1. Recht en Rechtvaardigheid
Maatschappelijke normen: Rechtvaardigheid en rechtsnormen
Rechtvaardigheid: normen die bekend zijn onder de mens (niet opgeschreven)
Rechtsnormen: gedragsregels die door de overheid wettelijk zijn vastgelegd.
Publiekrecht:
- Het regelen van de inrichting van de staat.
- Relatie tussen burgers en de overheid.
Onderverdeeld in:
- Staatsrecht: hierin staan de regels voor de inrichting van de Nederlandse staat.
- Bestuursrecht: hierin staat de verhouding tussen burger en overheid centraal.
- Strafrecht: dit bestaat uit alle wettelijke strafbepalingen.
Privaatrecht of burgerlijk recht:
- Het regelen van de betrekkingen tussen burgers onderling.
Onderverdeeld in:
- Personen- en familierecht: regelt zaken omstreeks een huwelijk, scheiding, geboorte etc.
- Ondernemingsrecht: regelt de voorwaarden onder het oprichten van een bv of nv.
- Vermogensrecht: regelt alle zaken die te maken hebben met iemands vermogen.
Plichten:
- belastingplicht
- leerplicht
- identificatieplicht
- DNA-plicht
2. Grondbeginselen van de rechtsstaat
De uitgangspunten van de rechtsstaat zijn bescherming, gelijkheid en vrijheid
De uitgangspunten van de rechtsstaat zijn uitgewerkt in de volgende grondbeginselen:
- Er is sprake van een machtenscheiding
- De rechters zijn neutraal en onafhankelijk
- Grondrechten zijn wettelijk vastgelegd
- De wet bepaalt wanneer je strafbaar bent
Machtenscheiding of Trias Politica:
- De wetgevende macht stelt wetten vast waar de burgers en de overheid zich aan moeten houden zoals de leerplichtwet.
- De uitvoerende macht zorgt ervoor dat eenmaal goedgekeurde wetten ook precies worden uitgevoerd. Hiervoor is in ons land de regering verantwoordelijk.
- De rechterlijke macht beoordeelt mensen, rechtspersonen of de overheid, of ze de wetten hebben overtreden en doet uitspraak in conflicten.
Voordelen aan neutrale, onafhankelijke rechters zijn:
- Het biedt je de mogelijkheid om je recht te halen.
- Het biedt bescherming tegen ongeoorloofd overheidsoptreden.
- Het zorgt ervoor dat mensen geen eigen rechter gaan spelen.
Grondrechten kun je onderverdelen in:
- vrijheidsrechten: zoals de vrijheid van godsdienst, meningsuiting.
- gelijkheidsrechten: zoals het discriminatieverbod.
- politieke rechten: zoals het kiesrecht en het recht van vrije, geheime verkiezingen.
- sociale grondrechten: zoals het recht op werk en woongelegenheid.
Bij de klassieke grondrechten garandeert de overheid het ook, maar bij de sociale niet.
Belangrijke beginselen over de strafbaarheid in het Wetboek van Strafrecht:
- Legaliteitsbeginsel: iets is alleen strafbaar als het in de wet staat.
- De strafmaat: in de wet staat bij ieder strafbaar feit de maximale straf.
- Ne bis in idem-regel: Na de uitspraak van een rechter kun je niet voor een tweede keer worden vervolgd.
3. Rechtsstaat in discussie.
De rechtstaat staat de laatste jaren in discussie wegens:
- Er is regelmatig een roep om zwaardere straffen.
- De georganiseerde misdaad vraagt om een betere aanpak.
- We hebben te maken met een wereldwijde terreurdreiging.
- Grondrechten kunnen botsen en staan soms ter discussie.
Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden (BOB):
Deze wet geeft de politie de bevoegdheid tot inkijkoperaties, zoals het inbreken voor bewijsmateriaal. Ook is de politie bevoegd om te infiltreren in misdaadorganisaties
Wet terroristische misdrijven:
De verruiming van het begrip verdachte. Bij een terreurverdachte hoeft er niet langer sprake te zijn van een vermoeden, maar met een aanwijzing kan de verdachte al opgepakt worden.
4. Strafrecht: de opsporing
Geweldsmonopolie / rechtshandhaving: de overheid heeft de meeste macht en moet hierdoor ook zorgen dat er maatschappelijke orde is eventueel met gebruik van wapens.
De meeste overtredingen en misdrijven staan in het Wetboek van Strafrecht
Misdrijven: meer ernstige strafbare feiten
Overtredingen: minder ernstige
Verschillen tussen misdrijven en overtredingen:
- straffen van misdrijven zijn hoger
- ze staan allebei geregistreerd bij de justitie; vooral misdrijven zijn nadelig bij sollicitaties
Criminaliteit: alle misdrijven die in de wet staan omschreven
Een strafproces verloopt volgens een vast patroon:
1. De politie verzamelt informatie over de strafbare feit. Dit wordt opgeschreven in een proces-verbaal.
2. De politie geeft het proces-verbaal aan de officier van justitie.
3. Als de officier genoeg bewijzen heeft, stuurt hij het dossier naar de rechter. Als de rechter de verdachte schuldig verklaart, kan hij de verdachte een straf opleggen.
Dwangmiddelen: bevoegdheden waar de politie gebruik van kan maken.
Onder te verdelen in:
Zonder toestemming:
- staande houden: iemand laten stilstaan en vragen naar zijn ID
- arresteren: iemand moet mee naar het politiebureau (zonder verzet)
- fouilleren: kleding en lichaam wordt onderzocht
- vasthouden: een verdachte 6 uur op het politiebureau vasthouden
- in beslag worden genomen: bewijsmateriaal m.b.t. diefstal
Met toestemming:
- machtiging tot binnentreding: toestemming van de rechter-commissaris om een woning binnen te gaan om een verdachte te arresteren
- speciale persoonsgegevens: toestemming van de officier over bankrekeningnummers
- preventief fouilleren: gefouilleerd worden zonder sprake van verdenking.
Openbaar Ministerie: alle officieren van justitie bij elkaar
Als de officier en de politie klaar zijn met het onderzoek kan de officier 3 dingen doen:
- Seponeren: afzien van verdere rechtsvervolging of als hij al genoeg gestraft is.
- Transactie/schikking: transactie aanbieden met geldboete/taakstraf
- Vervolgen: het dossier naar de rechtbank te sturen
5. Strafrecht: de rechter
Strafvervolging: de officier van justitie brengt de strafzaak bij een rechtbank.
Dagvaarding: brief om bij de rechter te komen (tijdstip, waar, waarom)
Juridische organisatie van een rechtspraak:
Hoge Raad (1rechter) Gerechtshof (5) Rechtbank (19)
Een Rechtbank bestaat uit
- een meervoudige strafkamer (3)
- politierechter
- kantonrechter
Een rechtszaak bestaat uit zeven stappen:
1. Opening: de rechter controleert de persoonsgegevens van de verdachte.
2. Aanklacht: de officier leest de aanklacht voor.
3. Onderzoek: De rechter begint het echte onderzoek door de verdachte, de advocaat en de officier te ondervragen. Ook wordt er gekeken of de verdachte een strafblad heeft.
4. Requisitoir: De officier houdt een verhaal om aan te tonen dat de verdachte schuldig is en probeert een bepaalde straf te eisen aan de rechter.
5. Pleidooi: De advocaat probeert de verdachte te verdedigen.
6. Laatste woord: de verdachte kan eventueel spijt betuigen of onschuld benadrukken.
7. Vonnis: De slotuitspraak, de politie- en kantonrechter doen meteen de uitspraak.
Straffen:
Hoofdstraffen:
- Vrijheidsstraf: maximale straf is 30 jaar of levenslang.
- Taakstraf
- Geldboete
- Een voorwaardelijke straf
Bijstraffen: bijvoorbeeld rijbewijs innemen
Maatregelen: bijvoorbeeld TBS, schadevergoeding
Strafrecht voor minderjarigen:
- Tot 12 jaar: strafrechtelijk niet aansprakelijk
- 12 - 18 jaar: jeugdstrafrecht (kinderrechter)
6. Crimineel gedrag: wat doen we ertegen?
Over crimineel gedrag kun je onderscheid maken tussen twee oorzaken:
Maatschappelijke oorzaken:
- Alcohol en drugsgebruik
- Pakkans
- Minder sociale controle
- Maatschappelijk achterstand
- Betere beveiliging
Persoonlijke oorzaken:
Waarom wordt de een wel en de ander niet crimineel? Hierover zijn 5 theorieën
- Biologische theorie: wordt je als misdadiger geboren of gemaakt?
- Bindingstheorie: in ieder mens schuilt een misdadiger
- Aangeleerd-gedragtheorie: crimineel gedrag wordt aangeleerd
- Anomietheorie: crimineel gedrag treedt op als mensen er niet in slagen hun levensdoel te bereiken
- Persoonlijkheidstheorie: de persoonlijkheid is opgebouwd uit drie delen: id, ego, superego. Als dit verstoort wordt kan dit afwijken tot crimineel gedrag.
Maatregelen voor de aanpak van criminaliteit, tweesporenbeleid:
- Preventieve maatregelen zijn bedoeld om crimineel gedrag te voorkomen.
- Repressieve maatregelen zijn straffen die na crimineel gedrag worden opgelegd.
7. Burgerlijk recht
Burgerlijk recht: geschil tussen burgers onderling.
De eiser: degene die de zaak aan de rechter voorlegt
De gedaagde: degene van wie iets wordt geëist en daarom voor de rechter wordt gedaagd.
Dagvaarding: een schriftelijke mededeling aan een persoon dat hij voor de rechter moet verschijnen.
Een dagvaarding bevat altijd:
- de naam van de eiser
- de eis
- de motivatie van de eis
- het tijdstip en de plaats van de rechtszaak
Procureur: iemand die in een rechtszaak alle regels ken zodat er geen oponthoud ontstaat, zoals een advocaat
De meest voorkomende veroordelingen zijn:
- schadevergoeding zoals een loonbeslag
- een verdrag dat de gedaagde een dwangsom betaalt als hij hetzelfde weer doet
We onderscheiden twee soorten schadevergoedingen:
- Vermogensschade: de vergoeding van de gemaakte kosten
- Immateriële schade: een compensatievergoeding voor de pijn
Kort geding: een versnelde en vereenvoudigde procedure voor spoedeisende zaken die wordt behandelt door een voorzieningenrechter.
Een kort geding kan bestaan uit:
- een spoedeisend belang
- een eenvoudige procedure
- een voorlopig oordeel
9. Grenzen aan de rechtsstaat
Het geven van straffen is bedoeld als:
- wraak en vergelding
- afschrikking
- voorkomen van eigenrichting
- resocialisatie
- beveiliging van de samenleving
REACTIES
1 seconde geleden