Pluriforme Samenleving

Beoordeling 6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 1512 woorden
  • 11 februari 2013
  • 23 keer beoordeeld
Cijfer 6
23 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode

Hoofdstuk 3: Pluriforme samenleving

§1: Cultuur en identiteit

Pluriforme samenleving: Er wonen mensen met verschillende normen, waarden, gewoonten, leefstijlen en afkomst in een samenleving.

Cultuur: Alle waarden, normen en andere aangeleerde kenmerken die de leden van een groep of samenleving met elkaar gemeen hebben en als vanzelfsprekend beschouwen.

Cultuur bepaalt een deel van je identiteit: Wie je bent en hoe je je presenteert (kleding enz).

Door cultuur krijg je ook een gemeenschappelijk referentiekader: Door gemeenschappelijke gewoonten begrijpen mensen elkaar en kunnen ze makkelijker gedachten en gevoelens uitwisselen.

Cultuur werkt gedragregulerend: cultuur doet het gedrag van mensen geordend verlopen.

Rolgedrag: gedrag van een individu die overeen komt met zijn sociale rol.

Dominante cultuur: Het geheel van waarden, normen en kenmerken dat door de meeste mensen binnen een samenleving wordt geaccepteerd.

Subculturen: Een groep ontwikkeld eigen cultuurkenmerken die afwijken van de dominante cultuur.

Etnische subcultuur: Subcultuur van mensen die tot dezelfde etnische groep behoren.

Tegencultuur: Mensen die zich verzetten tegen de dominante cultuur of daar een bedreiging voor vormen.

Socialisatie: Het proces waarbij iemand, bewust of onbewust, de waarden, normen en andere cultuurkenmerken van zijn groep krijgt aangeleerd. Het resultaat hiervan is aanpassing van het individu aan zijn omgeving. Socialisatie vindt vooral plaats door imitatie.

Socialiserende instituties: De plaatsen waar socialisatie plaats vindt:

- Je gezin, school, werk, vriendenkring, geloofsrichtingen, maatschappelijke groeperingen, overheid, media.

Sociale controle: Manier waarop mensen anderen stimuleren of dwingen zich aan de geldende normen te houden. We noemen deze formeel als het geschreven regels zijn, zoals wetten. Informeel is gebaseerd op ongeschreven regels.

Sancties:              

- Formele positieve sancties (diploma, promotie)

- Formele negatieve sancties (boete, strafwerk, gevangenisstraf)

- Informele positieve sancties (compliment, fooi, applaus)

- Informele negatieve sancties (kind dat naar zijn kamer wordt gestuurd)

Enculturatie: In een bepaalde omgeving opgroeien en alles met de paplepel ingegoten krijgen.

Acculturatie: Het aanleren van de kenmerken van een cultuur waar je niet oorspronkelijk toe behoort.

Internalisatie: Je hebt bepaalde aspecten van de cultuur je zo eigen gemaakt, dat het een soort van automatisme is geworden (bijv. rechts rijden).

Veranderingen in de dominante cultuur vinden plaats onder de invloed van subculturen en tegenculturen.

Individualistisch: Er wordt veel nadruk gelegd op individuele ontplooiing.

Collectivistisch: Erg gastvrij en rekening houden met anderen.

§2: Culturele veranderingen

Tot 1960 werd Nederland gekarakteriseerd door de volgende kenmerken:

- Weinig sociale mobiliteit: Stijgen op de maatschappelijke ladder was moeilijk.

- Gehuwde vrouwen waren handelingsonbekwaam: Ze mochten zonder toestemming van hun man of vader geen overeenkomsten sluiten.

- Hiërarchische verhoudingen tussen mensen: organisatiestructuur waarbij mensen de baas zijn over anderen.

- Nederland was een verzuild land: Maatschappelijke leven werd bepaald door geloofs- en levensovertuigingen.

De jaren 60 staan bekend als de jaren van de sociale en culturele revolutie. In nauwelijks tien jaar veranderde de cultuur in Nederland grondig en voorgoed. Deze veranderingen waren:

- Nederland werd een consumptiemaatschappij: Een samenleving waarin het bedrijfsleven zich sterk richt op het produceren van aantrekkelijke luxe goederen.

- Sociale mobiliteit en opleidingsniveau neemt toe (dit leidde tot grotere mondigheid).

- Individuele ontplooiing: Mensen wilden niet meer gezien worden als een onderdeel van een gezin, maar als persoon.

- Feministische actiegroepen; Gelijke rechten voor de vrouw.

- Ontzuiling; Mensen zijn niet meer actief lid van een bepaald kerkgenootschap. Er kwam een einde aan verzuiling en dit zorgde voor secularisatie: Organisaties (scholen, verenigingen) maken zich los van de kerk.

Jongeren hebben meer geld te besteden – er ontstaan jongerenculturen.

‘peer-groups’ een groep mensen van dezelfde leeftijd met overeenkomstige belangstellingen en leefstijl.

§3: Nederland immigratieland

Pushfactoren: Redenen om een land te verlaten.

Pullfactoren: Redenen om naar een land te komen.

Allochtoon: Iemand waarvan ten minste één van de ouders in het buitenland is geboren (of hij zelf).

Autochtoon: Iemand die, net als zijn ouders, geboren is in het land waarin hij woont.

 Rond 1960 kwamen er gastarbeiders naar Nederland. Omdat Nederlanders vaak steeds hoger opgeleid waren wilden ze niet meer vuil en zwaar werk doen. Daarom gingen bedrijven mensen uit het buitenland halen.

De grootste groep mensen die de laatste tijd naar Europa kwamen hadden als reden:

- Gezinshereniging: Familieleden van gastarbeiders of erkende vluchtelingen komen deze kant op.

- Gezinsvorming: Iemand met een verblijfsvergunning trouwt met een buitenlander en sticht hier een gezin.

- Vluchten uit eigen land. Iemand is vluchteling als hij vervolgd word vanwege geloof, politieke overtuiging, seksuele geaardheid of oorlogsgeweld.

§4: Culturele diversiteit

Nederland is een cultureel heterogene samenleving geworden.

Hierdoor is het aantal culturele verschillen gegroeid. Ze worden zichtbaar als je kijkt naar de opvattingen over:

- Emancipatie: streven naar gelijke rechten en zelfstandigheid.

- Bestuur en gezag.

- Huwelijk en seks.

- Opvoeding.

Polarisatie: Verschillen tussen groepen worden vertaald in vijandbeelden. ‘Wie niet voor mij is, is tegen mij’.

Demoniseren: Een groep wordt bewust zwartgemaakt om het wij-zijdenken te stimuleren.

De WRR onderscheid drie mogelijke strategieën die de overheid  kan hanteren bij verschillende soorten conflicten:

- Dulden: accepteren van afwijkend gedrag. Moet mensen in hun waarden laten en geen wetten overtreden.

- Confronteren en beslechten: personen confronteren met de last of onvrede die ze veroorzaken, met als doel dat ze zich aanpassen.

- Verbieden en handhaven: bestraffen van afwijkend gedrag als het rechten van anderen aantast en wettelijk strafbaar is.

§5: Vormen van samenleven

De manier waarop overheid en mensen omgaan met de culturele diversiteit in een pluriforme samenleving, kent de volgende mogelijkheden:

- Segregatie: Opdelen van een samenleving in gescheiden delen (bevolkingsgroepen wonen in aparte wijken). Segregatie wordt meestal veroorzaakt doordat één cultuurgroep die politieke en economische macht bezit, andere groepen buitensluit en ze geen gelijke kansen biedt, maar segregatie kan ook vrijwillig.

- Assimilatie: Hierbij past een bevolkingsgroep zich zo volledig aan, dat hun oorspronkelijke cultuur grotendeels mogelijk verdwijnt. Dit kan onder dwang of op vrijwillige basis.

- Integratie: Dit vindt plaats als bevolkingsgroepen zich aanpassen aan de dominante cultuur, maar gedeeltelijk hun eigen cultuur behouden.

De manier waarop nieuwkomers in het ontvangende land hun plaats vinden en integreren, wordt vaak vergeleken met de volgende termen.

Melting pot: Hiermee wordt bedoeld dat de culturen van etnische groepen versmelten met de dominante cultuur, zodat er in feite een nieuwe cultuur ontstaat (VS)

Salad bowl: Er ontstaat een vermenging van culturen, cultuurgroepen behouden hun eigen typische kenmerken.

Integratie binnen Nederland is niet altijd even makkelijk geweest, dit had te maken met:

- Culturele redenen; Nederland is individualistisch ingericht.

- Sociaaleconomische redenen; werkloosheid, taalachterstand, woonsituatie, discriminatie.

- Politiek bestuurlijke redenen; jaren lang was het beleid van de overheid gericht op integratie met behoud van cultuur en identiteit.

Cultuurrelativisten: Deze mensen vinden dat je niet over een andere cultuur mag oordelen, iedere cultuur heeft zijn eigen normen en waarden, die ze ook mogen gebruiken.

Culturalisering van het debat: Een groep mensen als schuldige aanwijzen voor een probleem. (Wilders)

§6: Sociale cohesie

Sociale cohesie: Dit wordt gevormd door de bindingen die we met elkaar hebben en het wij-gevoel dat hieruit kan ontstaan. Dit is te onderscheiden in vier soorten bindingen:

- Affectieve bindingen (degenen met wie je vriendschappelijk omgaat)

- Economische bindingen (supermarkt, werk)

- Cognitieve bindingen (leraren die je dingen uitleggen, leerbinding)

- Politieke bindingen (bijv. politici op wie je stemt)

§7: Internationale vergelijking

Vier modellen van verschillende samenlevingen:

- Religieuze model; er is een staatsgodsdienst die alle andere religies uitsluit. (Iran)

- Atheïstische model; er wordt geen enkele godsdienst toegestaan. (China)

- Religieus neutrale model; religies worden toegestaan, kerk en staat zijn scherp gescheiden. (VS, Frankrijk)

- Pluriforme model; religies worden toegestaan en zelfs actief ondersteund door de overheid. (Nederland)

Patriottisme: Vaderlandsliefde.

Chauvinisme: Overdreven vaderlandsliefde.

§8: De toekomst

Sinds enkele tientallen jaren voert Nederland een restrictief toelatingsbeleid: Nederland laat in principe geen immigranten toe, behalve als ze aan enkele strenge voorwaarden voldoen of als hun komst voortkomt uit internationale verdragen en overeenkomsten:

- Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: Je mag een land niet discrimineren en de rechten en vrijheden van mensen (ook van nieuwkomers) moeten worden nagekomen.

- Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens: Nederland moet inwoners de gelegenheid geven tot gezinshereniging en gezinsvorming. Hierbij mag de overheid wel aanvullende voorwaarden stellen.

- VN-Vluchtelingenverdrag: In dit verdrag wordt een vluchteling gedefinieerd als iemand die gegronde redenen heeft te vrezen voor vervolging wegens godsdienstige of politieke overtuiging of nationaliteit.

- Verdrag van Maastricht: Binnen de Europese Unie vrij verkeer van personen en goederen geldt. De binnengrenzen van de lidstaten zijn dus open.

Cultuurrelativisten: vinden dat alle (sub)culturen in beginsel gelijkwaardig zijn en dat de ene cultuur niet beter is dan de andere.

Cultuuruniversalisten: vinden dat bepaalde waarden, zoals de klassieke grondrechten, universele geldingskracht hebben.

Cultuurpluralisten: zien culturele verscheidenheid niet als een belemmering voor een samenleving maar als een verrijking. Mensen leren hierdoor elkaar te respecteren.

Essentialistisch cultuurbegrip: als je de cultuur als statische, homogene eenheiden die niet of langzaam veranderen ziet.

Constructivistisch cultuurbegrip: ze hebben een dynamisch karakter veranderen voortdurend onder invloed van interne factoren (zoals ontzuiling) of externe factoren (zoals immigratie). Sommige cultuurelementen verliezen aan kracht en nieuwe elementen worden toegevoegd.

REACTIES

H.

H.

zeg handig om te leren voor mijn proefwerk, bedankt, xxiloveyou

12 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.