Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Pluriforme samenleving

Beoordeling 5.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 2681 woorden
  • 30 juni 2014
  • 7 keer beoordeeld
Cijfer 5.9
7 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Hoofdstuk 10

Cultuur: geheel van gedragingen, opvattingen, normen en waarden in een samenleving die mensen zich aanleren en doorgeven aan hun nakomelingen.

Elke cultuur heeft zijn/haar eigen gedragingen, opvattingen, normen en waarden.

Mensen leren hun cultuur door middel van het socialisatieproces (overdragen van cultuur door ouders, school, media en vrienden), internalisatie (aangeleerde cultuur je eigen maken, je doet uit jezelf iets wel of niet) en het toepassen van ‘Fremdzwang’ en ‘Selbstzwang’ (wat je voor anderen doet en wat je voor/vanuit jezelf doet).

Er is in de maatschappij een verschil tussen aangeboren- en aangeleerd gedrag. Voorbeelden van aangeboren gedrag zijn; reflexen en uiten van instincten om te overleven.

Voorbeelden van aangeleerd gedrag zijn; gewenning en imitatie of het nadoen van je ouders. 

Het ‘nature-nurturedebat’ gaat over de discussie tussen de vertoning van bepaald gedrag. Er wordt onderzocht of sommige vormen van gedrag die een individu vertoont, genetisch bepaald zijn of niet.

Er zijn 3 dimensies van cultuur:

  • ideeële dimensie; waarden en ideeën van mensen uit een cultuur (Vb. eerlijkheid en vrijheid).
  • normerende dimensie; normen en regels die binnen een cultuur gelden (Vb. Opkomen voor je naasten/familie en jezelf kunnen ontwikkelen).
  • materiële dimensie; de inhoud van een cultuur (Vb. Hoe mensen feesten en wat ze eten in het dagelijks leven).

Er zijn 3 sociale functies van een cultuur:

  • het biedt houvast, als je je niet aan de waarden houdt volgen er sancties.
  • geeft identiteit, mensen willen graag bij een bepaalde groep horen in het leven.
  • zorgt voor verbinding, mensen begrijpen elkaar en dit houdt een samenleving bij elkaar.

De dominante cultuur binnen een land is dominant over de andere culturen in het land die afstammen van deze dominante cultuur (subculturen). Op bepaalde punten wordt er dan afgeweken van de dominante cultuur. De dominante cultuur heeft zijn waarden en normen allemaal volgens de grondwet.

Voorbeelden van subculturen zijn; ouderencultuur, arbeidscultuur of een jongerencultuur. Een voorbeeld van een dominante cultuur is de cultuur van Nederland en de volgende punten staan in de grondwet over onze cultuur: gelijkwaardigheid, vrijheid, verdraagzaamheid, respect, geen discriminatie, godsdienst- en onderwijsvrijheid, vrijheid van meningsuiting en gelijke behandeling in gelijke gevallen.

Tussen culturen is er sprake van culturele beïnvloeding. Cultuurbeïnvloeding binnen éénzelfde generatie is bijvoorbeeld met leeftijdsgenoten. Beïnvloeding tussen verschillende generaties is bijvoorbeeld tussen (groot)ouders en kinderen.

Autochtonen: mensen van inheemse afkomst.

Allochtonen: mensen van een niet-inheemse afkomst.

Er zijn 2 groepen allochtonen die we onderscheiden:

  • westerse
  • niet-westerse

Er is een verschil tussen een ik-cultuur en een wij-cultuur. In het westen van de wereld is er meer sprake van een ik-cultuur en ligt de nadruk meer op het individu. Bij niet-Westerse allochtonen is er meer sprake van een wij-cultuur waarin de groep van het individu centraal staat.

We onderscheiden 3 groepen nieuwkomers (allochtonen):

  • eerste generatie allochtonen; persoon zelf is geboren in het buitenland, leven staat in het teken van behoud van eigen cultuur.
  • tweede generatie allochtonen; minimaal 1 van de ouders is in het buitenland geboren, er is een confrontatie tussen de wij- en ik-cultuur.
  • derde generatie allochtonen; dit is een kind van de tweede generatie allochtonen, met een licht behoud van de eigen cultuurelementen probeert men zich aan de dominante cultuur aan te passen.

In een meltingpotsamenleving wil men de dominante cultuur behouden en mogen allochtonen dus geen inbreng hierop hebben. Invloeden van subculturen zijn niet toegestaan als ze in botsing komen met de Nederlandse, dominante cultuur.

In een salad-bowlsamenleving is er wel een dominante cultuur, maar zal deze zijn samengesteld uit allerlei subculturen van vooral de allochtonen. Zo zal de Nederlandse samenleving eruit gaan zien.

Contacthypothese: er is een gebrek aan verbinding tussen verschillende culturen, waardoor ze in conflict met elkaar komen. Conflicten zullen afnemen, wanneer culturen meer contact met elkaar hebben.

In Nederland is er niet echt meer sprake van ‘de’ Nederlander, omdat de Nederlandse cultuur sterk beïnvloedt is met allerlei subculturen van vooral allochtonen.

Immigratie: mensen die vanuit het buitenland in Nederland komen wonen.

Emigratie: mensen die vanuit Nederland in het buitenland gaan wonen.

Er zijn in de geschiedenis 5 perioden van migratie:

  • tot 1800: migranten op basis van religie, migratie hoort bij het leven.
  • 1800-1870: trekarbeiders, burgers gaan zich Nederlander voelen en er zijn weinig migranten, geboorte van de eenheidsstaat.
  • 1870-1960: migranten uit koloniën na de oorlog, binnenlandse migratie in Nederland groter dan de komst van migranten, verzuiling (mensen met verschillende ideologieën leven allemaal gescheiden van elkaar) is ten top.
  • 1960-1980: gastarbeiders, mensen naar Nederland om het vuile en ongeschoolde werk in de industrie te doen, ontzuiling (gescheiden leven is voorbij) en het komen van nieuwe gastarbeiders.
  • na 1980: komst van vluchtelingen en familie van gastarbeiders, sprake van ‘gezinshereniging’ en ontstaan pluriforme samenleving.

Migratie ontstaat door push- en pullfactoren. Het zijn de redenen om naar een bepaald land te gaan of juist een bepaald land te verlaten. Deze redenen kunnen voor iedereen verschillend zijn, maar zijn grotendeel hetzelfde. Voorbeelden van pullfactoren zijn; centrale ligging, rijke handel en tolerante houding. Pushfactoren zijn; armoede, oorlogen of rampen en vervolgingen vanwege je geloof.

Nederlanders hadden baat bij de komst van gastarbeiders in de jaren ’60 en ’70, want zo kon het vuile en ongeschoolde werk gedaan worden door die gastarbeiders. Een onbedoeld gevolg van de komst van de gastarbeiders was dat ze hun familie ook vaak meebrachten.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

Nederland was een erg gastvrij land, maar hier is nu veel minder sprake van.

Integratie: een samenleving waarin allochtonen en autochtonen gelijkwaardige maatschappelijke/politieke positie hebben en de belangrijkste waarden van de ontvangende samenleving door omgang met elkaar hebben overgenomen.

Het verschil tussen een uniforme- en pluriforme samenleving is dat in een uniforme samenleving alle burgers dezelfde normen en waarden moeten hebben en in een pluriforme samenleving heeft de burger vrijheid en mag hij zelf de normen en waarden bepalen.

Er zijn 3 visies op integratie:

  • assimilatie (het volledig aanpassen van de bestaande cultuur); ideale scenario is het Meltingpot-scenario en gericht op versmelting van de subculturen in de dominante cultuur. Partijen hierbij: VVD en PVV.
  • wederzijdse aanpassing (eigen cultuur moet deels aangepast worden aan de bestaande cultuur); ideale scenario is het regenboog-scenario en gericht op het behoud van verschillende culturele groepen. Partijen hierbij: D66, CDA en ChristenUnie.
  • behoud van eigen identiteit (eigen cultuur kan blijven); ideale scenario is het Mozaïek-scenario en gericht op wederzijdse beïnvloeding van verschillende culturen. Partijen hierbij: PvdA, GroenLinks en de SP.

Ideale scenario voor mij zou het regenboog-scenario zijn, want zo wordt er een beperkt aantal allochtonen ons land binnengelaten en passen zij zich toch (deels) aan de Nederlandse cultuur aan.

Hoofdstuk 11

Discriminatie: het ongelijk behandelen van personen op grond van criteria die in de gegeven situatie niet relevant zijn.

Er zijn 3 vormen van discriminatie:

  • directe discriminatie; er is een direct verband tussen de persoon die discrimineert en de gediscrimineerde. Voorbeeld ‘Wij nemen bij ons bedrijf geen Turken aan’
  • Indirecte discriminatie; discriminatie waarbij het niet de bedoeling is om te discrimineren, maar het gemaakte onderscheid tussen personen er wel is. Voorbeeld ‘Wij nemen alleen mensen aan die perfect Nederlands spreken’
  • Institutionele discriminatie; discriminatie door allerlei bestaande regelingen. Voorbeeld ‘Mensen die het laatst gekomen zijn, worden het eerste ontslagen’

Etnische onderklasse: een onderklasse onder mensen, waarin mensen zitten die op economisch- en sociaal gebied erg laag zitten.

3 kenmerken van deze klasse:

  • slechte onderwijsprestaties
  • slechte huisvesting
  • laag loon of een uitkering.

Er zijn 2 verklaringen voor de achterstandspositie van veel allochtonen:

  • positietoewijzing; schuld van de Nederlandse samenleving dat wij allochtonen niet opnemen in onze samenleving.
  • positietoeverwerving; schuld van de allochtonen zelf dat zij zich afzonderen en zo niet in de Nederlandse samenleving goed worden opgenomen. Zij verbeteren hun positie niet en leveren zelf geen inspanningen.

Een stereotiep beeld lijdt tot een vooroordeel wanneer de bewuste mening over een groep, die niet gebaseerd is op feiten, door zeer veel mensen overgenomen wordt.

Voorbeeld stereotiep beeld: Marokkanen zijn crimineel.

Voorbeeld vooroordeel: een vrouw kan niet inparkeren.

Aantal oorzaken waardoor een stereotiep beeld ontstaat:

  • socialisatieproces, de eigen cultuur wordt als vanzelfsprekend gezien
  • angst voor een onbekende cultuur
  • een externe vijand versterkt het eigen groepsgevoel
  • mensen projecteren onvrede over hun eigen leven op een minderheidsgroep (er wordt gezocht naar een zondebok)

Self-fullfilling prophecy:  de zichzelf waarmakende voorspelling, mensen denken dat stereotiepe beelden kloppen en gaan zich hiernaar gedragen zodat het stereotiepe beeld uitkomt.

Het verschil tussen racisme en discriminatie is dat er bij racisme sprake is van discriminatie van een bepaalde etnische groep. Discriminatie is dan het ongelijke behandelen van die groep.

Vooroordelen over een bepaalde groep kunnen leiden tot angst voor vreemdelingen (xenofobie) of leiden tot racisme (discriminatie van die bepaalde groep).

Kenmerken van allochtonen die tot de etnische onderklassen gaan behoren:

  • zij hebben geen opleiding
  • zij willen de Nederlandse taal niet leren
  • zij willen zich niet aanpassen aan de Nederlandse cultuur

Oplossingen om deze klasse te voorkomen:

  • minder vooroordelen vormen over allochtonen die zich in deze klasse bevinden (positietoewijzend)
  • verplichten dat allochtonen zich aan de Nederlandse cultuur gaan aanpassen en onze taal leren, zodat ze een bestaan kunnen opbouwen en kunnen gaan werken hier.  (posititeverwervend)

5 dimensies op basis waarvan je een cultuur kan omschrijven en vergelijken met andere culturen:

  • machtsafstand; de mate waarin mensen met weinig macht dit accepteren en geen overleg hoeven. Uitersten tussen ouder en kind.
  • Individualisme; de mate waarin de individuele ontplooiing de voorkeur verdient boven wat voor de groep belangrijk is. Uitersten tussen individualistisch en collectivistisch.
  • Masculniteit; de mate waarin mannenrollen van vrouwenrollen te onderscheiden zijn. Uitersten tussen de status (mannelijk) en zorgzaamheid (vrouwelijk).
  • Onzekerheidsvermijding; de mate waarin mensen zich bedreigd voelen door onzekere situaties en dus regels willen. Uitersten tussen veel vermijding van onzekerheid (veel regels) en weinig vermijding van onzekerheid (weinig regels).
  • Langetermijngerichtheid; de mate waarin mensen op de veranderende toekomst gericht zijn in plaats van meer op het verleden en heden. Uitersten tussen de toekomst (plannen en sparen) en het verleden en heden (pluk de dag, tradities).

In Nederland is de machtsafstand en masculniteit erg laag, de onzekerheidsvermijding is gemiddeld en het individualisme erg hoog.

Als er een wij-cultuur is, dan kan er ook een cultuur zijn van een andere groep mensen. Dit is dan de zij-cultuur.

Positioneel bepaald gedrag: de sociaal-economische positie die mensen ten opzichte van elkaar innemen. Hiervan is sterk sprake in een moslim-cultuur, want hierin is de man-vrouw relatie erg formeel en autoritair. Er zijn duidelijke regels die door controle worden gehandhaafd en kinderen gehoorzamen hun ouders sterk.

Het verschil tussen cultuuruniversalisme en cultuurrelativisme is dat bij cultuuruniversalisme de cultuur overal hetzelfde is en elke cultuur die waarde dan heeft. De westerse cultuur is superieur aan de niet-westerse cultuur. De culturen staan op een verschillende positie, de één boven de ander Bij cultuurrelativisme wordt een cultuur alleen vanuit zichzelf beoordeelt. Elke cultuur is anders, maar staan ze wel allemaal op een gelijke positie.

Culturen kunnen botsen wat betreft de opvattingen over persoonlijke relaties.

Het verschil tussen geografische mobiliteit en internationale mobiliteit is dat bij geografische mobiliteit  iemand zich verplaats van de ene naar de andere plak en bij internationale mobiliteit deze persoon zich verplaatst van het ene naar het andere land.

Vroeger waren er vooral gastarbeiders in Nederland uit Turkije en Marokko. Nu zijn er veel kennismigranten (hoogopgeleiden) die seizoenswerk uitvoeren. Deze migranten zijn afkomstig uit Oost-Europa.

Er zijn 3 verklaringen voor migratie naar het westen:

  • grote sociale ongelijkheid tussen het noorden en zuiden van onze wereld; armoede en schending van de mensenrechten.
  • relatief goede transportmogelijkheden naar het westen,
  • kennis van de mensen en landen in het westen is erg hoog, migranten kunnen ook goed kennis opdoen over Nederland door middel van massamedia en internet, zodat ze weten dat het hier goed is.

2 negatieve gevolgen van het feit dat allochtonen in steden leven:

  • ruimtelijke segregatie; het proces van het ruimtelijk groeperen van de bevolking met gemeenschappelijke kenmerken in bepaalde wijken of grotere ruimtelijke gehelen. Het ontstaat doordat allochtonen het liefst bij elkaar wonen en autochtonen van gebied waar allochtonen zich gaan vormen verhuizen.

Allochtonen worden vaak gescheiden van de autochtone bevolking.

  • minderheidsvorming; groepen allochtonen die op sociaal- en economisch gebied een achterstand  hebben, zijn vaak op cultureel gebied slecht geïntegreerd.

Van remigratie is sprake doordat migranten heimwee hebben naar hun afkomstige land of werkeloosheid en het maatschappelijke klimaat in Nederland.

3 politieke visies op het vreemdelingenbeleid in Nederland:

  • ruimhartig migratiebeleid; soepel migratiebeleid en veel migranten zijn welkom. Iedereen heeft recht op een veilig en menswaardig bestaan, jonge nieuwkomers zijn een verrijking voor onze cultuur. Partijen; SP, GroenLinks, PvdA. LINKS
  • circulatiemigratiebeleid; nadruk ligt op het tijdelijk aanwezig zijn van de migranten en remigratie. Minder illegalen, teveel migranten die blijven is slecht voor de verzorgingsstaat en het uitgangspunt is remigratie. Partijen: D66, CDA en ChristenUnie. MIDDEN
  • restrictief migratiebeleid; streng toelatingsbeleid, beperkt aantal migranten worden toegelaten. Er zijn al te grote problemen in ons land met minderheidsvorming, te duur voor de verzorgingsstaat en er is minder sprake van sociale cohesie bij Nederlanders. Partijen: VVD, PVV.  RECHTS

Ik denk dat een circulatiemigratiebeleid het beste beleid is, want zo kunnen migranten hier toch voor een tijd werken en geld verdienen voor hun familie wanneer dat nodig is. Terugkeer is goed voor deze mensen, zodat niet de hele familie mee hoeft om te immigreren.

Gezinshereniging is dat de bestaande familie weer compleet gemaakt wordt, doordat of de familie naar de ‘arbeidsheer’ in het buitenland gaat of deze persoon remigreert.

Gezinsvorming is gezinshereniging met de echtgenoot, wanneer één van de personen een vast bestaan in Nederland had. Dit is een vorm van gezinshereniging.

Hoofdstuk 12

Referentiekader: alle regels, waarden en normen die (vaak onbewust) bepalen hoe je iets beoordeelt.

2 verschillende theorieën over cultuuroverdracht door de media:

  • de betekenisgevertheorie; de normen en waarden zijn door journalisten voor mensen bepaalt. De overdracht is groot.
  • de myceliumtheorie; de normen en waarden van de journalisten worden bepaalt door de mensen zelf en uiten de journalisten. De overdracht is beperkt.

Je kunt 2 soorten zenders onderscheiden:

  • marktgericht; kwantiteit, commercieel, praktisch, amusement en erg druk. (Vb. RTL, SBS of Veronica)
  • geprofileerd; kwaliteit, publiek, achtergrond, serieus en erg rustig. (Vb. NED 1)

In conservatief amusement (rechts) zie je vaak stereotiepe beelden.

Voorbeeld: gekleurde mensen zijn crimineel.

In progressief amusement (links) zie je vaak relativerende beelden.

Voorbeeld: een vrouw die blank is, is crimineel (het omgekeerde).

Berichtgeving in de media kan invloed hebben op het beleid van de overheid, omdat de overheid zich toch (deels) aanpast aan de meningen van de bevolking door middel van het stemmen en die meningen komen vaak van berichten uit de media.

Immigratiebeleid: de mate waarin allochtonen worden binnengelaten in ons land.

Integratiebeleid: de mate van aanpassing waarin deze allochtonen moeten voldoen.

Ik vind dat journalisten wel de politieke correctheid moeten nastreven, maar de eigen mening van burgers over politieke onderwerpen of beslissingen ook moeten volgen. Alle meningen van iedereen in Nederland mogen geuit worden.

Wereldcultuur: mensen op de wereld hebben gelijke waarden en normen.

De wereldcultuur is ontstaan door 3 ontwikkelingen:

  • de opstelling van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens.
  • Economische globalisering (samenwerking tussen internationale landen).
  • Internationale migratie.

Er zijn 2 uitingen m.b.t. uitingen van de wereldcultuur:

  • Pessimistisch (links); gericht op het lokale en eigen beeld over de ‘wereld’, het gemeenschapsgevoel wordt kleiner. De westerse wereldcultuur vinden deze mensen niet ideaal en zijn juist voor de nationale culturen.
  • Optimistisch (rechts); er vormt zich een groot, breed en internationaal beeld over de wereld. Er is economische vooruitgang en minder kans op oorlogen door het vele contact tussen landen. Voor de westerse wereldcultuur op de wereld.

Er zijn 2 uitingen m.b.t. uitingen van de wereldcultuur:

  • Pessimistisch (links); gericht op het lokale en eigen beeld over de ‘wereld’, het gemeenschapsgevoel wordt kleiner. De westerse wereldcultuur vinden deze mensen niet ideaal en zijn juist voor de nationale culturen.
  • Optimistisch (rechts); er vormt zich een groot, breed en internationaal beeld over de wereld. Er is economische vooruitgang en minder kans op oorlogen door het vele contact tussen landen. Voor de westerse wereldcultuur op de wereld.

Cultuurimperialisme: het westen legt haar cultuur op in het niet-westen. Dit is een eenzijdige wijze, want niet-westerse landen mogen van ons niet onze cultuur beïnvloeden.

Ik vind het persoonlijk niet erg dat er door globalisering een wereldcultuur ontstaat, want dat hoort nou eenmaal bij de ontwikkelingen die wij in de wereld doormaken en daar moet iedereen aan geloven. De wereld zal ook beter in verbinding staan met elkaar op allerlei sociale- en economische gebieden. Nationale culturen kunnen natuurlijk (deels) nog wel geuit worden binnen samenlevingen. 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.