Rechten

Beoordeling 6.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 2689 woorden
  • 16 november 2009
  • 5 keer beoordeeld
Cijfer 6.9
5 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak

Rechtstaat: Een staat waarin het recht als het ware regeert. Wetten gelden niet alleen voor het volk, maar ook voor de regeerders.

1, Idee en oorsprong van de Rechtstaat:
1.1 Beginselen van de Rechtstaat.
De democratische rechtstaat bied dubbele garantie aan de burgers, ze mogen meedoen aan vrije verkiezingen, en kunnen daardoor indirect meebeslissen over politieke kwesties. Ook bied het bescherming tegen de machthebbers. Er worden in een rechtstaat namelijk wetten opgelegd voor burgers en overheid. Machtsmisbruik word dus tegengegaan.
• Sociaal contract: Een soort afspraak dat iedereen zich aan de regels houd, burgers en overheid. Denk aan: leerplicht en dienstplicht
• Maat en regel: De overheid is gebonden aan maat en regel waaraan ze zich moeten houden, niemand mag bijvoorbeeld gestraft worden zonder tussenkomst van een rechter.

1.2 Ontstaan van de rechtstaat.
De gedachte van de rechtstaat werd geboren in de 17e en 18e eeuw, koningen hadden absolute macht, bijvoorbeeld Lodewijk XIV ( L’état , c’est moi!, de staat dat ben ik!)
• Trias politica: Volgens Montesquieu moest tegenover de macht van de koning een parlement komen, dat de wetten mocht maken. En een rechterlijke macht. Zo ontstond de trias politica, scheiding der machten.
• Grondrechten: Revoluties komen, eerst Amerika in 1776 (wie belasting betaald heeft ook recht). Daarna Frankrijk, vrijheid gelijkheid en broederschap. Er geld nu en constitutionele monarchie, de koning is dus verbonden aan de grondwet. Verder is er meer vrijheid mogelijk door de grondwettelijke bescherming.
• Na de 2e wereldoorlog: Ervaringen met fascisme leid tot UVRM in 1948 en het EVRM in 1950. Zonder mensenrechten is er geen rechtsstaat, ze zijn vaak in de grondwet vastgelegd. Grondrechten: belangrijke rechten die mensen de gelegenheid geven zich zo goed mogelijk te ontplooien.
• De rechtstaatgedachte is springlevend: De rechtstaat speelt dagelijks een rol, de situaties, gebeurtenissen, beslissingen en handelingen worden afgemeten aan een ondergrens, de overheid bestaat wat wel en niet mag. De waarden en normen van de rechtstaat vormen minimale bindingen die burgers en groepen met elkaar delen.

2, De Grondwet en de Grondrechten:

Grondwet ook wel constitutie genoemd (bottenstelsel), 1776 aanhef grondwet Amerika. Vrijheid, gelijkheid en burgerschap staan in de grondwet, wie niet gelijk wordt behandeld kan een beroep doen op de grondwet.

2.1 Doel en ontstaan van de Grondwet
• Doel: In Nederland is de grondwet een bindend middel, waar vrijwel iedereen het mee eens is.
- Machtsbeperking staat aangeven.
- Fundamentele rechten van burgers vastleggen.
- De eenheid van de staat uitdrukken. (de burgers willen één blijven)
- Aan geven hoe de belangrijkste organen zijn georganiseerd.
• Geschiedenis:
- <1798: Statenbond van onafhankelijke staten
- 1798: Onder invloed F –revo Staatsregeling Bataafse Republiek (voorloper grondwet)
- 1806: Constitutionele monarchie
- 1814: De eerste Grondwet
- 1815 en 1840: Wijzigingen, Belgen erbij en Belgen weer weg.
- 1848: Staatsman Thorbecke dwingt een wetswijziging af bij koning Willem 2, De koning is onschendbaar; de ministers verantwoordelijk. De koning gaf de macht uit handen.
Ook werd er in de grondwet opgenomen dat er rechtstreekse verkiezingen zouden komen voor de 2e kamer. Alleen voor mannen die belasting betaalde (censuskiesrecht).
- 1917 Algemeen mannenkiesrecht.
- 1922 Vrouwenkiesrecht
- 1983 Algemene herziening grondwet, naast klassieke grondrechten nu ook sociale grondrechten.

2.2 Inhoud van de grondwet.
Hoofdstuk 1: Daar staan de grondrechten en burgerlijke vrijheden, het begint met:
• Klassieke grondrechten: Bijvoorbeeld gelijkheids- en vrijheidsbeginsel. Ze houden bepaalde bevoegdheden van de overheid in. De overheid is op dat punt passief, laat de burgers hun gang gaan. (behalve bij kiesrecht, overheid moet organiseren) Wanneer je je grondwet geschonden vind, kun je naar de rechter stappen.
• Sociale grondrechten: Artikel 19 t/m 23, de overheid heeft een zorgplicht tegenover de burgers op het gebied van:
- Werkgelegenheid en vrije arbeid
- Bestaanszekerheid en welvaart
- Leefbaarheid en milieu
- Volksgezondheid
- Onderwijs
Het grote verschil met klassieke grondrechten is dat de overheid actief moet optreden om het waar te maken, en burgers kunnen ze niet bij de rechter afdwingen.

2.3 Grondwet ter discussie:
• Horizontale en verticale werking: Horizontaal als het gaat tussen de verhouding van burgers onderling, bij de verticale werking gaat het tussen de verhouding van burgers en overheid.
•Botsende grondrechten: Meestal horizontaal, grondrechtelijke belangen van burgers botsen. (bv. vrijheid van meningsuiting-discriminatie)
• Voorstellen om het anders te doen: Botsingen zouden voorkomen kunnen worden met rangorde enz. maar hier zijn ze nog niet uit.

3, Trias politica: scheiding of evenwicht van machten?

3.1 Ontstaan
• Ontstaan: De grondlegger is Montesquieu, de taken moesten volgens hem verdeeld worden in 3 machten.
- De wetgevende macht: algemene wetten maken, wijzigen of trekken
- Uitvoerende macht: wetten in praktijk brengen
- Rechterlijke macht: zei die recht mochten spreken bij onenigheid over wetten en bij alle conflicten die met wetten oplosbaar waren

• Doel: Ze hebben niks over elkaar te zeggen maar kunnen elkaar wel controleren. Checks and balances, weerhouden van verovering macht (check) en daar elkaar mee in balans houden.
De wetgevende macht kan de uitvoerende macht ter verantwoording roepen. De wetgevende macht kan de rechterlijke macht corrigeren door een nieuwe wet. De rechterlijke macht kan de wetgevende macht corrigeren, een rechter heeft geen toetsingsrecht dwz dat hij niet bevoegd is vast te stellen of een wet in strijd is met de grondwet, maar hij mag wel oordelen of het in strijd is met een internationaal gesloten verdrag of met een andere ned. wet. Rechterijke macht kan ook uitvoerende macht controleren.

3.2 De 3 machten
• Wetgevende macht: De regering(koningen en ministers) en het parlement(1e en 2e kamer, ook wel staten generaal) Ministers komen met wetsvoorstellen. Die voorstellen gaan voor advies naar Raad van state (belangrijkste adviesorgaan van de regering). Het word daarna verzonden naar de 2e kamer, na debatten beslist de meerderheid van de 2e kamer, daarna word het aan de 1e kamer voorgelegd. De 2e kamer mag zelf ook met wetsvoorstel komen, gebeurd niet vaak.
Het volk oefent indirect invloed uit op het maken van wetten, doordat de kamers gekozen worden door het volk.
Waaraan moeten grondwetten voldoen?
- Algemeen,
- Duidelijk
- Haalbaar en uitvoerbaar
• Uitvoerende macht
Ministers vormen de uitvoerende macht en zorgen dat de aangenomen wetten worden uitgevoerd, de scheiding in Nederland is niet helemaal zuiver omdat de ministeries bijna alle wetonderwerpen maken. Dus combinatie 1e en 2e macht.
Ze mogen alles realiseren, ze geven bijvoorbeeld opdrachten voor aanleg infrastructuur en inspecties of leggen normen op. De uitvoerende macht mag eigenmachtig regels opstellen. Ministeriele regelingen, regels hoe wetten moeten worden uitgevoerd.
De macht van de ambtenaren: Ministers worden bijgestaan door talloze ambtenaren, ze hebben ook een beetje macht omdat ze zelfstandig beslissingen nemen die de minister nooit allemaal kan controleren. Zelf word de minister wel gecontroleerd door het parlement, hij is verantwoordelijk voor alle daden van de ambtenaren, ministeriele verantwoordelijkheid. De 1e macht controleert dan de 2e macht. Maar niet alles is controleerbaar dus kunnen burgers naar de rechter stappen
• rechterlijke macht: De rechterlijke macht als derde macht is in handen van de onafhankelijke rechters die voor het leven benoemd worden en alleen maar afzetbaar zijn bij misdaad. Dit maakt dat ze niet zomaar ontslagen kunnen worden en ze dus ook niet partijdig worden door angst voor ontslag.

3.3 Samenspel tussen 3 machten:
Ze vullen elkaar aan bijv. identificatieplicht
• Scheiding of evenwicht? : Rechters worden niet gekozen en niet gecontroleerd, maar ze moeten zich aan wetten houden. Rechters kijken achterom wat er gebeurd is en de wetgever kijkt vooruit wat er gaat gebeuren. Een rechter heeft een beperkte speelruimte (bv. Euthanasie). Het geheel van uitspraken noemen we jurisprudentie. Het parlement kan een rechterlijke uitspraak niet ongedaan maken, maar wel een wet wijzigen. Rechters mogen wel advies geven over wetten. In plaats van een scheiding is er meer sprake van een evenwicht.
• Trias politica ter discussie: Toch lopen ze elkaar voor de voeten. Sommigen vinden dat rechters ook toetsingsrecht moeten krijgen, maar volgens andere zouden de rechters dan teveel macht krijgen.

4, De rechtsorde:

Het geheel van de rechtsregels en rechtsbeginselen en de manier waarop het recht is georganiseerd. De rechtsorde is het geheel van recht in een land, terwijl de rechtsstaat een specifieke soort staatsvorm is die aan bepaalde eisen voldoet.

4.1 Soorten regels:
• Rechtsregels: Wettelijk vastgelegde gedragsregels 2 redenen:
- Doelmatigheid, zodat er duidelijke afspraken zijn. (denk aan links of rechts rijden)
- Zedelijk bewustzijn, Wat vinden we goed en wat vinden we slecht?
Rechtsregels beoordelen als het ware of iets legaal of illegaal. Bijv. Gij zult niet doden….
• Sociale en morele regels: Ze staan meestal niet opgeschreven in tegenstelling tot rechtsregels, ze beoordelen of je rekening houd met elkaar. Bijv. mobiele telefoon uitzetten tijdens vergadering enz.. Morele regels geven een beoordeling van goed en kwaad, bijv. laat verwanten niet in de steek, wat gij niet wilt dat u geschiedt…….. enz… Soms vallen zulke regels samen, bijvoorbeeld dat je niemand mag vermoorden, maar het overlapt elkaar nooit helemaal. (Bron 13)
• Als regels met elkaar botsen: deze 3 regels kunnen ook botsen, welke regel gaat voor? Dat hangt er van af, deze 3 soorten regels veranderen dan ook vaak omdat de waarden en normen ook veranderen. Als het goed is moeten rechtsnormen overeenstemmen met morele opvattingen, we zullen ons er dan ook eerder aan houden, maar soms gaan ze in tegen het gevoel, bijvoorbeeld hoge parkeerboetes.

4.2 Rechtsgebieden:
De indeling van het systeem van rechtsregels, het belangrijkste is het onderscheid tussen privaatrecht (relaties tussen burgers onderling) en publiekrecht (relaties tussen burgers en overheid).
• Privaatrecht: horizontale relaties, bv kopen auto, adopteren kind of oprichten vereniging. Deze rechtsbetrekkingen ontstaan uit eigen vrije wil om met elkaar samen te werken, ook wel civiel of burgerlijk recht genoemd, ze staan in het burgerlijk wetboek. Het gaat over het algemeen over rechten en plichten. Gebieden:
- Het personen en familierecht, regelt zaken als huwelijk, scheiding en geboorte.
- Het ondernemingsrecht, stelt voorwaarden waaronder je een stichting kan oprichten.
- Het vermogensrecht, regelt alle zaken die te maken hebben met je vermogen, overeenkomsten zoals koop, huur of arbeid.
• Publiekrecht: kent de volgende indeling:
- Staatsrecht, daarin staan de regels voor de inrichting van de NED staat. (grondwet, bevoegdheden enz.)
- Bestuursrecht, gaat over bestuursactiviteiten van de overheid, vergunningen belastingsrecht en ruimtelijke ordening, maar ook allerlei bepalingen die je beschermen tegen de overheid.
- Het strafrecht; Bestaat uit alle wettelijke strafbepalingen.
Het publieksrecht regelt dus verticale relaties, het publieke belang komt steeds aan de orde. Sommige zaken worden zo belangrijk gevonden dat de overheid ze niet overlaat aan de burgers, zoals leerplicht en volksgezondheid. Wat tot het publiek recht of het privaatrecht behoort wordt door de politiek uitgemaakt.
• Organisatie van recht: Er zijn talloze organisaties betrokken bij toepassing en uitvoering, zoals de politie, gemeentehuizen, de 2e kamer, scholen, ziekenhuizen enz.
In de beperkte betekenis spreken we over rechtelijke macht, dus de 3e macht maar tegelijkertijd ook de hele juridische organisatie van de rechtspraak. Deze is in een piramide opgebouwd: 1951. Er zijn 19 rechtbanken, 5 gerechtshoven en er is 1 Hoge raad. Je begint bij de laagste rechter, waarna je in hoger beroep kunt gaan bij het gerechtshof en ten slotte in cassatie bij de Hoge Raad, die in Den Haag gevestigd is. Je zult het moeten doen met de laatste uitspraak, bij hoger beroep kan de straf verminderen, vervalen of verhogen.

5, Het strafproces in een rechtstaat

5.1 Rechtsbescherming en procesregels
• Rechtsbescherming: Ook verdachten vallen onder grondwettelijke rechtsbescherming. Er geld een onschuldvermoeden, dwz. dat een verdachte onschuldig is tot het tegendeel is bewezen.
• Procesregels: Niemand kan zonder proces in de gevangenis, voor het proces gelden procesregels, die staan in het wetboek van strafvordering. Alle handelingen van politie enz. zijn aan regels verbonden. Die regels samen noemen we het strafprocesrecht. Criminelen houden zich niet aan zulke regels, waardoor bij bestrijding vaak de grens van de rechtstaat word benaderd.

5.2 Het strafproces
Je gaat 6 fasen door:
- Aanhouding - eventueel hoger beroep/cassatie
- Opsporing - uitvoeren opgelegde straf
- Vervolging door openbaar ministerie
- Berechting door 1 of meer rechters (openbaar)
• Aanhouding: Iemand is een verdachte als er een redelijk vermoeden van schuld aan een misdrijf of overtreding bestaat. De politie mag je dan staande houden (stil laten staan en vragen om ID), maar je mag ze ook aanhouden (arrestatie en mee naar politiebureau voor verhoor). Bij heterdaad is iedereen, dus ook een burger, bevoegd iemand aan te houden en vast te houden tot de politie er is. Maar de politie en justitie mogen ook aanhouden als er voldoende verdenking is.
• Opsporing: Verzamelen informatie. Deze info gaat als proces-verbaal naar de officier van justitie. Hij beslist of de zaak voor de rechter komt. De politie mag tijdens opsporing gebruikmaken van dwangmiddelen. De politie mag verdachten fouilleren en bewijsmateriaal en wapens in beslag nemen. Maar soms heeft de politie toestemming nodig van de rechter-commissaris. Dit gebeurd als het de grondwet van de mens aantast.
Een verdachte langer vasthouden: Na de eerste 6 uur op het politiebureau mag een hulpofficier toestemming geven voor 3 dagen langer. Daarna zal de rechter-commissaris beslissen, maximaal 110 dagen voorarrest. Een verdachte moet wel weten waar hij aan toe is.
• Vervolging: De officier van justitie (vertegenwoordigd het openbaar ministerie) beslist of een zaak in de rechtbank komt (vervolgingsmonopolie). Maar kan ook een strafzaak afdoen dmv. schikking of transactie, een geldboete of een taakstraf dus. Of de zaak word geseponeerd, de zaak word gesloten
• Berechting: De officier legt de strafzaak ten laste bij de rechtbank (met een tenlastelegging waarin precies de aanklacht staat). Een strafzaak begint bij de rechtbank. Eenvoudige misdrijven waar maximaal 1 jaar voor kan worden geëist komen bij de politierechter. Zware zaken, bv. doodslag en fraude komen bij de meervoudige kamer terecht. Ze worden dan dor 3 rechters berecht. Op de terechtzitting word de gehele zaak onderzocht, getuigen horen en bewijs bestuderen en verdachte horen. Dan houd de officier van justitie zijn requisitoir en vraagt om een bepaalde straf, daarna houd de advocaat zijn pleidooi. De verdachte heeft recht op het laatste woord. De politierechter doet hierna meestal meteen uitspraak maar de meervoudige kamer doet het binnen 14 dagen.
• Hoger beroep: Na vonnis rechtbank is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof, het word helemaal over gedaan, je kunt een hogere maar ook lagere straf krijgen. Ten slotte kun je in Cassatie bij de Hoge raad, daarmee zul je het moeten doen.
• Uitvoering straf: De uitvoerende macht zal het uitvoeren, het ministerie van justitie. Zorg voor gevangenen, word geregeld met het recht voor gedetineerden.

6, Het strafrecht

6.1 Strafbepalingen:

• Het ondersteund de rechtsraat met 3 belangrijke beginselen. Het legaliteitsbeginsel: je mag niet gestraft worden voor iets wat van te voren niet strafbaar is gesteld. Duidelijk: Iedereen moet weten wat wel en niet mag. Ne bis in idem regel, je mag niet 2 keer vervolgt worden voor hetzelfde feit.

• Wetboek van strafrecht: Daar staan de meeste strafbepalingen in. Het bestaat uit 3 delen:
- 1 Algemene bepalingen: Antwoorden op vragen over medeplichtigheid, en schuld.
- 2 Misdrijven: Ernstige feiten zoals moord.
- 3 Overtredingen: Minder ernstige feiten.
Misdrijven blijven langer geregistreerd als overtredingen, de straffen zijn ook erger.
• Materiële strafrecht: dat is de inhoud van alle strafbepalingen. De strafbepalingen beginnen met.. Hij die…doet, krijgt………straf. Hierdoor weet je waar je aan toe bent. De straf mag niet hoger zijn maar wel lager. Er zijn ook nog andere wetten, zoals Opiumwet, over drugs.
6.2 Bestraffing
• Strafuitsluitingsgronden: De dader moet iets ten willens en wetens hebben gedaan, met zijn volle verstand en eigen wil. Als dat niet is spreken we van strafuitsluitingsgronden, die onderscheiden we in 2:
- Rechtvaardigingsgronden: Het is niet strafbaar, door noodweer, overmacht noodtoestand of ambtelijk bevel.
- Schulduitsluitingsgronden:
• Psychische overmacht, gedwongen.
• Noodweer exces, paniek reactie
• Ontoerekeningsvatbaarheid, als iemand echt niet weet wat hij doet > TBS.
• Afwezigheid van schuld, je weet er niet van.
Soorten straffen:
• Geldboete
• Taakstraf
• Vrijheidsstraf, minimaal 1 dag en max. 30 jaar of levenslang.
• Bijkomende straffen: Verbod of intrekking rijbewijs.
Functies van straffen:
• Wraak en verdelging
• Afschrikking
• Voorkomen van eigenrichting.
• Resocialisatie, heropvoeden daders.
• Beveiliging.
Strafrecht minderjarigen: Onder de 12 naar raad van kinderbescherming. Tussen 12 en 18 naar jeugdstrafrecht, lichte misdrijven naar Halt en zware misdrijven voor de jeugdrechter. Dan kun je in een jeugdgevangenis belanden. Maar ze kunnen je ook naar een behandelcentrum sturen.

Crimineel gedrag: oorzaken en bestrijding
Mensen voelen zich regelmatig onveilig, uit cijfers blijkt dat de angst terecht is. Crimineel gedrag ontstaat door maatschappelijke oorzaken. Vaak mensen met weinig kans op succes, maar ook je karakter speelt een rol.
Aanpak: Preventieve maatregelen om het te voorkomen, en repressieve maatregelen om het te bestraffen.
Maatschappelijke gevolgen: veel slechte gevolgen maar ook immateriële gevolgen, je gevoel.
Wat vinden de politieke partijen:
Het is een bedreiging van de rechtsorden, al deze criminaliteit
CDA: Bevorderen onderling respect
PvdA: Hardere aanpak
SP: Sterkere binding politie en gemeente.
VVD: Meer politie en hogere straffen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.