Paragraaf 1 – pluriformiteit in Nederland
Hoe gaan mensen met verschillende leefwijzen met elkaar om in onze pluriforme samenleving?
Wat is cultuur?
Als mensen veel samen met elkaar omgaan ontwikkelen ze een eigen cultuur >alle waarden, normen en andere aangeleerde kenmerken die de leden van een groep of samenleving met elkaar gemeen hebben en dus als vanzelfsprekend beschouwen.
Cultuur en opvoeding
Hoe wordt je gedrag bepaald. Is dit aangeboren of aangeleerd. Dit staat in het ‘nature-nurturedebat’. De nature-aanhangers vinden dat ons gedrag het meest word bepaald door aangeboren eigenschappen zoals lichaamsbouw, ritmegevoel enz. De nurture-aanhangers zeggen dat ons gedrag vooral aangeleerd is. Dor de omgeving en cultuur waarin je opgroeit.
Cultuurkenmerken
Normen en waarden zijn belangrijke cultuurkenmerken. Bijvoorbeeld het soort eten of soort sport wat in een cultuur wordt gedaan is een waarde. En zoals in vele culturen is het gelijk behandelen van elkaar een norm.
De pluriforme Nederlandse samenleving
In Nederland wonen er veel culturen met elkaar. Een cultuurgroep wordt gevormd door mensen met een gemeenschappelijke cultuur. Mensen die ook in Nederland wonen maar uit een ander land wonen hebben ook een eigen cultuur. Nederland is een multicultureel land. Bij dit begrip denk je al snel aan allochtonen, iemand die zelf of van wie ten minste 1 van de ouders in het buitenland geboren is. Of aan autochtonen, mensen die wonen in een land waar zij net als hun ouders zijn geboren en opgegroeid. Alle verschillende cultuurgroepen noemen we een pluriforme samenleving/veelvormige samenleving.
In de Nederlandse pluriforme samenleving:
- Een grote culturele diversiteit, veel verschillende cultuurgroepen bestaan.
- Leven de verschillende cultuurgroepen deels naast en deels met elkaar
- Vormen gemeenschappelijke cultuurkenmerken samen de dominante Nederlandse cultuur
De basis van de pluriformiteit staat vastgelegd in de grondwet.
Dominante cultuur en subcultuur
De belangrijkste cultuur in een samenleving noemen we de dominante cultuur, alle kenmerken die geaccepteerd worden door de meeste mensen binnen een samenleving. Nederlanders staan bekend om hun grote mate van tolerantie; ze accepteren makkelijk andersdenkenden en andere culturen. Naast de dominante cultuur is er ook een subcultuur, wanneer binnen een groep bepaalde waarden, normen en andere cultuurkenmerken afwijken van de dominante cultuur.
Tegencultuur
Een subcultuur hoeft niet tegenstrijdig te zijn tegen de dominante cultuur. Dit is wel het geval bij een tegencultuur, die zich duidelijk verzetten tegen (delen van) de dominante cultuur of aar zelfs een bedreiging voor vormen. Basis van dit is een conflict.
Voorbeeld >feministes in de jaren 70 kwamen op voor de vrouwen zoals gelijkheid en meer recht op gelijk werk.
Antiglobalisten >het is een tegencultuur geworden. Zij verzetten zich tegen de overheersende rol van het westerse kapitalisme in de wereld en willen dat de welvaart eerlijker verdeeld wordt over de wereldbevolking.
Cultuur in beweging
Culturen veranderen niet altijd. Maar toch is het voortdurend in ontwikkeling. Dit komt door culturen die met elkaar te maken krijgen en kenmerken van elkaar gaan overnemen. Anders gezegd; cultuur is dynamisch. Culturen verschillen niet alleen in de loop van de tijd, maar ook per plaats en per groep.
Paragraaf 2 – cultuur en identiteit
Hoe verloopt de overdracht van cultuurkenmerken en wat is het gevolg daarvan voor onze identiteit?
Cultuuroverdracht
Socialisatie >het proces waarbij iemand de waarden, normen en andere cultuurkenmerken van zijn samenleving of groep aanleert. Doel: aanpassing van het individu aan zijn omgeving. Maar het zorgt er ook voor dat de cultuur kan blijven bestaan.
Waar vindt socialisatie plaats?
Socialisatie gebeurt binnen verschillende socialiserende instituties, instellingen, organisaties en collectieve gedragspatronen waarmee de cultuuroverdracht in een samenleving plaatsvindt. Bijvoorbeeld Kerstmis, carnaval, Prinsjesdag, ramadan >collectieve gedragspatronen. School, werk, gezin, geloofsrichtingen, vrienden >socialiserende instituties.
Hoe vindt socialisatie plaats?
Imitatie >zien we vooral bij kinderen. Netjes naar de wc gaan, kinderen die hun idool nadoen. Naarmate ze ouder worden neemt dit af.
Informatie >de stof die je leert op school, tv, internet, familie en vrienden.
Sociale controle >dwang van buitenaf. De manieren waarop mensen andere mensen stimuleren of dwingen zich aan de geldende normen te houden. Socialisatie en sociale controle zorgt ervoor dat er orde en mate van zekerheid en rust in de samenleving is.
- Formele sociale controle >gebaseerd op geschreven regels.
- Informele sociale controle >bij beleefdheidsvormen en andere ongeschreven regels.
- Sancties >mensen die elkaar erop wijzen dat ze zich gedragen naar de geldende formele en informele normen.
Positieve en negatieve sancties; beloningen en straffen
- Formele positieve sancties >diploma of een promotie
- Formele negatieve sancties >strafwerk of een boete
- Informele positieve sancties >compliment, een fooi of applaus
- Informele negatieve sancties >kind naar zijn kamer wordt gestuurd of het uitfluiten van een popgroep.
Internalisatie
mensen maken zich bepaalde aspecten van hun cultuurgroep zo eigen, dat zij zich automatisch gaan gedragen zoals de groep dat van hen verwacht.
Identiteit
Door socialisatie en internalisatie voelen de meeste mensen zich verbonden met de dominante cultuur van het land waar ze wonen, maar ook met de cultuur van kleinere groepen waar ze bij horen. Door deze groepsidentificatie kan er een sterk wij-gevoel ontstaan. Bij identificatie met een groep spreken we van een sociale identiteit.
Daarnaast ontwikkelt ieder mens een persoonlijke identiteit. Aangeboren eigenschappen en alle aangeleerde cultuurkenmerken. De Nederlandse dominante cultuur noemen we een individualistische cultuur. Omdat de nadruk wordt gelegd op het ontplooien van jezelf. Als je heel erg gericht bent op andere mensen noemen we dat een collectivistische cultuur.
Loyaliteit >De mate waarin je trouw bent aan je groep.
Paragraaf 3 – cultuurverschillen
Hoe ziet de culturele diversiteit van Nederland eruit?
In ons land is er een sterke culturele diversiteit. Ze kunnen verschillen in;
- Regio >stad en platteland. In de grote steden is er sprake van een grote individuele vrijheid. Tot in tegenstelling dat op het platteland een plattelandscultuur is. Waar mensen elkaar begroeten en elkaar allemaal vaak kennen. Ook zijn er verschillen tussen de verschillende provincies. Groningers >nuchterheid en de Brabanders >genieten van het leven.
- Generatie >jong en oud. Andere kleding, andere muziek en je doet andere dingen in je vrije tijd dan de oudere mensen. Dit komt omdat je allebei in een andere tijd bent opgegroeid. Dit kan soms leiden tot een generatieconflict. Hierin staan ouders en kinderen tegenover elkaar en elkaars visie en leefstijl niet begrijpen.
- Beroep >bankdirecteur en timmerman. Bedrijven ontwikkelen een eigen bedrijfscultuur, alle waarden, normen en gewoonten die er in een bedrijf gelden. Hoe je je moet presenteren en hoe de uitstraling is van het bedrijf. Er zijn vaak kledingvoorschriften aan het soort werk wat je doet.
- Sekse >mannen en vrouwen. Het verschil tussen mannen en vrouwen noemen we rolpatronen, verwachtingen hoe iemand zich moet gedragen. De verschillen zijn grotendeels cultureel bepaald. De laatste decennia zijn er veel veranderingen geweest tussen mannen en vrouwen. Vrouwen gaan werken en mannen gaan in het huishouden meer doen.
- Herkomst >allochtoon en autochtoon. Het land van herkomst is voor veel allochtonen een houvast van hun cultuur. Dit geldt vooral voor de eerstegeneratieallochtonen. De tweede generatie, leven meer met twee culturen.
- Godsdienst >christenen, joden en moslim. Bij elke godsdienst of kerk horen bepaalde gebruiken en opvattingen die van elkaar kunnen verschillen.
Paragraaf 4 – Nederland is veranderd
Hoe was Nederland voor de Tweede Wereldoorlog en wat is er daarna veranderd?
Nederland voor de Tweede Wereldoorlog
- Gezagsverhoudingen >werknemers hadden ontzag voor hun baas en kinderen waren zeer gehoorzaam.
- Sociaal-economische klassen >het was moeilijk om promotie te krijgen. De baan die je had, had je voor je hele leven.
- Verzuiling >dat mensen zich organiseerden rondom hun geloof of overtuiging. Bijvoorbeeld; Katholieken werden lid van een Katholieke school en verenigingen en Protestanten werden lid van een Protestantse vereniging.
- Gezin > centraal in de samenlevingsvorm. De man werd gezien als het hoofd van het gezin. Die bracht het geld binnen.
- Weinig kans >jongeren kregen weinig kans om verder te leren. Ze moesten vaak gelijk gaan werken naar hun school om voor hun ouders te zorgen.
Groeiende welvaart
De jaren na de oorlog was een periode van wederopbouw. De overheid, de werkgevers en de vakbonden spraken samen af de lonen laag te houden om de wederopbouw zo sel en soepel mogelijk te laten verlopen. De welvaart nam toe en de woningnood nam af. Nederland werd een consumptiemaatschappij.
REACTIES
1 seconde geleden