt voor een gemeenschappelijk referentiekader. Deze gemeenschappelijke waarden en normen zorgen ervoor dat mensen met dezelfde achtergrond elkaar begrijpen waardoor de makkelijker gedachten en gevoelens kunnen wisselen.
Socialisatie is de cultuuroverdracht, de belangrijkste kenmerken van de cultuur, die wordt overgedragen aan de ‘nieuwe leden’. Oftewel het proces waarbij iemand de waarden en normen van een cultuur krijgt aangeleerd. Het resultaat van socialisatie is aanpassing.
Sociale controle is de manier waarop mensen anderen stimuleren of dwingen zich aan de geldende normen te houden.
Deze sociale controle is formeel als het is gebaseerd op regels en wetten. Sociale controle is informeel als het gaat om beleefdheidsvormen, oftewel ongeschreven regels.
Sancties zijn maatregelen waarmee gezorgd wordt dat mensen zich houden aan de geldende normen. Zo heb je:
1. Formele positieve sancties, zoals een diploma, salarisverhoging of promotie.
2. Formele negatieve sancties, zoals een boete, strafwerk of gevangenisstraf.
3. Informele positieve sancties, zoals een compliment, fooi of applaus.
4. Informele negatieve sancties, zoals in de hoek staan of uitgelachen worden.
Met de paplepel ingegoten socialisatie noemen we enculturatie
Acculturatie is het aanleren van de kenmerken van een cultuur waar je oorspronkelijk niet toe behoort.
Van internalisatie wordt gesproken als je bepaalde kenmerken van een cultuur zo eigen hebt gemaakt, dat je je automatisch haat gedragen zoals de groep dat van je verwacht.
Cultuur, datgene wat aangeleerd is, staat tegenover natuur, datgene wat aangeboren is.
Nature is gebaseerd op de aanleg van mensen en gaat er vanuit dat gedrag wordt bepaald door biologische eigenschappen.
Nurture gaat er vanuit dat gedrag aangeleerd is en benadrukt de culturele factoren als verklaring voor gedrag.
In elke samenleving is een dominante cultuur. De normen, waarden en kenmerken worden door de meeste mensen binnen die samenleving geaccepteerd.
In elke cultuur zijn ook subculturen. Dat zijn de waarden, normen en kenmerken van een bepaalde groep die afwijken van de dominante cultuur.
§2: Sociale cohesie
Sociale cohesie is de samenhang tussen mensen en een gemeenschap die wordt gevormd door de bindingen die we met elkaar hebben. Dit kun je scheiden in vier soorten bindingen:
1. Affectieve bindingen: degene met wie je vriendschappelijk omgaat.
2. Economische bindingen: bijvoorbeeld de winkels waar je eten koopt.
3. Cognitieve bindingen: bijvoorbeeld een tennisleraar die je regels uitlegt.
4. Politieke bindingen: de politiek beïnvloedt ons leven via wetten en regelgeving.
Hoe pluriformer de samenleving, hoe meer verschillende culturen samenleven.
Vanaf de jaren 60 ontstond er geleidelijk meer diversiteit. Hierdoor kwamen er langzaam maar zeker meer subculturen binnen de maatschappij.
De Nederlandse samenleving voor 1940:
Geringe sociale mobiliteit. Het was heel moeilijk om te stijgen op de maatschappelijke ladder.
De samenleving was sterk gezinsgericht. Binnen een gezinnen waren strikte taakverdelingen.
Nederland was veel minder pluriform.
Vrouwen waren niet handelsbekwaam (ze hadden voor alles toestemming nodig van hun man) en waren minderwaardig aan mannen.
Er was veel minder ruimte voor individuele ontplooiing. Individuen waren ondergeschikt aan de collectieve maatschappij.
Er waren hiërarchische verhoudingen, de samenleving was opgebouwd uit rangen en klassen.
Er was sterke verzuiling in Nederland. Het maatschappelijk leven werd sterk beïnvloed door geloofs- en levensovertuigingen.
§3: Veranderingen in de Nederlandse samenleving
Na de Tweede Wereldoorlog is er veel veranderd. Zo kwam er bijvoorbeeld een technologische ontwikkeling op gang. Hierdoor werd het huishoudelijk werk veel eenvoudiger. Er ontstond ook een economische groei, waardoor de welvaart sterk toenam.
In aansluiting hierop werd de verzorgingsstaat opgebouwd met een uitgebreid stelsel van sociale voorzieningen.
De sociale mobiliteit (maatschappelijke ladder) nam toe. Door de economische groei werd het volgen van een opleiding een steeds belangrijkere factor. Wie voor en dubbeltje geboren was had de mogelijkheid om een kwartje te worden, en andersom.
Er kwam steeds meer aandacht voor het individu en op veel gebieden kreeg de individuele ontplooiing veel meer kans. Zo vormde ook het gezin niet langer automatisch de ‘hoeksteen van de samenleving’. Ook nam de variëteit van samenlevingsvormen nam toe.
Het feit dat vrouwen steeds beter werden opgeleid en vaker eigen inkomen kregen maakte de vrouwen zelfbewuster. Dolle Mina was een van de bekendste emancipatiepartijen. Ze eisten onder meer gelijke lonen en zelf beschikkingsrecht over hun eigen lichaam (Bijv: baas in eigen buik).
Er waren niet alleen emancipatiegroepen voor vrouwen. Deze bestonden ook voor andere groepen zoals de homoseksuelen. In 2001 werd het homohuwelijk bijvoorbeeld toegestaan.
De stijgende welvaart en het hogere opleidingsniveau leidde tot een grotere mondigheid. Gezag werd niet meer als vanzelfsprekend ervaart. Zo vervaagde ook de sociale controle. Dit had ook een keerzijde, namelijk het omslaan van vrijheid-blijheid in onverschilligheid-afzijdigheid wat tot dramatische gebeurtenissen kon leiden.
Ontzuiling. Dus het afnemen van invloed van de kerk op de maatschappij en levenswijze van mensen.
De ontzuiling ging gepaard met secularisatie, waarbij organisaties, scholen en verengingen zich losmaakten van de kerk.
Na de jaren 50 kwam de opkomst van jeugdculturen. Dit was het gevolg van een langere opleiding, later starten met het arbeidsleven, later trouwen, meer vrije tijd en extra geld door bijbaantjes. Zo had je in de jaren 50 de nozems en in de jaren 60 de hippies.
§4: Toenemende immigratie
Pushfactoren zijn de redenen om naar een land te komen en pullfactoren zijn de redenen om een land te verlaten.
Pushfactoren in Nederland waren onder andere de relatieve godsdienst vrijheid en het liberale klimaat. Ook was er, in tegenstelling tot andere landen, sprake van een relatieve drukpersvrijheid.
Er migreerden veel mensen naar Nederland, hierdoor werd Nederland een handelsnatie.
In de jaren 60 ontstond er een nieuwe trend, namelijk gastarbeiders. Door een te kort aan arbeiders voor vies en zwaar werk als gevolg van hogere opleidingen, gingen Nederlandse bedrijven arbeiders werken in het buitenland (voornamelijk Italië, Griekenland, Marokko en Turkije).
In eerste instantie was het niet de bedoeling dat deze gastarbeiders in Nederland zouden blijven. Deze verwachting dat de arbeiders terug zouden keren is echter niet uitgekomen, na verloop van tijd lieten zij zelfs hun gezinnen overkomen.
Vanaf de tweede helft van de jaren 80 steeg het aantal asielzoekers. Dit werd veroorzaakt door burgeroorlogen.
Mensen die op de vlucht zijn op grond van geweld, geloof of seksuele geaard zijn en ergens anders een goed toekomen zoeken heten asielzoekers. Als deze op basis van verdragsregels van de Verenigde Naties als vluchteling wordt erkend moet elk VN-lid zich garant stellen voor hulp en opvang.
Sinds 2000 zijn de regels voor asielzoekers strenger geworden. Achtergrond was dat de stijging van het aantal vluchtelingen te veel toenam in de jaren 90. Ook kwamen er meer economische vluchtelingen.
In 2001 werd de nieuwe Vreemdelingenwet 2000 van kracht. Er waren een strengere eisen waar de asielzoekers aan moesten voldoen:
1. Geldige identiteitspapieren.
2. Hij moet aannemelijk maken dat hij bij uitzetting risico loopt in zijn eigen land.
3. Een asielzoeker kan niet worden teruggestuurd naar zijn eigen land om humanitaire redenen.
De nieuwe Vreemdelingenwet kent de volgende procedure:
1. Om vast te stellen of iemand mogelijk recht heeft op de vluchtelingenstatus moet hij zich melden bij een zogeheten aanmeldcentrum (AC).
2. Daar wordt beoordeelt of het vluchtverhaal gegrond lijkt en de asielzoeker wordt toegelaten tot de asielprocedure.
3. De asielzoeker gaat naar een asielzoekerscentrum (AZC) waar hij de beslissing af moet wachten.
4. Mensen die worden afgewezen worden opgevangen in een uitzetcentrum.
Kettingmigratie. Bijvoorbeeld als een vluchteling zijn gezin over laat komen waardoor ook weer andere familieleden en/of vrienden komen.
Bij gezinsvorming laat iemand een partner uit een ander land overkomen. Ook deze regelgeving is echter aangescherpt. Bijvoorbeeld doordat er soms geen sprake is van vrije partnerkeuze. Een ander motief kan zijn dat de (bijv.) vrouw die overkomt geen Nederlands spreekt. Toch is zij verantwoordelijk voor de opvoeding van haar kinderen. Dit is niet bevorderlijk voor de integratie.
Daarom moet de partner tegenwoordig een inburgeringexamen afleggen, pas daarna kan een aanvraag voor verblijf worden ingediend.
REACTIES
1 seconde geleden