Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Politieke besluitvorming

Beoordeling 7.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 6947 woorden
  • 7 mei 2003
  • 59 keer beoordeeld
Cijfer 7.5
59 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Nieuw seizoen Studententijd de podcast!

Studenten Joes, Tess en Annemoon zijn terug en bespreken alles wat jij wilt weten over het studentenleven. Ze hebben het onder andere over lentekriebels, studeren, backpacken, porno kijken, datediners, overthinken, break-ups en nog veel meer. Vanaf nu te luisteren via Spotify en andere podcast-apps! 

Luister nu
Politieke Besluitvorming
1
waarden: wat vinden we belangrijk/waardevol? (eerlijkheid,gezondheid, veiligheid) normen: jouw regels over hoe iemand zich zou moeten gedragen (stelen, drugs gebruiken) politiek: gezaghebbende toedeling van waarden het gaat om de vraag: wie krijgt wat, waar, wanneer en in welke vorm? politiek in enge zin: politiek die te maken heeft met de overheid (ministers, kamerleden debatten enz.) - sommige mensen zullen politiek echter omschrijven als proces waarbij maatschappelijke tegenstellingen worden uitgevochten op niveau van staat/overheid. Dit komt door fundamentele belangentegenstellingen (een werkgever wil een zo groot mogelijke winst maken daarom geeft hij zijn werknemer en zo laag mogelijk loon) - anderen vinden dat politiek het proces is waarbij doeleinden en middelen gekozen worden ter realisering van het algemeen belang
beleid: kiezen van doelen en inzetten van middelen in bepaalde tijdsvolgorde vb. vermindering milieuvervuiling (hoofddoel) terugdringen auto gebruik (subdoel) benzineprijs verhogen (middel) prijs openbaar vervoer verlagen (middel) effectief: doelgericht efficiënt: doelmatig

bij politiek heb je het over 2 aspecten van het beleid: *de wijze waarop het beleid van de overheid tot stand komt “politieke besluitvorming” *inhoud van het overheidsbeleid “politieke besluiten” staat: groep mensen op een bepaald grondgebied die geregeerd worden door een soevereine macht
soevereine macht: hoogste vorm van macht die geen verantwoording schuldig is aan anderen
overheid: drager van de soevereine macht (staatshoofd, ministers, commissarissen van de koningin, gedeputeerden, burgemeesterswethouders enz.) kerntaken van de overheid: *zorg voor de openbare orde en veiligheid (verkeersveiligheid, tegengaan openbaar dronkenschap enz.) *zorg voor sociaal economische taken (werkgelegenheid, sociale zekerheid, arbeidsomstandigheden) *zorg voor sociaal culturele zaken (welzijn, onderwijs, kunst, volksgezondheid) !!!!regering: staatshoofd, ministers kabinet !!!!parlement: volksvertegenwoordiging/ staten generaal 2 (model om aan te geven hoe het proces van politieke besluitvorming plaatsvindt) systeemmodel: schematisch voorstelling van zaken die proberen te verklaren via welke fases een bepaald proces altijd verloopt
vb. wat gebeurt er als je een computer gebruikt je toetst via het toetsenbord gegevens in - de computer zet de ingevoerde tekens om - letters worden uitgeprint invoer - omzetting - uitvoer (input) ============- (conversie) ===========- (output) terugkoppeling ================ (feed-back) ============== invoer: eisen en wensen die vanuit de samenleving naar voren worden gebracht (dmv. demonstraties, vekiezingsprogramma’s, persconferenties, actiefolders) omzetting: eisen, wensen en steun van het volk moten worden vertaald in politieke besluiten. Dit verloopt in drie fases: 1 agenda vorming (politici moeten bereid worden gevonden de eisen op de agenda te plaatsen. dit hangt af van: - is er sprake van een situatie die door publiek als onjuist word ervaren? - komt de ‘verkeerde situatie’ vaak voor of roept die hevige emoties op? - kan de ‘verkeerde situatie’ veranderen? - komen de eisen langs sluis- en poortwachters? (kranten, demonstraties) - is er op de politieke agenda wel ruimte over? 2 beleidsvoorbereiding (verzamelen en analyseren van informatie en het formuleren van adviezen over het te voeren beleid) - ambtenaren en adviesorganen verzamelen, in opdracht van minister, cijfers, raadplegen adviesbureaus, bestuderen huidige wetgeving, bekijken of verschillende eisen met elkaar in strijd zijn en of er compromissen mogelijk zijn. De resultaten worden, soms met aanbeveling, in nota’s vastgelegd 3 beleidsbepaling (minister komt met voorstellen naar het parlement, het parlement bespreekt ze, en keurt ze goed of af) uitvoer: de inhoud van het te voeren beleid krijgt gestalte in concrete besluiten (wetten, koninklijke besluiten, algemene maatregelen van bestuur, concrete beslissingen over het wel of niet verlenen van subsidie) De genomen besluiten moeten worden uitgevoerd
terugkoppeling: wanneer er protesten komen tegen de uitvoer kunnen deze zorgen voor nieuwe invoer. Bv als er bij uitvoer word besloten minder vluchtelingen toete laten aan mensenrechtenorganisaties protesteren. Kritiek op het systeemmodel: - het besluitvormingsproces hoeft niet altijd strikt volgens deze fases te verlopen. (soms komt verandering van beleid direct van regering of parlement) - het model geeft ook geen enkel waardeoordeel over de manier waarop de overheid haar rol vervult. De nadruk wordt gelegd op het politieke proces, niet op de inhoud van het beleid. (het zou zelfs voor een dictatuur kunnen gelden dat dat de output in de gevangenis komt, maat daarbij niks uit) - het model laat bovendien niet zien dat er al een hele strijdt geleverd kan zijn tijdens de invoerfase (wie meer macht heeft krijgt meer gedaan, stakende boer heeft eerder effect dan stakende leraren) - het model geeft niet aan wat er gebeurt wanneer de actiegroepen het recht van de overheid om te beslissen gaan bestrijden. - het model legt alleen het politieke proces uit. Het houdt geen rekening met de politieke cultuur in een land (stemmen veel mensen of niet, protesteren veel mensen of niet enz) Het politieke systeem kan niet los van invloeden van buitenaf functioneren. Het proces van politieke besluitvorming vindt plaats in een omgeving die op allerlei manieren en op allerlei momenten inwerkt op het proces. Deze omgeving bestaat onder meer uit: - de kenmerken van de eigen samenleving (samenstelling bevolking, bij veel werlozen word hoogt uitkering en bijscholingsprogramma’s belangrijker) - relaties met andere landen (import, export, voor meer stabiliteit heeft Nederland zich aangesloten bij organisaties waardoor ze zich aan regels moeten houden Benelux, EU, VN, UEFA) barrièremodel: Politicologen hebben naast de systeemtheoretische benadering nog een ander model ontwikkeld om het proces van politieke besluitvorming te verduidelijken: het barrieremodel. Het gaat ervan uit dat een viertal hobbels (barrières) overwonnen moet worden voordat een wens uit de samenleving uiteindelijk in een concrete daad is omgezet. Mensen hebben wensen en verlangens V
Barriere 1 herkennen van eisen/wensen V
Barriere 2 vergelijken van eisen/wensen V
Barriere 3 beslissen over eisen/wensen V
Barriere 4 uitvoeren van besluiten V Nieuwe eisen, wensen en verlangens, steun
barriere 1: je moet je eigen politieke wensen uitdragen om steun te krijgen van medeburgers actiegroepen oprichten, steun van belangenorganisaties krijgen, aandacht media krijgen

barriere 2:je moet met je actiegroep of belangenorganisatie steun zien te krijgen van ten minste één partij die jou stand punt wil overnemen
barriere 3: het parlement neemt ee beslissing over het standpunt
barriere 4: het besluit moet worden uitgevoerd door ministers en zijn ambtenaren 3 democratie: de burgers regeren. volkssoevereiniteit: een regeringsvorm waarbij de macht van de regeerders uiteindelijk afkomstig is van de burgers. volksdemocratie: alles gebeurde in naam van het volk maar niet noodzakelijkerwijze door het volk zelf. VOLKSDEMOCRATIE WESTERSE DEMOCRATIE
regering in het belang van het volk regering door het vol
leidende rol communistische partij meerdere elkaar beconcurrerende partijen
democratisch centralisme pluriformiteit
democratisch centralisme: binnen de communistische partij mocht wel gediscussieerd worden, maar besluiten van hogere organen waren in principe bindend voor lagere organen. grondwet: voornaamste wet in een land, word aangegeven wat de voornaamste staatsorganen zijn en en welke principiële rechten en plichten de burgers in de staat tegenover elkaar hebben
In Nederland gaan we ervan uit dat we pas over een democratie kunnen spreken als een staatsbestel voldoet aan een aantal kenmerken dat in een grondwet is vastgelegd.: - uitgangspunt dat de uiteindelijke macht bij het volk dient te liggen. Nederlanders hebben het recht om te bepalen wie er in de algemene vertegenwoordigende organen zoals parlement en gemeenteraden zitting mogen hebben. - deze volksvertegenwoordiging is het hoogste macht in het land. De regering is verantwoording aan haar schuldig. - besluitvorming gebeurt in een democratie altijd met meerderheid van de stemmen. - de gelijkwaardigheid van alle mensen die zich in Ned. bevinden. Alle mensen in gelijke gevallen gelijk te behandelen. Rechtsstaat: een staat waarin alle burgers tegen de willekeur van de overheid beschermd worden, de overheid heeft geen geheimen en burgers kunnen een mening hebben zonder angst voor de overheid
Kenmerkend voor de rechtsstaat: - het bestaan van grondrechten. grondrechten: rechten waarin individuele vrijheden van alle burgers tegenover de overheid gewaarborgd worden. Vrijheid van godsdienst, meningsuiting, verenigingen op te richten enz. - onafhankelijkheid van de rechtelijke macht - openbaarheid van bestuur - legaliteitsbeginsel: het bestuur van het land berust op wetten. De rechter zal zich bij het rechtspreken altijd beroepen op hetgeen er in de wet staat. directe democratie: burgers beslissen rechtstreeks mee, via volksraadpleging of referendum

Nederland is een indirecte democratie: dat de bevolking niet rechtstreeks is betrokken bij belangrijke overheidsbeslissingen, maar slechts indirect via een gekozen volksvertegenwoordiging: het parlement. we noemen Nederland ook wel een - parlementaire democratie; kenmerkend is dat de parlementsleden door de burgers via vrije en geheime verkiezingen kunnen worden gekozen. - representatie-democratie genoemd. De personen die door de burgers worden gekozen, besturen het land en ontwikkelen het beleid namens de burgers
representativiteit: wanneer de standpunten van de gekozen vertegenwoordiger niet volledig overeenkomen met de standpunten van de kiezer
In de Nederlandse politieke situatie vallen representatie en representativiteit niet altijd samen oorzaken daarvan zijn: - de partijen vertegenwoordigen niet op alle beleidspunten de ideeën van hun kiezers. - een deel van de burgers voelt zich niet vertegenwoordigd door de bestaande politieke partijen, hierdoor ontstaan telkens nieuwe partijen en sociale bewegingen. sociale beweging: bestaat uit diverse actiegroepen die eenzelfde doel nastreven. (milieubeweging) parlementair stelsel: een nieuwe regering kan niet regeren zonder het vertrouwen van de volksvertegenwoordiging
constitutionele monarchie: koning staat formeel aan het hoofd van de regering maar in feite regeren de ministers
ministeriele verantwoordelijkheid: in ons parlementair stelsel is de regering tegenover het parlement verantwoording schuldig voor het doen en laten van het staatshoofd. presidentieel stelsel: zowel de volksvertegenwoordiging als president worden rechtstreeks gekozen door het volk De president heeft de macht de regering te benoemen en te ontslaan. De ministers zijn in eerste instantie verantwoording schuldig aan de president en niet de volksvertegenwoordiging
evenredige vertegenwoordiging: het aantal parlementsleden van 1 partij evenredig is op het aantal stemmen dat op die partij landelijk is uitgebracht. Het parlement is daardoor een redelijke afspiegeling van de samenleving. districtenstelsel: het land wordt opgedeeld in een aantal districten. Elk district kan daarbij een of meer vertegenwoordigers naar de volksvertegenwoordiging sturen. Mensen die gekozen willen worden stellen zich kandidaat in hun eigen district. Een voordeel van het districtenstelsel is dat volksvertegenwoordigers een duidelijke binding hebben met het district dat ze vertegenwoordigen. 4 actoren: voornaamste spelers in systeem en barrièremodel (koning, regering, parlement) censuskiesrecht: alleen dat deel van de bevolking dat een bepaald bedrag aan de belasting betaalde kreeg stemrecht
Thorbecke formuleerde in 1948 een nieuwe grondwet, waardoor de ministers verantwoordelijk werden tegenover het parlement. De koning die daarvoor aan niemand verantwoording schuldig was verloor hierdoor zijn recht het kabinet samen te stellen. Sindsdien staat in de grondwet dat de koning onschendbaar is en de ministers verantwoordelijk zijn. het staatshoofd kan enige invloed uitoefenen bij kabinetsformaties, ze bepaald immers wie de (in)formateur word. kabinet: ministers te zamen (regering) de volksvertegenwoordiging (Staten-Generaal/ parlement) - 2e kamer (150) word minstens om de 4jr rechtstreeks gekozen - 1e kamer (75) word binnen 3 mnd na verkiezing van de leden van provinciale staten door hen gekozen
om de taak als medewetgever goed te kunnen vervullen heeft het parlement heeft een aantal in de grondwet geregelde middelen ter beschikking: - Beide kamers hebben het recht wetsvoorstellen te aanvaarden of te verwerpen. - Beide kamers kunnen begrotingen wijzigen en verwerpen. de regering verliest dan de mogelijkheid geld uit te geven, ze moten dan met een nieuwe begroting komen of opstappen (budgetrecht) - De Tweede Kamer mag wetsvoorstellen wijzigen (recht v. amendement) - De Tweede Kamer mag zelf wetsvoorstellen indienen (recht van initiatief) De volksvertegenwoordiging heeft ook een controlerende functie. Om deze taak goed te kunnen uitoefenen zij de volgende in de grondwet geregelde middelen ter beschikking: - Beide kamers kunnen zowel mondeling als schriftelijk vragen stellen aan bewindslieden - Beide kamers hebben het recht van interpellatie; een van de kamers beslist dan dat een minister in de kamer moet verschijnen om daar vragen van kamerleden over een bepaalde kwestie te beantwoorden. Een interpellatie wordt gezien als een zwaarder middel dan een vraag. - Beide kamers kunnen moties aannemen. motie: een op schrift gestelde wens of uitspraak van een van de kamers gericht aan de regering of een van de bewindslieden. - Beide kamers hebben het recht van enquête; zij kunnen een onderzoek instellen naar het gevoerde beleid op een bepaald terrein. het parlement/kamerleden heeft ook een aantal informele middelen die zij kunnen gebruiken om macht uit te oefenen op ministers of regering: - kamerfracties kunnen lobbyen bij hun ministers. Een kamerlid kan met een partijgenoot in de regering gemakkelijk informeel in contact treden om zaken te bespreken, informatie te winnen en dingen te regelen. - kamerleden kunnen overleg plegen met pressiegroepen en met ambtenaren om steun buiten het parlement voor het standpunt van hun fractie te verwerven. Pressiegroepen kunnen zorgen voor een grotere maatschappelijke druk. - kamerleden kunnen de massamedia hanteren als spreekbuis. - kamerleden kunnen hun eigen bewindslieden via hun partij onder druk zetten. - kamerleden kunnen ten slotte altijd dreigen met het gebruik van formele middelen. regering:staatshoofd, ministers, kabinet

parlement: volksvertegenwoordiging
dualisme: regering en parlement hebben hun eigen verantwoordelijkheid. Ze hoeven het niet met elkaar eens te zijn. Ze kunnen elkaar in zeker mate controleren, corrigeren en zelfs tegenwerken. monisme: dat de balans van de machtsverdeling duidelijk doorslaat naar een van beide organen
ontwikkelingen waardoor de invloed van het kabinet is toegenomen: - het parlement heeft een groot gedeelte van zijn medewetgevende taak doorgeschoven naar de regering. kader- of raamwet: een wet waarin slechts de grote lijnen worden geregeld. De regering krijgt dan van het parlement de bevoegdheid de grote lijnen nader in te vullen met concrete regels. Hierdoor kan veel wetgeving plaats vinden via algemene maatregelen van bestuur (amvb) i.p.v via wetten in formele zin. - de regering kan beschikken over een groot ambtenarenapparaat met veel specifieke kennis. - er is bij kabinetsformaties een tendens ontstaan om steeds meer zaken te regelen in regeerakkoorden: een overeenkomst tussen de regering en de regeringspartijen, gemaakt tijdens de formatie, waarin de grote lijnen van het beleid van de komende regeerperiode zijn vastgelegd. - ministers kunnen dreigen met het terugtrekken van een wetsvoorstel of met aftreden wanneer de Kamer niet akkoord wenst te gaan met de voorstellen
Er zijn ontwikkelingen in gang gezet die de invloed van het parlement moeten vergroten en die het dualistisch karakter van ons systeem van politieke besluitvorming kan versterken: - in de kamerfracties hebben steeds meer specialisten plaats genomen. specialist: kamerlid dat zich grondig heeft ingewerkt op een bepaald beleidsterrein. - specialisten van verschillende fracties uit de beide kamers vormen commissies die al in het beginstadium van het maken van nieuw beleid overleg plegen met bewindslieden. Deze vaste kamercommissies treden vaak in naam van de hele kamer op, zodat ze invloedrijk zijn. - het parlement heeft ook gedaan weten te krijgen dat bewindslieden hun plannen voor toekomstig beleid al in vroeg stadium in nota’s verwoorden. 5
bureaucratie: ambtenaarsheerschappij
overheidsbureaucratie: geen enkele overheid kan zonder ambtenarenapparaat
hiërarische structuur: iedere ambtenaar is verantwoording schuldig is aan een hogere ambtenaar, de hoogste ambtenaren in rang zijn rechtstreeks verantwoording schuldig aan de minister
Op papier zijn ambtenaren niet meer dan instrumenten van de regering. Voor alles wat zij doen zijn de ministers immer verantwoordelijk. De ambtenaren worden daarom aangeduid als vierde macht. - zowel bij voorbereiding als bij de uitvoering van de besluiten kan de invloed van ambtenaren op de politieke besluitvorming erg groot zijn. - ambtenaren hebben vaak een zeer specialistische kennis van zaken, het advies van de ambtenaren over nieuwe voorstellen zal daarom door de minister zeer serieus genomen moeten worden, de ambtenaren van zijn ministerie zitten er namelijk veel langer. - het zijn dus de ambtenaren die voor continuïteit op een ministerie zorgen. Zij moeten de nieuwe minister inwerken, zij hebben de kennis die de minister niet heeft, zij weten wat er allemaal op het ministerie gebeurde voordat de nieuwe minister kwam, topambtenaren hebben in zo’n situatie erg veel invloed op hun minister. - ambtenaren moeten de besluiten van de politieke gezagsdragers uitvoeren. Vaak zijn die besluiten niet zo duidelijk geformuleerd dat ze in elke situatie die zich voordoet volstrekte duidelijkheid geven. De regel zal dus geïnterpreteerd moeten worden. Bij deze interpretatie kan de ambtenaar niet steeds gaan informeren bij de politiek verantwoordelijke persoon. Hij zal dus zelf knopen moeten doorhakken. dat geeft hem ook een bepaalde vorm van macht; - omdat een lagere ambtenaar altijd kan verwijzen naar zijn superieur ontstaat er ook een grotere mate van ondoorzichtigheid. Het werk van ambtenaren wordt oncontroleerbaar. - de omvang en complexiteit van de bureaucratie leidt er ook toe dat de uitvoerende ambtenaren niet altijd goed te controleren zijn. - een ander probleem van bureaucratie is de verkokering; op verschillende ministeries werken ambtenaren bijv aan het milieubeleid, bij de een wordt gekeken naar de vervuiling door het wegverkeer terwijl de ander plannen aan het maken is voor een nieuwe autoweg. Het komt regelmatig voor dat ze langs elkaar heen werken. adviesorganen: niet ambtelijke colleges die tot taak hebben het kabinet of individuele ministers te adviseren over het te voeren beleid
Twee adviescolleges: - Raad van State & - SER (Sociaal Economische Raad) Raad van State: het hoogste adviescollege in Nederland. Dit adviescollege wordt zo belangrijk geacht dat in de grondwet is vastgelegd wie de voorzitter is; het staatshoofd. De Raad van State moet advies geven over alle wetsvoorstellen, voorstellen tot algemene maatregelen van bestuur en voorstellen tot goedkeur van verdragen. De Raad wordt beschouwd als een college van zeer wijze mensen met een zeer grote deskundigheid op staatsrechtelijk gebied. Regering en parlement zijn niet verplicht zich van adviezen iets aan te trekken. De Raad is de hoogste rechtelijke instantie op het gebied van administratieve rechtspraak: rechtspraak over geschillen met overheidsbesturen. Bijv. burger en gemeentebestuur hebben een meningsverschil over bouwvergunning. De procedure voor deze rechtspraak heet AROB-procedure. Sociaal Economische Raad (SER): dit college is samengesteld uit tegenwoordigers van de werkgevers, de werknemers en de overheid. De vertegenwoordigers van de overheid worden kroonleden genoemd. De belangrijkste taak is het adviseren over het sociaal-economisch beleid. Planbureaus: wetenschappelijke instellingen die kennis en inzichten moeten aanreiken ter onderbouwing van het te voeren overheids beleid. Op grond van studies en cijfermateriaal proberen zij aan te geven wat vermoedelijk de gevolgen zullen zijn van een bepaald beleid dat gevoerd gaat worden. Twee planbureaus: - Het Centraal Planbureau & - Het Sociaal-Cultureel Planbureau. Het Centraal Planbureau: komen we vaak in massamedia tegen. Het bestudeert vooral de ontwikkelingen op sociaal-economisch terrein en probeert op dit gebied prognoses te geven. Sociaal-Cultureel Planbureau: bestudeerd vooral de ontwikkelingen op sociaal-cultureel terrein en probeert op dit gebied prognoses te geven.
6 We kunnen tenminste 5 functies onderscheiden waarin de invloed van politieke partijen tot uitdrukking komt: 1 communicatiefunctie (politieke partijen dragen bij aan de communicatie tussen overheid en burger, tussen gekozen en kiezer. de politieke partij voert de verkiezingscampagnes, niet elke kandidaat afzonderlijk. de politieke partij zorgt ervoor dat iedereen kan weten hoe de kandidaten denken) 2 selectiefunctie (je kunt als gewone burger proberen mee te doen aan verkiezingen, je moet veel geld hebben en goed kunnen organiseren>>toch niet veel kans. wie lid word van een partij heeft meer kans. selectieprocedure:de partijen bepalen wie op de kieslijst komen In verband met de selectiefunctie doen partijen aan kadervorming: proberen leden voor te bereiden op politiek werk door hen actief te maken in de afdelingen en bij te scholen via cursussen en congressen. zo kan er dan geselecteerd worden. De selectiefunctie geeft de partij ook een zekere macht over leden die belangrijke politieke functies vervullen) 3 integratiefunctie (politieke partijen vervullen een belangrijke functie in de eerste fases van het politieke besluitvormingsproces. ze pikken wensen op, selecteren ze, passen ze in, in hun eigen ideeën en brengen ze over aan partijgenoten met politieke functies. Ze integreren losse ideeën en wensen in één grote samenhangende totaalvisie, die in een verkiezingsprogramma of in een beginselprogramma word neergelegd) 4 participatiefunctie (politieke partijen proberen mensen te interesseren voor deelname aan politieke processen, daarom organiseren ze lezingen, meetings, congressen enz.) 5 articulatiefunctie (dat politieke partijen vaak organen zijn die publiekelijk eisen en wensen in de samenleving naar voren brengen) Ook de massamedia vervullen een rol tussen intermediair tussen overheid en burgers. Vijf functies van de massamedia: 1. informatiefunctie (massamedia geven aan de burger informatie over het overheidsbeleid) 2. opinierende functie (massamedia worden gebruikt door politici om standpunten aan de burger door te geven en door burgers om standpunten aan politici door te geven) 3. commentaarfunctie (massamedia leveren bijv. in redactionele artikelen en cartoons, commentaar op ontwikkelingen in de politiek. Zij doen dit vanuit de eigen visie) 4. controlefunctie (massamedia hebben de mogelijkheid de politiek door deskundige specialisten te laten volgen. Door zelf op onderzoek uit te gaan kunnen ze controleren of de politici juiste informatie verschaffen) 5.De agendafunctie (een probleem in de samenleving waaraan veel aandacht wordt besteed in de massamedia komt meestal wel terecht op de politieke agenda) 7 De grondwet geeft de burger twee soorten rechten om deel te kunnen nemen aan het proces van politieke besluitvorming: - hij kan indirect invloed uitoefenen door zijn kiesrecht. Actief & passief kiesrecht. - de grondwet geeft de burgers enkele rechten, waardoor zij in staat zijn voor hun belangen bij politieke machthebbers op te komen en de machthebbers kritisch te volgen (de klassieke vrijheidsrechten). Vrijheid van godsdienst en meningsuiting, vergadering en betoging, vereniging. politieke participatie:Burgers kunnen, al dan niet georganiseerd, op verschillende manieren gebruik maken van hun grondwettelijke rechten (en andere mogelijkheden) om het proces van politieke besluitvorming te beïnvloeden. Drie verschillende vormen van politieke participatie: 1. Electorale participatie (de burger kan gaan stemmen) 2. Conventionele vormen van participatie (in de eerste plaats kunnen burgers participeren in een politieke partij. Conventionele participatie vindt niet alleen via politieke partijen plaats, maar ook via pressiegroepen en belangenorganisaties. Door de contributies en donaties krijgen zij (pressiegroepen en belangenorganisaties) meer geld voor propaganda, onderzoeken en andere activiteiten. Burgers kunnen ook zelf actief worden in de organisaties. Burgers kunnen deelnemen aan hoorzittingen en zo hun wensen op tafel leggen bij de overheid. Burgers kunnen politici rechtstreeks benaderen via brieven. Ze kunnen gesprekken aanvragen) 3. Protestparticipatie (handtekeningenacties, demonstraties, boycotacties maakten duidelijk dat mensen wilden protesteren tegen bepaalde politieke besluiten. Burger en overheid staan hier meer tegenover elkaar. Sprake van conflict) vormen van politiek protest zijn: 1. legitiem protest (geen sprake van wetsovertreding. Protest via rechter, demonstratie, bepaalde stakingen, petitie) 2. non-cooperatie (geen sprake van wetsovertreding. Niet stemmen, boycot, afwezig blijven, sommige stakingen) 3. geweldloze directe actie (geen sprake van wetsovertreding. Ghandi, Martin Luther King, vredeskampen) 4. burgelijke omgehoorzaamheid (wet wordt overtreden. Openlijk weigeren belasting te betalen voor defensiedoeleinden, uit idealisme openlijk materialen van het leger vernietigen) 5. geweldloze weerbaarheid (stelen van voedselbonnen voor onderduikers in oorlog) 6. burgelijk verzet (sabotage van spoorlijnen door het verzet van IIe W.O.) 7. gewapend verzet (guerrillastrijd in midden Amerika, Zuid Afrika) 8. rebellie (opstand van het leger tegen machthebber) 9. revolutionair verzet (gewelddadige machtsovername) Burgers nemen buiten de verkiezingen om nauwelijks participatie in de politieke besluitvorming. Goede redenen om dat wel te doen is: - een mens is een sociaal wezen. Samen met anderen vormt hij de samenleving. Als hij niet deelneemt aan het besturen van die samenleving, geeft hij een stukje macht over zichzelf uit handen. - ieder mens weet zelf het best wat zijn verlangens zijn. Wie geen invloed op de afweging probeert te hebben, loopt het risico dat met zijn belangen onvoldoende rekening gehouden wordt. - wanneer weinig mensen in de politiek participeren, gaan uitsluitend de beroepspolitici bepalen wat er op de politieke agenda komt te staan en welke besluiten worden genomen
Toch zullen veel mensen zich niet door deze argumenten zich over laten halen om aan het besluitvormingsproces deel te nemen. Voor deze geringe participatie zijn een aantal oorzaken te noemen: - onwetendheid en onbekendheid, wie niet weet hoe de politiek belangen behartigd, zal erook geen interesse in hebben - de dreiging die uitgaat van het meedoen aan politieke activiteiten - het idee dat politiek toch nutteloos is - gebrek aan stimulansen - tevredenheid met de gang van zaken. Veel mensen vinden het allang best. Het gaat hen redelijk goed. Variabele: meetbaar kenmerk van te onderzoeken personen of groeperingen (sociologische term), in dit geval kenmerken van de achtergronden van de burger. blijkbaar spelen achtergrondvariabelen een belangrijke rol in niveau van participatie in politiek
een aantal variabelen zijn: - de leeftijd, oude mensen blijken vaker hun stem uit te brengen dan jonge - de sekse, mannen blijken nog steeds actiever te zijn binnen de politieke partijen dan vrouwen. - het sociaal milieu, mensen die zichzelf tot een hoge sociale klasse rekenen, blijken vaak meer zelfvertrouwen te hebben als het gaat om politieke actie, dan mensen uit lagere sociale klassen - opleidingsniveau, wie een hogere opleiding heeft genoten zal beter begrijpen welke concrete gevolgen politieke maatregelen voor hemzelf zullen hebben 8 publiekrechtelijke organen: organisaties die met overheidsgezag zijn bekleed zoals de SER. pressiegroepen: groeperingen die geen politieke partij of publiekrechtelijk orgaan zijn en die op basis van gemeenschappelijke belangen en/of uitgangspunten politieke invloed trachten uit te oefenen. we kunnen twee soorten pressiegroepen noemen: belangenorganisaties en actiegroepen. belangenorganisaties: zijn organisaties die speciaal zijn opgericht om de belangen van bepaalde groepen mensen te behartigen, vakbonden en werkgeversorganisaties zijn de bekendste voorbeelden. actiegroepen: zijn organisaties of groepen van burgers die zich gedurende een bepaalde tijd inzetten voor een bepaald belang. Is het belang gerealiseerd, dan houdt de actiegroep op te bestaan. Deze actiegroepen zijn bijv. als burgers ijveren voor de aanleg van verkeersdrempels in de buurt van de lagere school. Deze actiegroepen bestaan soms slechts enkele maanden
Maar er zijn ook actiegroepen die soms enkele jaren bestaan. Zoals landelijke actiegroepen bijv. Landelijke Vereniging tot Behoud van de Waddenzee. Of Greenpeace. sociale beweging: wanneer verscheidene groeperingen een zelfde doel hebben, bijv de vrouwenbeweging, vredesbeweging, milieu-beweging, derde-wereld beweging

pressiegroepen verschillen op enkele punten duidelijk van politieke partijen: - een politieke partij *houdt zich bezig met de inrichting van de gehele samenleving, daarbij moeten ze voortdurend verschillende belangen tegen elkaar afwegen. En ze moet zowel een oordeel hebben over defensie als over belastingdruk, aanleg van nieuwe wegen als euthanasie. *is betrokken bij alle vraagstukken die in het politieke systeem aan de orde komen. Manier waarop ze hun doel bereiken: -probeert via verkiezingen macht te krijgen waardoor ze zelf kunnen gaan meebeslissen. - een pressiegroep *komt op voor deelbelangen. Ze beperken zich tot een afgebakend terrein. Manier waarop ze hun doel bereiken: -doet niet mee aan verkiezingen en nemen geen zitting in regering of parlement -probeert slechts invloed uit te oefenen op de machtshebbers
one-issue-partijen: politieke partijen die zich vooral op een beleidsonderdeel richten. getuigenispartijen: politieke partijen die niet uit zijn op regeringsverantwoordelijkheid. Zij willen hun zetels in het parlement vooral benutten om vanuit hun levensbeschouwelijke of ideologische principes politieke vraagstukken te becommentariëren. Hun getuigenis is belangrijker dan actieve deelname aan het bestuur
pressiegroepen proberen de politieke besluitvorming te beïnvloeden. Uitstippelen van een goede strategie is belangrijk. Voordat het proces van beïnvloeding begint zal elke pressiegroep op de volgende vragen duidelijke antwoorden moeten formuleren: - wat wordt beoogd met de actie? - op wie is de beinvloeding gericht? - welke beinvloedingsmogelijkheden heeft de pressiegroep? macht: het vermogen om jouw wil aan anderen op te leggen, desnoods tegen die wil van die ander. politieke macht: het vermogen om politieke besluitvorming effectief mede te bepalen. je hebt pas macht als je een of meer kwalificaties hebt waaraan je de macht kunt ontlenen: - Macht kan gebaseerd zijn op de wet. Dat kan op verschillende manieren. De macht van overheidsinstanties is gebaseerd op de wet (wettelijk gezag). Andere instanties kunnen via de rechter met behulp van wettelijke regels aan de overheid proberen te dwingen bepaalde besluiten wel of niet te nemen. - “Samen sterk” is een bekend gezegde. Wanneer je met velen bent kun je soms macht uitoefenen. Een enorme demonstratie kan politici zo aan het schrikken brengen, dat ze toegeven aan de eisen van het volk. - “Kennis is macht” is een ander gezegde. Wie op een bepaald terrein deskundig is en beschikt over veel informatie kan anderen eenvoudiger overtuigen dan wie niets weet. - De mogelijkheid om geweld te gebruiken levert macht op. - Op grond van zijn persoonlijkheid kan een individu ook macht bezitten. Sommige mensen weten op een of andere manier vertrouwen te wekken bij grote groepen onder het volk. Zelfs bij tegenstanders weten zij respect af te dwingen door hun manier van optreden en hun argumenten. We speken dan van charismatisch gezag. - Een belangrijke machtsfactor is het bezetten sleutelposities bij de overheid, maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven. klassieke democratietheorie: gaat ervan uit dat de macht in een democratische samenleving in handen is van politieke functionarissen die de macht hebben gekregen via verkiezingen. pluralismetheorie: gaat ervan uit dat de werkelijke macht gespreid is over de samenleving. Op verschillende terreinen zijn er telkens weer andere machtshebbers. Iedereen bezit -direct of indirect- via verschillende georganiseerde groepen, zoals belangenorganisaties en actiegroepen, een deel van de macht. Er zijn geen dominerende machtsgroeperingen, maar verschillende machtscentra die elkaar beconcurreren. De staat is een neutraal apparaat dat boven de politieke partijen staat. de aanhangers van de elitetheorie bestrijden deze opvatting.: zij gaan ervan uit dat er in de staat een machtselite is die sleutel-posities inneemt op sociaal-economisch en politiek terrein. Door deze sleutelpositie is zij alleen in staat om te bepalen wat er gebeurt. Volgens een bekende variant van de elitetheorie berust de macht bij degenen die op sociaal-economisch terrein -dus in het bedrijfsleven- de sleutelposities innemen. 9 enkele bezwaren hangen nauw samen met de manier waarop onze democratie gestructureerd is, dus met ons parlementaire stelsel en ons kiesstelsel: - Kiezers kunnen geen rechtstreekse invloed uitoefenen op het kiezen van een minister- president en op de vorming van een kabinet. - De kiezers hebben geen mogelijkheid om, tussen twee verkiezingen in, uitspraken te doen over het te voeren beleid. Door de verkiezing hebben de kamerleden, in principe voor een periode van 4 jaar, een mandaat gekregen van de kiezer. - De invloed van het parlement op regering en ambtenarenapparaat is beperkt. - Er kan een tegenstelling ontstaan tussen wat parlement in een bepaald geval wil en wat grote groepen van de bevolking willen. (welk belang weegt dan het zwaarst?) - Voor nieuwe situaties worden nieuwe termen bedacht (minder mensen kunnen het begrijpen waardoor politiek ontoegankelijker word) - De afstand tussen kiezers en gekozenen is groot
Of ons politiek systeem wel efficiënt genoeg werkt stuiten we op enkele knelpunten: - de bureaucratie zorgt altijd voor een vertragende werking. - ook het feit dat wetgeving altijd door twee Kamers behandeld moet worden, werkt vertragend. - het beleid is erg ondoorzichtig geworden door het bestaan van een zeer uitgebreide regelgeving, de samenleving word steeds ingewikkelder
Er zijn ook bezwaren die niet samenhangen met het Nederlands staatsrechtelijk systeem. Ze zijn van meer algemene aard en komen in elke samenleving voor: - soms is de samenleving over een bepaalde kwestie grondig verdeeld. Het is dan moeilijk om een beslissing te nemen, omdat elke beslissing heftige protesten zal oproepen. De vraag of euthanasie al dan niet in bepaalde gevallen mag worden toegestaan, is zo’n kwestie. - bijna geen enkele politieke wens kan worden gerealiseerd zonder dat hij geld kost. - het beleid wordt vaak teveel in gesloten circuits gemaakt. Bij de meeste beslissingen is maar een ministerie en een klein deel van het parlement betrokken
Er zijn enkele suggesties gedaan om voor bezwaren oplossingen te bedenken: - een referendum (volksraadpleging) zou het volk meer invloed kunnen geven ten koste van de volksvertegenwoordiging. Via een referendum krijgt het volk de mogelijkheid zich voor of tegen een bepaald voorstel uit te spreken. Corrigerend wetgevingsreferendum; dit houdt in dat, wanneer een groot aantal burgers dat wenst, een door het parlement goedgekeurde wet aan de kiezers ter goedkeuring wordt voorgelegd voordat hij van kracht wordt. - D66 benadrukt al jaren dat het goed zou zijn om een formateur rechtstreeks door het volk te laten kiezen. Deze formateur zou dan de minister-president van het nieuwe kabinet moeten worden. - ook een gekozen burgemeester zou de burger meer invloed kunnen geven op de lokale politiek. - het parlement zou ook kunnen proberen zijn eigen mogelijkheden en bevoegdheden te vergroten. - door de invoering van een beperkt districtenstelsel wil D66 de band tussen volksvertegenwoordiger en kiezers verstevigen. - afschaffing door de Eerste Kamer zou de wetgevingsprocedure kunnen versnellen - invoering van een hogere kiesdrempel kan versnippering in het parlement voorkomen. Een kiesdrempel is het minimum aantal stemmen dat een partij moet behalen om daadwerkelijk in de Kamer te mogen plaatsnemen 10 In een samenleving als de onze bestaan er verschillende opvattingen, normen, waarden, houdingen en verwachtingen ten aanzien van de politiek. We spreken dan van de politieke cultuur. Een politieke cultuur kent drie belangrijke elementen: - de politieke structuren en de omgangsregels van actoren die in deze structuren een rol vervullen. - het politieke proces. Mate van vertrouwen in de politiek, mate van politieke interesse, de bereidheid tot politieke participatie, de deelname aan verkiezingen. - de inhoud van het overheidsbeleid (welke doelen moet de politiek proberen te bereiken?) We moeten ons realiseren dat de politieke cultuur voortdurend veranderd. Bijv op de ontzuiling en het daarmee gepaard gaand proces van deconfessionalisering, waardoor mensen zich losmaakten van hun traditionele kaders en zich –bevrijd van de banden van hun godsdienst- konden oriënteren op andere ideeën. De vanzelfsprekende band tussen godsdienst en politieke keuze verdween daardoor. We wijzen ook op de democratisering, waardoor mensen op allerlei niveaus enige inspraak kregen, en op de emancipatie, waardoor mensen uit standsposities konden komen en een veel actievere rol in de samenleving (en dus ook in de politiek) gingen spelen. ideologieën: alomvattende maatschappijvisies, de ideeën van politieke partijen zijn vertalingen van ideologieën naar de werkelijkheid van alle dag. De ideeën van politieke partijen zijn vertalingen naar ideologieën naar de werkelijkheid van alledag

normatieve uitspraken: uitspraken over hoe iets zou behoren te zijn. Uitspraken die deel uitmaken van een ideologie gaan over: - belangrijke waarden en normen die voor de hele samenleving zouden moeten gelden. In hoeverre zou ieder mens bijv. zelf kunnen bepalen hoe hij zijn prive-leven inricht, hoe hij omgaat met anderen, welke samenlevingsvorm hij kiest enz. - de gewenste sociaal-economische orde van een samenleving. Wie moet het meest te vertellen hebben in de economie van een land? Wie moet op sociaal-economisch gebied initiatieven nemen; de overheid of het bedrijfsleven? Hoe moeten de inkomens worden verdeeld? - de gewenste machtsverdeling in een samenleving. Welke rol zou de staat moeten vervullen? Waarover mag de staat allemaal beslissen? Wie moet er binnen de staatsorganisaties de meeste macht hebben? ideologieën kunnen ondermeer gebruikt worden om, onder het mom van bevordering van het algemeen belang, op te komen voor een deelbelang. Ideologieën hebben beslist enkele belangrijke functies: - ideologieën proberen een verklaring te geven voor de werkelijkheid. Ze proberen uit te
leggen waarom mensen altijd op een bepaalde manier zullen handelen. - ideologieën bieden aan individuen en groepen een houvast voor hun handelen. Er moeten politieke keuzes gemaakt worden op tal van gebieden: meer of minder ontwikkelingshulp, hogere of lagere uitkeringen, meer geld voor hoger onderwijs of voor onderwijs aan buitenlandse jongeren, wel of geen geld voor meer harttransplantaties. Een ideologie biedt uitgangspunten van waaruit elk nieuw politiek probleem bekeken en beoordeeld kan worden. - ideologieën legitimeren politiek handelen. Door middel van een ideologie kan een politieke keuze worden verklaard. Soms lijkt er enige samenhang te zitten in de opvattingen van iemand zonder dat je kunt spreken van een ideologie. Hij denkt bewust of onbewust steeds vanuit bepaalde uitgangspunten zonder dat met een duidelijke maatschappijvisie te kunnen onderbouwen. Hij redeneert vanuit een denkkader
politieke stroming: een groepering van mensen met ongeveer dezelfde politieke opvattingen. In een politieke stroming kom je zowel mensen tegen met gelijksoortige opvattingen, als mensen die vanuit een zelfde denkkader redeneren en mensen die het over een bepaalde ideologie met elkaar eens zijn. Mensen die op verschillende niveaus van denken tot ongeveer dezelfde politieke ideeën komen. Er zijn verscheidene criteria op grond waarvan we politieke partijen van elkaar kunnen onderscheiden: *conservatief (behoudend) en progressief (vooruitstrevend) *links (voor staatsinvloed i.d. economie en voor wettelijk geregelde gelijkwaardigheid) en rechts (voor vrijemarkteconomie) *confessioneel of niet-confessioneel *wel of niet gebaseerd op een ideologie *op basis van de verschillende ideologieën
De liberale visie
Vrijheid betekend bij het Liberalisme individuele vrijheid. - Het individu is in de liberale opvatting erg belangrijk. Zijn vrijheid om te doen en laten wat hij wil wordt gezien als het hoogste goed. Deze vrijheid geldt vooral ten opzichte van de staat. persoonlijke vrijheid: de staat mag zich niet bemoeien met het privé-leven van de burger - politieke grondrechten; De staat moet verder een aantal grondrechten voor de burgers garanderen. Het gaat dan om rechten die de burger tegenover de staat heeft, zoals vrijheid van meningsuiting, recht op vereniging en vergadering en vrijheid van godsdienst. - Rechtsstaat: een staat die politieke grondrechten van burgers respecteert. - Economische vrijheid:*de staat moet zich volgens het liberalisme zo weinig mogelijk bemoeien met de economie. *economische vrijheid houdt in dat er veel ruimte moet zijn voor particulier initiatief * niet de staat moet initiatieven nemen, maar de burger *noodzakelijk daarbij is een vrijemarkteconomie; de burger neemt met zijn eigen geld het risico om te investeren in bedrijven. De Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD) noemt zichzelf een liberale partij. De partij Democraten 66 (D66) noemt zichzelf vaak links-liberaal. Zij beweert meer oog te hebben voor de sociale noden dan de VVD. De sociaal-democratische visie - socialisme betekent van of voor de gemeenschap. Als gemeenschap belangrijker is dan het individu, kan je niet alles aan het particulier initiatief overlaten. De mens zou vooral voor zichzelf opkomen en de sterkste zouden overleven. Alleen de overheid kan opkomen voor de belangen van de zwakkeren. Zij moet zich dan wel intensief bezig houden met alles wat er op sociaal-economisch terrein gebeurt (intensieve overheidsbemoeienis op sociaal- economisch terrein). - sociaal-democraten zijn wat optimistischer dan anderen over de maakbaarheid van de samenleving. Zij gaan ervan uit dat de overheid door haar bemoeienis onrechtvaardigheden en onvolmaaktheden in de samenleving enigszins kan bestrijden, juist omdat niet het belang van enkele individuen vooropstaat, maar het algemeen belang. - bevorderen van meer gelijkwaardigheid. Grote verschillen in bijv. de verdeling van de macht en de inkomens moeten worden bestreden, zodat de kansen voor alle mensen in de samenleving gelijker worden verdeeld. - democratisering betekent mensen die onderworpen worden aan de gevolgen van politieke besluitvorming zoveel mogelijk bij het besluitvormingsproces betrekken via ondernemingsraden, inspraakprocedures enz. De Partij van de Arbeid (PvdA) noemt zichzelf een sociaal-democratische partij. De christen-democratische visie - de christen-democratie gaat vooral uit van het christelijk geloof als inspiratiebron voor het politiek handelen; - naastenliefde (ook wel solidariteit, wat inhoud dat alle groepen in de samenleving met elkaar dienen samen te werken en elkaar moeten steunen; de verantwoordelijke samenleving) moet een criterium zijn waaraan politieke keuzes dienen te worden getoetst. - het is dan ook de taak van de overheid en de verscheidene groepen en individuen speciale zorg te besteden aan de zwakkeren in de samenleving. Gespreide verantwoordelijkheid: niet alleen de overheid, maar ook de maatschappelijke organisaties zijn verantwoordelijk voor de inrichting van de samenleving. - de overheid dient het werk van deze instellingen zo weinig mogelijk te bemoeilijken door allerlei regels en voorschriften. In khatlolieke kringen wordt dit uitgangspunt aangeduid met het subsidairiteitsbeginsel, in protestantse kringen spreekt men van soevereiniteit binnen eigen kring. De overheid dient taken, die niet door andere instanties in de samenleving kunnen worden vervuld, wel naar zich toe trekken. (Bestrijding van kwaad en onrecht.) - het rentmeesterschap is een derde belangrijk uitgangspunt. Een rentmeester is iemand die het beheer over de bezittingen van zijn meester voert en die verantwoordelijkheid van dat bezit draagt. Het Christen Democratisch Appel (CDA) vertegenwoordigt de christen-democratie in Nederland. De communistische visie - het Latijnse woord communis betekent gemeenschappelijk. De verwantschap van het communisme met het socialisme wordt daarmee direct duidelijk. Het gemeenschappelijke is belangrijker dan het individuele. - het communisme als ideologie gaat uit van de klassenstrijd. De kapitalistische samenleving wordt in hun ogen gekenmerkt door een onverzoenlijke tegenstelling tussen de arbeidersklasse en de bourgeoisie. - internationale solidariteit: samen met alle andere arbeiders uit alle landen zich gaan verzetten tegen het kapitalistisch systeem. - als de klassenstrijd met succes is gevoerd, ontstaat er een samenleving waarin gelijkwaardigheid het belangrijkste uitgangspunt is. In zo’n samenleving zal de staat op den duur verdwijnen en is de macht bij het volk. De rechts-extremistische visie - het rechts-extremisme is een politieke stroming die zich tegen de democratie verzet. Wat dat betreft heeft het overeenkomsten met het communisme. Er is echter ook een groot verschil: * De communisten verzetten zich tegen de parlementaire democratie, omdat ze die een schijndemocratie vinden, de rechts-extremisten zijn principieel tegen de democratie, omdat ze een van de democratische principes (het principe van de gelijkwaardigheid van alle mensen) afkeuren. - belangrijk element in deze visie is de ongelijkwaardigheid van de mensen. Deze ongelijkwaardigheid kan krijgt op tal van manieren gestalte. Zo geloven rechts-extremisten in sterk centraal leiderschap (Fuhrer-principe). - de roep op een sterke leider gaat samen met een sterk nationalisme. Alleen het eigen land en het eigen volk zijn van belang, de rest van de wereld telt niet mee. - geweld wordt door veel rechts-extremisten verheerlijkt en gezien als de enige mogelijkheid om de idealen te bereiken. De ecologische visie
In de ecologische visie staat het milieu centraal. Hun uitgangspunten zijn: - ecologische waarden (bescherming milieu) moeten belangrijker zijn dan economische waarden. - via mentaliteitsverandering en via overheidsmaatregelen moet de samenleving overstappen op kleinschalige en milieuvriendelijke productieprocessen. - de werking van het marktmechanisme moet worden beperkt. De pragmatische visie
De politieke stroming die zich liever niet aan een ideologie wil binden is in de afgelopen jaren sterk gegroeid. Deze stroming waartoe de Democraten 66 (D66) gerekend kunnen worden, presenteert zich uitdrukkelijk als een vierde stroming naast liberalen, sociaal-democraten en christen-democraten. Deze partij introduceerde het pragmatisme in de Nederlandse politiek. Het pragmatisme gaat niet uit van vastomschreven uitgangspunten. Elk probleem in de samenleving wordt op zich bekeken. Soms wordt voor een meer liberale oplossing gekozen, soms voor een meer sociaal-democratische. De uitbouw van de democratie is voor D66 heel belangrijk.

REACTIES

A.

A.

hoi,

in mis wat bladzijde uit mijn boek hoofdstuk 6 en 7 heb je deze toevallig nog ergens liggen?

mail deze dan zo snel mogelijk...

alvast bedankt,

angelique

19 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.