Hoofdstuk 1 - Politiek: De gezaghebbende toedeling van waarde. - Beleid: Het kiezen van doelen en het inzetten van middelen in een bepaalde tijdvolgorde. - Proces van politieke besluitvorming: De wijze waarop het beleid van de overheid tot stand komt. - Politieke besluiten: De inhoud van het overheidsbeleid. - Kerntaken: De belangrijkste taken van de overheid. - Belangentegenstellingen: De opvatting van een persoon.
Hoofdstuk 2 - Systeemmodel: Een schematische voorstelling van zaken die probeert te verklaren via welke fases een bepaald proces altijd verloopt. - Invoer (input): De eisen en wensen die vanuit de samenleving naar voren worden gebracht. - Sluis- of poortwachters: Individuen, belangenorganisaties, actiegroepen en politiek partijen die ervoor zorgen dat een deel van de opvattingen worden doorgeven aan de politici in Den Haag. - Gezag: De acceptatie van de burgers. - Omzetting (conversie): Als eisen, wensen en steun van het volk worden vertaald in politieke besluiten. - Agendavorming: Eisen van mensen worden serieus bekeken. - Beleidsvoorbereiding: Het verzamelen en analyseren van informatie en het formuleren van adviezen over het te voeren beleid. - Beleidsbepaling: Het keuren van voorstellen door het parlement. - Uitvoer (output): Uitvoering van de eisen in de vorm van wetten, koninklijke besluiten etc. - Terugkoppeling (feedback): De wijze waarop op de uitvoer wordt gereageerd. - Beleidsevaluatie: Regering of parlement stellen zich de vraag of het ingevoerde beleid wel goed is. - Barrièremodel: Een model om het proces van politiek besluitvorming te verduidelijken, maar dan abstracter en praktischer.
Hoofdstuk 3 - Democratie: Dat betekent dat “de burgers regeren”. - Volkssoevereiniteit: Een regeringsvorm waarbij de macht van de regeerders uiteindelijk afkomstig is van de burgers. - Democratische centralisme: Besluiten van hogere organen zijn in principe bindend voor lagere organen. - Grondrechten: Rechten waarin individuele vrijheden van alle burgers tegenover de overheid gewaarborgd worden. - Legaliteitsbeginsel: Dit beginsel houdt in dat iemand alleen veroordeeld en gestraft mag worden op grond van duidelijk geformuleerde regels. - Indirecte democratie: De bevolking is niet rechtstreeks betrokken bij belangrijke overheidsbeslissingen. - Referendum: Een volksraadpleging waarin de bevolking in enkele zeer belangrijke kwesties wordt gehoord. - Parlementaire democratie: Het kenmerk hiervan is dat de parlementsleden door de burgers via vrije en geheime verkiezingen kunnen worden gekozen. - Representatie-democratie: Hetzelfde als indirecte democratie. - Representaviteit: Als de standpunten van de gekozen vertegenwoordigers overeen komen met die van de kiezers. - Sociale beweging: Bestaat uit diverse actiegroepen die eenzelfde doel nastreven. - Parlementair stelsel: Dat een nieuwe regering niet kan regeren zonder het vertrouwen van de volksvertegenwoordiging. - Constitutionele monarchie: De koning is het staatshoofd, het koningschap is erfelijk maar de koning is gebonden aan de constitutie (de grondwet). - Ministeriële verantwoordelijkheid: Als de regering verantwoording schuldig is aan het parlement voor het doen en laten van het staatshoofd. - Presidentieel stelsel: Als in landen de volksvertegenwoordiging en de president rechtstreeks wordt gekozen door het volk. - Evenredige vertegenwoordiging: Dat het aantal parlementsleden van 1 partij evenredig is aan het aantal stemmen dat op die partij landelijk is uitgebracht. - Districtenstelsel: Een kiesstelsel als mensen gekozen willen worden, zich kandidaat moeten stellen in hun eigen district. - Meerderheidsstelsel: Als kandidaten van de twee grootste partijen tegenover elkaar staan. Doordat ze de absolute meerderheid moeten hebben. - Beperkt districtenstelsel: Hierbij vaardigt elk district een aantal vertegenwoordigers af en bestaat binnen de districten een systeem van evenredige vertegenwoordiging.
Hoofdstuk 4 - Actoren: De voornaamste spelers uit elke fase van het proces. - Contrasigneren: Het bekrachtigen van wetten en koninklijke besluiten door een handtekening door het staatshoofd. - Kabinet: De ministers tezamen. - Trais politica: De leer van machtenscheiding (de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht). - Eerste kamer: Wordt door een indirecte manier door het volk gekozen. - Recht van amendement: Dat de Tweede Kamer wetsvoorstellen mag wijzigen. - Recht van initiatief: Dat de Tweede Kamer zelf wetsvoorstellen mag indienen. - Budgetrecht: Als de beide kamers moeten komen tot een nieuwe begroting of anders opstappen. - Recht van interpellatie: Een van de Kamers beslist dan dat een minister in de Kamer moet verschijnen om daar vragen van kamerleden over een bepaalde kwestie te beantwoorden. - Motie: Een op schrift gestelde wens of uitspraak van een van de Kamers gericht aan de regering of en van de bewindslieden. - Recht van enquête: De beide kamers kunnen een onderzoek instellen naar het gevoerde beleid op een bepaald terrein. - Dualisme: Dat de regering en het parlement duidelijk verschillende functies hebben. - Monisme: De balans van machtsverdeling duidelijk doorslaan naar een van beide organen. - Kader- of raamwet: Een wet waarin slechts de grote lijnen worden geregeld. - Algemene maatregelen van bestuur (AMvB): Algemeen geldende wetten die niet de goedkeuring van het parlement hoeven te hebben. - Regeerakkoorden: Een overeenkomst tussen de regering en de regeringspartijen. - Specialist: Een kamerlid dat zich grondig heeft ingewerkt op een bepaald beleidsterrein. - Vaste kamercommissies: Specialisten van verschillende fracties. - Coalitie: Een samenwerkingsverband van meerder partijen. - Regeerakkoord: Partijen stellen hier in vast welke koers ze in de komende periode gaan varen. - Regeringspartijen: Partijen die deelnemen aan de coalitie. - Oppositiepartijen: Partijen die niet deelnemen aan de coalitie.
Hoofdstuk5 - Overheidsbureaucratie: Ambtenaarapparaat. - Hiërarchische structuur: Dat iedere ambtenaar verantwoording schuldig is aan een hogere ambtenaar. - Vierde macht: De ambtenaren. - Verkoring: Als verschillende ambtenaren met verschillende bazen niet van elkaar precies weten wat er gedaan wordt. - Adviesorganen: Niet-ambtelijke colleges die tot taak hebben het kabinet of individuele ministers te adviseren over het te voeren beleid. - Raad van State: Het hoogste adviescollege in ons land. - Administratieve rechtspraak: Een rechtspraak over geschillen met overheidsbesturen. - AROB-procedure: De procedure voor de administratieve rechtspraak. - Sociaal Economische Raad (SER): Een belangrijk adviescollege. - Kroonleden: Vertegenwoordigers van de overheid. - Planbureaus: Wetenschappelijke instellingen die kennis en inzichten moeten aanreiken ter onderbouwing van het te voeren overheidsbeleid. - Centraal Planbureau: Bestudeert voorla de ontwikkelingen op sociaal-economisch terrein en probeert op dit gebied prognoses te geven. - Sociaal-cultureel Planbureau: Deze doet hetzelfde als degene hierboven maar dan op sociaal-cultureel terrein.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden