Hoofdstuk 1 - verschil en verdraagzaamheid
1.1 De langzame eenwording van Nederland
Er zijn veel verschillende beschrijvingen over Nederland. Deze gaan over vrijheidsdrang en verlangen naar ordening. Dit waren tegenstrijdige belangen. Toch ontstond vanaf 1648 , vanaf de onafhankelijkheid van Nederland, een gevoel van verdraagzaamheid. Nederland werd dan ook een pluriforme samenleving: een land waarin mensen van verschillende sociale klasse, godsdiensten en levensstijlen samen leven. Door de regionale, sociale en religieuze verschillen duurde het echter nog lang voordat de bevolking zich één voelde.
Door communicatiemiddelen kwam er langzaam een gevoel van saamhorigheid. Op 1 mei 1909 werd overal dezelfde tijdrekening ingevoerd, dat symbool staat voor de ontwikkeling van saamhorigheid. Ook hebben nieuwkomers, vanaf 1945 , de pluriformiteit versterkt.
1.2 Zijn wij tolerant?
In Nederland is sprake van morele geografie: het dicht op elkaar leven van mensen heeft invloed op de manier waarop mensen met elkaar omgaan. In combinatie met het pluriforme karakter van de samenleving maakte dit een klimaat van tolerantie , bereidheid om dingen/verschillen te verdragen die ergernis kunnen oproepen, noodzakelijk. Tolerantie was een pragmatische keuze : het was kwetsbaar door alle verschillen, maar het voordeel (i.v.m. samenwerken bij handel overzee) woog zwaarder dan de principes van het geloof.
Katholieken werden lang niet als volwaardige burgers gezien in het Protestantse Nederland (tot 1795). Kerkdiensten werden wel getolereerd als de diensten niet te opzichtig waren, bijvoorbeeld in onopvallende kerken. Er was namelijk vrijheid van geweten: je mocht er andere denkbeelden op nahouden, als het maar niet in het openbaar werd geuit. Dit was de principiële kant aan tolerantie: overtuiging dat er vrijheid moest zijn van eigen denken, mensen hadden recht op hun eigen geweten. Hierdoor kwamen er veel dissidenten naar Nederland. Nederland ving veel immigranten en vluchtelingen op.
John Locke en Pierre Bayle waren voorvechters van openheid en tolerantie. Beiden raakten in conflict met een koning en vluchtten daarna naar Nederland. John Locke (1632–1704) was de vader van de Engelse Verlichting. Hij vond dat een volk het morele recht heeft om een dictatoriale regering af te zetten. Pierre Bayle (1647-1706) stond voor absolute tolerantie en bepleitte een volstrekte scheiding tussen kerk en staat.
1.3 Democratie van natte voeten
Nederland heeft lang geworsteld om manieren te vinden waarop met de verschillen tussen mensen kon worden omgegaan. Daardoor heeft zich een cultuur ontwikkeld die wordt beschreven met de woorden poldermodel en pacificatiedemocratie : Nederland sluit veel compromissen om maatschappelijke en politieke botsingen te voorkomen, o.a. door de strijd tegen het water (via Waterschappen > samenwerking om het water te beheersen > democratie van natte voeten ).
Nederland heeft een sterk vermogen om conflicten te vermijden of te dempen. Dit doet het door het sluiten van compromissen: het zoeken naar een middenweg. Ook is er in Nederland sprake van conformisme : het verlangen om zich aan te passen aan de opvattingen en gedragingen van de meerderheid in de samenleving.
1.4 Een gepolariseerde tijd
Sinds de eeuwwisseling lijkt er weinig meer over van de gelijkgestemdheid en verdraagzaamheid (gesymboliseerd door moorden op Pim Fortuyn en Theo van Gogh). Het politieke en sociale conflict is scherper geworden. Oorzaken hiervan waren:
- Toegenomen globalisering: landen worden meer afhankelijk van elkaar
- Tegenstellingen worden meer onderdeel van de Nederlandse samenleving:
buitenland = binnenland
- Scherpere concurrentie
Politieke middenpartijen raken in verval. Kiezers kiezen steeds vaker voor partijen die tegenstellingen scherp onder woorden brengen. Dit noem je polarisatie : het versterken van tegenstellingen tussen partijen of bevolkingsgroepen (bijv.
zwartepietendebat). Hierdoor komt de sociale cohesie onder druk te staan: het vertrouwen onder burgers onderling en tussen de overheid zou afbrokkelen. In deze visie staan we aan het begin van een nieuwe periode waarin we meer conflicten zullen meemaken. Maar het betekent nog niet dat er een einde komt aan de compromis cultuur.
Hoofdvragen:
- Hoe verdraagzaam is Nederland omgegaan met verschillen?
Door de combinatie van morele geografie en het pluriforme karakter van de samenleving werd tolerantie noodzakelijk. Tolerantie was een pragmatische keuze. Later kwam het poldermodel. Sinds de eeuwwisseling is er meer sprake van polarisatie.
- Hoe definiëren we tolerantie in een pluriforme samenleving?
In de pluriforme samenleving wordt tolerantie gedefiniëerd als de bereidheid om dingen of verschillen te verdragen die ergernis kunnen oproepen.
Hoofdstuk 2 - Cultuur en identiteit
2.1 Wat is een cultuur?
Cultuur is het geheel van alle waarden, normen en andere aangeleerde kenmerken die de leden van een groep of samenleving met elkaar gemeen hebben en als vanzelfsprekend beschouwen. Over langere tijd zijn culturen aan verandering onderhevig. Voorbeelden hiervan zijn gelovigen vs ongelovigen, rechten voor kwetsbare groepen die steeds meer gewaarborgd worden en slavernij.
2.2 De functies van een cultuur
Iedere groep heeft een eigen cultuur. Cultuur bepaalt een deel van je persoonlijkheid. Daarnaast hebben mensen door cultuur een gemeenschappelijk referentiekader, met deels dezelfde normen, waarden en gewoonten. Cultuur geeft richting aan het denken en doen van mensen: het werkt gedragsregulerend , het doet het gedrag van mensen geordend en voorspelbaar verlopen.
Om de hele samenleving goed te laten functioneren, moet er een minimum aan gedragsregels zijn waar iedereen het over eens is. Het geheel van waarden, normen en kenmerken dat door de meeste mensen binnen een samenleving wordt geaccepteerd wordt de dominante cultuur genoemd. Als een specifieke groep eigen waarden, normen en kenmerken heeft die afwijken van de dominante cultuur, noem je dit een subcultuur . We onderscheiden jeugd-, bedrijfs-, religieuze- en etnische subculturen. De dominante cultuur kan veranderen onder invloed van subculturen en tegenculturen , groepen die zich verzetten tegen de dominante cultuur.
2.3 Hoe wordt cultuur overgedragen?
De belangrijkste kenmerken van een cultuur worden telkens aan nieuwe leden overgedragen via socialisatie, het proces waarbij iemand bewust en onbewust de waarden, normen en andere cultuurkenmerken van zijn groep krijgt aangeleerd (vooral via imitatie). Zo blijft een cultuur bestaan. Socialiserende instituties zijn zelfgekozen gemeenschappen, de overheid en media.
Door sociale controle, de manier waarop mensen anderen stimuleren of dwingen om zich aan de geldende normen te houden, vindt het socialisatieproces plaats. Dit wordt gedaan door positieve en negatieve sancties. Er wordt gesproken van formele sociale controle bij geschreven regels en van informele sociale controle bij ongeschreven regels.
Groepsidentificatie heeft tot gevolg dat onze persoonlijkheid of identiteit voor een deel bestaat uit sociale elementen. We zijn dus een mengeling van aangeboren en aangeleerde eigenschappen.
2.4 Waarin verschillen culturen?
Verschillen tussen culturen worden aangegeven in de vijf dimensies van Hofstede:
1. Machtsafstand |
Omgang met gezag (gelijkheid tussen ouders/kinderen, werkgever/werknemer) |
2. Individualisme vs collectivisme |
Mate waarin individuen zich een deel voelen van groepen |
3. Masculiniteit vs femininiteit |
Rolverdeling tussen mannen en vrouwen en hoe (on)gelijk dat is |
4. Onzekerheidsvermijding |
Mate van angst voor de toekomst binnen een samenleving |
5. Oriëntatie op lange vs korte termijn |
Mate waarin de maatschappij gericht is op de toekomst of juist meer op het heden |
2.5 De betekenis van vooroordelen
Etnocentrisme is een manier van kijken waarbij de eigen groep wordt gezien als het middelpunt van alles. Alle andere worden daaraan afgemeten. Dit uitgangspunt impliceert dat er geen absolute definities bestaan van goed en kwaad en dat iedereen de gevangene is van de opvattingen en gebruiken van zijn eigen cultuur en eigen tijd. Iedereen heeft dan ook vooropgezette meningen: vooroordelen . Er zijn mensen die eerder dan anderen de neiging hebben zich af te zetten tegen groepen waartoe zij zelf niet behoren.
Onzekerheid is het sleutelbegrip om vooroordelen te kunnen verklaren (vooral in tijden van grote maatschappelijke veranderingen). Dit kan zelfs uitlopen tot vijandigheid: xenofobie , de angst voor alles dat anders is.
Momenteel wordt de verdraagzaamheid op de proef gesteld door de komst van veel immigranten en vluchtelingen.
Hoofdvraag:
1. Waarin verschillen culturen van elkaar?
Culturen verschillen van elkaar op de vijf dimensies van Hofstede.
Hoofdstuk 3 - Immigratielanden vergeleken
3.1 Lange geschiedenis van immigratie
Onze lange migratiegeschiedenis kent pieken en dalen met de toestroom van mensen uit andere landen. Redenen om je land te verlaten noem je pushfactoren. Redenen om naar een land te komen noem je pullfactoren. Deze push- en pullfactoren zijn aanvullende motieven om te migreren.
Migratie is een moeilijke stap. Dat zien we aan de mythe van terugkeer: de meesten denken dat ze vertrekken voor een paar jaar om geld te verdienen, maar vaak keren ze niet terug. Dit heeft ook vaak met kinderen te maken.
3.2 Terminologie
In de grote steden wonen relatief veel immigranten. Immigranten zijn allochtoon , iemand die zelf of tenminste één van zijn ouders in het buitenland is geboren. Iedereen die zelf en van wie de ouders ook hier zijn opgegroeid, noem je autochtoon. Deze termen waren bedoeld om neutraal te praten over mensen en hun afkomst. De term allochtoon wordt niet meer gebruikt door de overheid. Nu wordt gesproken van inwoners met een migratieachtergrond .
Er is discussie over kinderen die als allochtoon worden gezien, maar wél in Nederland zijn geboren. Zo worden zij onderdeel van de migratiegeschiedenis van hun ouders. Als je grootouders naar Nederland zijn gekomen, behoor je tot de derde generatie.
3.3 Internationale vergelijkingen
De VS, Canada en Australië worden omschreven als klassieke immigratielanden . Hun samenlevingen werden vanaf het begin gevormd door de komst van migranten. Het begin van deze nieuwe samenleving ligt in een hardhandige kolonisering door de Europese migranten.
De herkomst van de migranten valt op. Tijdens de selectie van migranten kregen vooral Europeanen de ruimte. Ongewenste migranten – met andere gebruiken en idealen - werden uit het land gehouden. De regulering van migratie was vooral gericht op het tegengaan van Aziatische migratie.
Vanaf 1924 kwamen er wetten om de etnische verhoudingen te bevriezen ten gunste van migranten uit West en Noord Europa. Deze wetten waren effectief. In 1970 was het aantal nieuwkomers nog maar 3% van de bevolking. Vanaf 1960 worden de raciale criteria langzaam losgelaten. Hierdoor kwamen er veel meer Aziatische migranten. In de VS komen ook heel veel migranten uit Latijns Amerika. De Europese migratie is inmiddels gekrompen tot ong. 10% van het totale aantal nieuwkomers.
3.4 Immigratie als een keuze
Het verschil met klassieke immigratielanden en West-Europese landen is vooral dat in landen als Australië en Canada al veel langer een duidelijk immigratiebeleid wordt gevoerd. Immigratie wordt er niet gezien als iets wat een land overkomt, maar als een bewuste toekomstkeuze.
Canada stelt elke paar jaar opnieuw vast hoeveel migranten en vluchtelingen het wil opnemen. In Australië geldt voor economische migranten een puntensysteem . Economische criteria staan hierbij voorop. In tegenstelling tot deze landen, kent Nederland geen helder migratiebeleid.
Hoofdvraag:
1. Wat kan Nederland leren van klassieke immigratielanden?
Nederland leren dat het een duidelijk immigratiebeleid moet doorvoeren, om de toestroom te reguleren.
Hoofdstuk 4 Motieven om te migreren
We kunnen 4 groepen immigranten onderscheiden:
- Arbeidsmigranten
- Gezinsherenigers/gezinsvormers
- Post-koloniale migranten
- Vluchtelingen
Deze groepen lopen vaak door elkaar.
4.1 Arbeidsmigranten
Door de groeiende economie in de jaren 60 was er werk in overvloed in de fabrieken. Nederlandse bedrijven haalden gastarbeiders in het buitenland. Er werd vanuit gegaan dat ze niet voorgoed in NL zouden blijven.
Een nieuwe groep arbeidsmigranten komt uit de minder welvarende lidstaten van de EU (Polen, Bulgaren en Roemenen). Zij kunnen zich zonder beperkingen vestigen in andere landen van de EU, omdat er binnen de EU vrij verkeer is van personen. De derde groep wordt gevormd door hoogopgeleide mensen die kennis meebrengen waaraan in NL grote behoefte is: kennismigranten .
De laatste groep betreft werkzoekenden die illegaal naar NL komen. Naar schatting leven er zo’n 100.000 illegalen in NL.
4.2 Gezinsherenigers en gezinsvormers
De grootste groep die van buiten de EU naar NL komt, wordt gevormd door gezinsherenigers en gezinsvormers. Bij gezinshereniging gaat om mensen die legaal in NL verblijven en hun gezinsleden laten overkomen. Bij gezinsvorming gaat het om een Nederlander of iemand met een verblijfsvergunning die met een buitenlander trouwt en hier een gezin sticht. Om de toestroom van beide groepen te beperken, heeft NL enkele voorwaarden gesteld.
4.3 Post-koloniale migranten
NL heeft lange tijd kolonies gehad. De inwoners van die kolonies waren Nederlanders en werden daarom e rijksgenoten genoemd. NL is nooit erg gastvrij geweest voor hen. In de 1 20 jaar na 1949, het jaar waarin Indië zich losmaakte van NL, emigreerden veel Nederlandse Indiërs naar NL.
In 1975 werd Suriname onafhankelijk. Daarna kregen de Surinamers de mogelijkheid om te kiezen voor de Surinaamse of de Nederlandse nationaliteit. Vele kozen voor NL omdat de toekomst van Suriname erg onzeker was. Ook in 1980, na een staatsgreep van Desi Bouterse, kregen Surinamers de mogelijkheid om naar NL te verhuizen.
Antillianen kwamen vanaf de jaren 60 naar NL omdat daar te weinig werk was en hier in NL behoefte was aan arbeidskrachten
4.4 Vluchtelingen
Vluchtelingen zijn mensen die een land onder druk verlaten. Mensen krijgen de status van vluchteling als zij vervolgd worden vanwege hun geloof, politieke overtuigingen, seksuele geaardheid of als ze op de vlucht moeten ivm oorlogsgeweld. In de toekomst worden er ook vluchtelingen verwacht door klimaatveranderingen.
De meeste vluchtelingen worden elders in hun land of in hun regio opgevangen.
Een asielzoeker die in NL aankomt meldt zich in het Groningse Ter Apel, bij het asiel complex. Daar wordt de aanvraag ingediend en begint de procedure. Dan wordt bepaald of iemand wel/geen recht heeft op een verblijfsvergunning. Voordat de procedure begint, krijgen ze tijd om te rusten en zich voor te bereiden.
4.5 Internationale verdragen
Door ondertekening van een hele reeks internationale verdragen heeft NL zich gebonden aan een veelheid van regelingen, richtlijnen en procedures tav immigratie.
De belangrijkste zijn:
- De universele verklaring van de Rechten van de Mens (1984): een land mag niet discrimineren.
- Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (1950): verplicht NL inwoners om gelegenheid te geven tot gezinshereniging en gezinsvorming. Het VN Vluchtelingenverdrag (1951): vormt de basis van het asielrecht.
- Het akkoord van Schengen (1985): vrij verkeer van personen en goederen binnen de EU.
Hoofdvraag:
Welke groepen hebben zich na de 2e Wereldoorlog in NL gevestigd en wat waren hun motieven om te emigreren?
1. Arbeidsmigranten 2. Post-koloniale migranten 3.
Gezinsherenigers/gezinsvormers 4. Vluchtelingen
Hoofdstuk 5: Migratie als verrijking en als verlies 5.1 Verandering van generaties
Vaak is sprake van integratie met behoud van eigen etniciteit. Migranten veranderen in hun levenshouding en hun ideeën, door hun land achter zich te laten en zich ergens anders te vestigen. De verandering die migratie met zich meebrengt is vooral een verandering van generaties e e : verschillen tussen ouders (1e generatie) en hun (klein)kinderen (2 of 3 generatie). Een ander voorbeeld is het aantal gemengde huwelijken. Ook het geld dat wordt overgemaakt is een voorbeeld. Ook wel remittances genoemd.
5.2 Migranten: een vertrouwde wereld gaat verloren
De meeste migranten ervaren de migratie allereerst als een verlies: hun vertrouwde wereld gaat verloren. De geschiedenis van emigratie is de geschiedenis van de vervreemding en het gevolgen daarvan. Vervreemding en verlies zijn de sleutelbegrippen. Velen zoeken zekerheid bij de vertrouwdheid van hun eigen religie.
Het kost de meeste migranten veel tijd om zich te wortelen in het nieuwe land, o.a. de taal leren is vaak moeilijk. Veel van de dagelijkse misverstanden in plaatsen waar migranten wonen hebben hun oorsprong in het onvoldoende beheersen van de landstaal.
Ouders hebben vaak ook moeite om hun kinderen te begrijpen. Ze worstelen met tegenstrijdige ambities. Ze willen enerzijds dat hun kind succesvol is in het nieuwe land, anderzijds willen ze dat ze dicht in de buurt blijven van hun eigen opvattingen.
5.3 Autochtone weerstanden
Autochtonen voelen óók onzekerheid door migratie. Veel botsingen hebben een symbolische lading. Deze kwesties gaan over de omgang met culturele verschillen (bijv. dragen van hoofddoek, spotprent).
De afkeer tegen immigratie is toegenomen sinds de terroristische aanslagen in Europa. De wrijvingen zijn talrijk. Soms hoeft een compromis niet moeilijk te zijn, maar vaak botsen uiteenlopende normen en waarden hard op elkaar.
5.4 Hoe staat het met de integratie?
Hoe het met migranten gaat in het onderwijs en op de arbeidsmarkt , lopen de meningen nogal uiteen.
Er is onmiskenbaar vooruitgang op deze twee belangrijke gebieden en tegelijk zijn er tekenen van stagnatie . We zien mobiliteit qua onderwijsniveau. Aan de ene kant zijn er steeds meer buitenlanders die deelnemen aan hoger onderwijs. Aan de andere kant zijn er ook veel mensen waarbij het niveau niet hoog genoeg is. Op het gebied van arbeidsmarkt, is er naast hardnekkige werkloosheid bij de jeugd, ook een aanzienlijke groei in etnisch ondernemerschap : migranten die voor zichzelf beginnen.
We zien een toenemend verschil tussen de eerste en tweede generatie migranten. De levens van mensen met een migratieachtergrond kunnen steeds minder onder één noemer worden gebracht.
5.5 Verrijking door migratie
Migratie kan een samenleving ook verrijken, waarbij we aan zowel economische als culturele meerwaarde moeten denken. Onderzoekers zijn over het algemeen niet erg positief over het economische profijt van de ontvangende samenlevingen. In de jaren zestig zijn veel laaggeschoolde mensen naar Nederland gehaald, dat onbedoeld veel gevolgen had die nu nog steeds doorwerken. Door de oliecrisis raakte namelijk veel van hen werkloos. Voor de meesten was het daarna moeilijk om nog werk te vinden (= uitkering). Met hun kinderen gaat het al beter. Er is een middenklasse ontstaan van leraren, politieagenten, advocaten, artsen en ondernemers.
De sociale mobiliteit (de mogelijkheid om te stijgen op de sociale ladder) in migrantengezinnen in aanmerkelijk. De verwachting is dat die ontwikkeling voorlopig door zal zetten. Het werven van migranten met een hoge opleiding draagt bij aan de economische meerwaarde van de migratie. Behalve meerwaarde op economisch gebied is er ook meerwaarde op cultureel en politiek gebied. Zo is het aanzien van het land steeds meer veranderd en zal nog meer gaan veranderen:
De pluriformiteit is toegenomen. Ondanks de botsingen en wrijvingen, is er een nieuwe samenleving ontstaan die Nederland een opener land kan maken. Een land dat zijn plaats in de wereld kan versterken door alle kennis, talent en ervaringen die de nieuwkomers met zich meebrengen.
Hoofdvraag:
1. Hoe ervaren nieuwkomers en ingezetenen de veranderingen die migratie met zich meebrengt?
Verlies en verrijking
REACTIES
1 seconde geleden