Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Pluriforme samenleving

Beoordeling 8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 4088 woorden
  • 25 juni 2017
  • 40 keer beoordeeld
Cijfer 8
40 keer beoordeeld

Maatschappijleer hoofdstuk pluriforme samenleving

 

PS §1 Pluriformiteit in Nederland

In elk land zijn er regels waar iedereen zich aan houdt, de wet. Maar er zijn ook ongeschreven regels en normen, maar hoe gaan mensen met verschillende leefwijzen met elkaar om in de pluriforme samenleving?

 

Wanneer mensen veel en langdurig met elkaar te maken hebben ontwikkelen ze een eigen cultuur, hiermee bedoelen we niet alleen kunst maar ook kleding en begroetingen. Onder cultuur verstaan we alle waarden, normen en andere aangeleerde kenmerken die de leden van een groep of samenleving met elkaar gemeen hebben en dus vanzelfsprekend beschouwen.

 

Iedereen is anders en heeft andere eigenschappen en kenmerken, maar wordt je gedrag meer bepaald door aangeboren of door aangeleerde eigenschappen? Deze vraag staat centraal in het nature-nurturedebat. Nature aanhangers vinden dat ons gedrag het meest wordt bepaald door aangeboren eigenschappen maar nurture aanhangers zeggen dat gedrag vooral aangeleerd is. Hierbij speelt de leefomgeving een belangrijke rol. Waarschijnlijk hebben beide groepen gelijk.

 

Normen en waarden zijn belangrijke cultuurkenmerken. Zo is de vrijheid van meningsuiting een belangrijke waarde in de meeste westerse landen, andere kenmerken zijn sport, kunst, gewoonten, symbolen en feestdagen.

 

In Nederland leven veel cultuurgroepen naast met elkaar, een cultuurgroep wordt gevormd door mensen met een gemeenschappelijke cultuur. In een land waar veel culturen samenwonen spreken we van een multiculturele samenleving.

 

Een allochtoon is iemand die zelf of van wie tenminste een van de ouders in het buitenland geboren is.

Een autochtoon is iemand die woont in een land waar zijn net als hun ouders zijn geboren en opgegroeid. Omdat we het hebben over alle verschillende cultuurgroepen samenspreken we van een pluriforme samenleving. In de Nederlandse pluriforme samenleving:

  • bestaat een grote cultuurdiversiteit dat wil zeggen dat er veel verschillende cultuurgroepen bestaan.
  • Leven de verschillende cultuurgroepen deels naast elkaar en deels met elkaar
  • en vormen gemeenschappelijke cultuurkenmerken samen de dominante Nederlandse cultuur.

 

De basis voor de pluriformiteit ligt verankerd in de grondwet.

De belangrijkste cultuur in een land of samenleving is de dominante cultuur: alle kenmerken die geaccepteerd worden door de meeste mensen binnen een samenleving.

Nederlanders staan ook bekend vanwege hun grote mate van tolerantie: ze accepteren makkelijk andersdenkenden.

Naast de dominante cultuur komen in een samenleving talloze andere culturen voor de subculturen. We spreken van een subcultuur wanneer binnen een groep bepaalde waarden, normen een andere cultuurkenmerken afwijken van de dominante cultuur.

 

Een subcultuur hoeft niet strijdig te zijn met de dominante cultuur, dat is wel het geval bij een tegencultuur. Hiermee worden groepen aangeduid die zich duidelijk verzetten tegen de dominante cultuur, of delen, en daar zelf een bedreiging voor kunnen vormen.

De cultuur verandert nog steeds, dingen zoals het straffen van moord of diefstal natuurlijk niet, dit is te belangrijk. Kleine dingen veranderen wel, wij eten bijvoorbeeld niet elke dag aardappelen, vrouwen kunnen makkelijker een eigen bedrijf beginnen en homo`s kunnen met elkaar trouwen. De cultuur is dynamisch.

 

Culturen verschillen niet allen in de loop van tijd maar ook per plaats en per groep. Dat wat normaal en abnormaal is kan per generatie en per land verschillen.

 

§2 cultuur en identiteit

Socialisatie is het proces waarbij iemand de waarden, normen en andere cultuurkenmerken van zijn samenleving of groep aanleert. Het doel van socialisatie is aanpassing van het individu aan zijn omgeving, maar de overdracht van de kenmerken zorgt ervoor dat de cultuur kan blijven bestaan.

 

Socialisatie gebeurt binnen de verschillende socialiserende instituties. Dit zijn instellingen, organisaties en collectieve gedragspatronen waarmee de cultuuroverdracht in een samenleving plaatsvindt. Onder collectieve gedragspatronen verstaan we gemeenschappelijke gebeurtenissen zoals carnaval, kerstmis, ramadan, dodenherdenking en het weekend vrij.

De belangrijkste socialiserende instituties zijn je gezin, je school, je werk, geloofsrichtingen, sportclubs en andere verenigingen of groepen, de overheid, je vriendenkring en de media.

 

De manieren waarop cultuurkenmerk worden overgedragen zijn vooral gebaseerd op imitatie, informatie en sociale controle.

Imitatie zie we vooral bij kleine kinderen, die nadoen wat hun ouders doen.

Door informatie leer je rekenen en weet je hoe je een bankrekening kunt openen, deze dingen moet je leren.

Niet alle socialisatie gaat vanzelf, soms is daar dwang bij nodig. Dan spreken we van sociale controle.

 

Sociale controle bestaat uit de manieren waarop mensen andere mensen stimuleren of dwingen zich aan geldende normen te houden. Het is de motor achter het socialisatieproces. We noemen sociale controle formeel wanneer deze is gebaseerd op geschreven regels, dit kunnen wetten zijn maar ook een wedstrijdreglement of contract. Bij beleefdheidsvormen en andere ongeschreven regels spreken we van informele sociale controle. Sociale controle vindt vaak plaats in de vorm van sancties, waarmee mensen ervoor zorgen dat andere zich gedragen naar de geldende formele en informele normen. Er zijn vier vormen sancties:

  • Formele positieve sancties, zoals een promotie of diploma
  • Formele negatieve sancties, zoals een boete of strafwerk
  • Informele positieve sancties, zoals een compliment of een fooi
  • Informele negatieve sancties, zoals iemand wegsturen of uitfluiten omdat het een slecht optreden is

 

Het doel van socialisatie is bereikt wanneer er internalisatie van de cultuur plaatsvindt: mensen maken zich bepaalde aspecten van hun cultuurgroep zo eigen dat zij zich automatisch gaan gedragen zoals de groep dat van hen verwacht.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

Door socialisatie en internalisatie voelen de meeste mensen zich verbonden met de dominante cultuur van het land waar ze wonen, maar ook met de cultuur van kleinere groepen waar ze bij horen. Bij deze groepsidentificatie kan een sterk wij-gevoel ontstaan. Bij identificatie met een groep spreken we van een sociale identiteit.

 

Naast de sociale identiteit ontwikkelt ieder mens een persoonlijke identiteit. Je persoonlijkheid bestaat uit aangeboren eigenschappen en alle aangeleerde cultuurkenmerken.

De mate waarin iemand de vrijheid krijt om een persoonlijke identiteit te ontwikkelen niet in iedere cultuur hetzelfde. In Nederland wordt er veel nadruk gelegd op individuele ontplooiing en persoonlijke ontwikkeling, daarom noemen we de Nederlandse dominante cultuur een individualistische cultuur.

In andere culturen staat het collectief vaak boven het individu, zo is het in Afrikaanse landen erg belangrijk dat je gastvrij bent en voor anderen zorgt. Dit noemen we collectivistische culturen.

 

In onze samenleving zijn er talloze subculturen, daarom zegt men dat er niet meer zoiets als dé Nederlander bestaat, maar in hoeverre zijn we nog verbonden als `Nederlanders`?

Het antwoord hierop heeft deels te maken met loyaliteit de mate waarin je trouw bent aan een groep. Je bent trouw aan je voetbalclub en aan je bedrijf maar  als Nederlander ben je ook trouw aan het betalen van belasting of een boete. Deze regels en verplichtingen vormen dus de minimale binding die we met elkaar delen als `Nederlanders` naast alle verschillen.

 

§3 cultuurverschillen

Er zijn grote cultuur verschillen tussen groepen mensen is ons land, met andere woorden: er is een sterke culturele diversiteit.

 

In een grote stad zoals Amsterdam of Den Haag kun je uren rondlopen zonder dat je een bekende tegenkomt. Er is een grote individuele vrijheid.

In een plattelandscultuur is er een grotere betrokkenheid. Mensen die elkaar elke dag groeten, winkeliers die hun klanten bij naam kennen enz.

 

Tussen jou en je ouders of mensen van hun leeftijd bestaan ook verschillen.  Dit is logisch want zij zijn opgegroeid in een andere samenleving dan nu, en zij zitten in een andere fase van hun leven. Soms leiden generatieverschillen tot een generatieconflict, waarin ouders en kinderen tegenover elkaar staan en elkaars visie en leefstijl niet begrijpen.

Ook tussen jongeren onderling zijn er culturele verschillen, sommige jongeren kiezen ervoor om bij een echte jongerencultuur te horen zoals kakers, gothics, gamer en hiphoppers. Maar vaak is het een mix van al deze culturen.

Zelfs bedrijven ontwikkelen een eigen bedrijfscultuur die bestaat uit alle waarden, normen en gewoonten die er in een bedrijf gelden. Ze bepalen hoe je met je baas omgaat, hoe milieuvriendelijk het bedrijf is en hoe de uitstraling van het bedrijf is. Als je werkt moet je je aanpassen aan de bedrijfscultuur. Vaak zijn er kledingvoorschriften met een functionele achtergrond, zoals veiligheid, hygiëne of noodzaak van herkenning.

 

Over de verschillen tussen mannen en vrouwen bestaan allerlei opvattingen, zoals dat een echte man niet huilt en dat de vrouw voor de kinderen zorgt. We noemen dit rolpatronen dit zijn verwachtingen hoe iemand zich moet gedragen. Deze verschillen zijn ontstaan door biologische factoren, mannen zijn fysiek sterker, maar ook zijn de verschillen cultureel bepaald en dus aan verandering onderhevig.

 

Het land van herkomst is voor vele allochtonen een cultureel kompas, ze houden vast aan gewoontes uit de eigen cultuur. Dat geldt vooral voor eerstegeneratieallochtonen, die de culturele tradities meenamen naar Nederland. De tweede generatie, die hier geboren is, leeft meer tussen twee culturen.

 

Bij elke godsdienst of kerk horen bepaalde gebruiken en opvattingen die van elkaar kunnen verschillen. Binnen het christendom zijn de katholieke en de protestante kerk de twee belangrijkste stromingen. Katholieken hebben priesters die een rol als tussenpersoon innemen tussen God en de gelovigen. Het hoogste gezag wordt uitgeoefend door de paus in Rome.

 

De Protestante kerk, die veel richtingen heeft, kent geen hoogste leider. Dominees staan aan het hoofd van protestantse gemeenste en leiden diensten. Protestanten stellen het lezen en begrijpen van de Bijbel centraal, zij gebruiken alleen het symbool van het kruis.

 

Ook binnen de islam bestaan meerdere stromingen. De grootste zijn het soennisme en het sjiisme, waarvan de leer maar op een paar punten verschilt. Zo hebben de soennieten geen afbeeldingen van een profeet, maar de sjiieten wel.

 

 

§4 Nederland is veranderd

 

Voor de tweede wereldoorlog zag de Nederlandse samenleving er totaal anders uit dan nu:

  • Er waren sterke gezagsverhoudingen
  • Er was een groot verschil tussen de sociaal economische klassen. Het was moeilijk om te klimmen op de maatschappelijke ladder, de baan die je had had je voor het leven.
  • Er was sterke verzuiling, dit betekend dat mensen zich organiseerden rondom hun geloof of overtuiging. Elke geloof had zijn eigen vakbond, scholen en kranten.
  • Het gezin stond centraal als samenlevingsvorm. De man werd gezien als hoofd van het gezin en verdiende het geld, en de vrouw zorgde voor de kinderen. Nog voor 1956 waren gehuwde vrouwen bovendien Handels onbekwaam: ze konden niet zelfstandig een overeenkomst sluiten zoals bijv. Het kopen van een wasmachine, hiervoor was toestemming nodig van de man.
  • De meeste jongeren kregen weinig kansen  om verder te leren. Vooral in d lagere sociale klassen gingen kinderen zo snel mogelijk werken en gaven hun loon aan hun ouders.

 

In de jaren na de oorlog werd er hard gewerkt aan het herstellen van alles wat tijdens de oorlog verwoest was. Deze periode noemen we de wederopbouw. Met financiële steun van de VS kwam de economie langzaam weer op gang.

 

Vanaf de jaren vijftig nam de welvaart voor veel Nederlanders toe. De woningnood nam af, de lonen stegen en mensen hadden geld voor een tv, koelkast of zelfs een auto. Nederland werd een consumptiemaatschappij. Door de invoering van (betaalde) vakantiedagen groeide de vrijetijdsindustrie: er ontstonden pretparken en `op vakantie gaan` werd een normaal verschijnsel.

 

Tegelijk met de welvaart en de economische groei veranderde Nederland in cultureel opzicht:

  1. De groeiende welvaart zorgde allereerst voor nieuwe maatschappelijke verhoudingen, door de economische groei en uitbreiding van de leerplicht werd het makkelijker om op de maatschappelijke ladder te klimmen. Met andere woorden : de sociale mobiliteit nam toe.
  2. De welvaart en het hogere opleidingsniveau van mensen leidde tot een grotere mondigheid. Politieke partijen eisde meer democratie maar ook werknemers en jongeren wilde meer te zeggen hebben. Hiermee kwam ook meer aandacht voor het individu, het gezin vormde niet meer voor iedereen de hoeksteen van de samenleving en jongeren bleven niet altijd meer tot hun huwelijk thuis wonen. Deze tendens heet individualisering en maakte de weg vrij voor veel nieuwe samenlevingsvormen.

 

Door de welvaartsgroei hoefden veel jongeren niet langer hun loon af te staan aan hun ouders, hierdoor kregen jongeren meer geld. Zo ontstond eind jaren vijftig de eerste jongerencultuur in Nederland, die bestond uit zo genaamde Nozems. Later kwamen de hippies, de provo`s en de punkers.

Van schoolgaande jongeren werd steeds minder vaak verwacht dat ze hielpen in het huishouden of in het familiebedrijf, zij kregen meer vrije tijd en konden zo makkelijk een eigen leefstijl ontwikkelen. De band met het gezin werd losser en jongeren gingen opzoek naar andere plekken waar ze zich thuis voelde, de behoefte van geborgenheid kreeg daarmee de vorm van jongerenculturen.

 

Vanaf 1960 nam het aantal katholieken sterk af, zij konden zich niet langer vinden in de strenge regels. Bij de hervormden en de strengere gereformeerden verliep dit proces geleidelijker maar ook hier was sprake van ontkerkelijking.

Met de ontkerkelijking kwam er ook een einde aan de verzuiling. Bij ontzuiling speelde een nieuwe massamedium, de televisie, een belangrijke rol. De mensen werden geacht alleen naar hun eigen zenders te kijken, maar zagen ook andere dingen over de andere geloven. Hierdoor zagen ze dat deze geloven helemaal niet zoveel anders waren en helemaal niet verkeerd. De mensen groeide naar elkaar toe en de scheidslijnen verdwenen, ook veel sportclubs en kranten maakte zich los van de kerk. We noemen dit secularisatie.

Hoewel de invloed van de kerk afnam, bleef de interesse voor religie wel bestaan, EO-jongeren-dagen werden populair en niet-christelijke religies zoals de islam deden hun intrede. Bovendien was er een groeiende belangstelling voor andere vormen van spiritualiteit.

 

De handelingsonbekwaamheid van vrouwen verdween in 1956 uit het wetboek, en binnen het huwelijk was de man niet langer het hoofd van het gezin. In de jaren zestig breidde de emancipatiebeweging zich uit: meer meisjes gingen studeren. Daardoor werden ze economische onafhankelijk. Mannen gingen meer tijd besteden aan huishoudelijke taken en de zorg voor de kinderen. Hiermee werd een begin gemaakt met een meer gelijkwaardige verdeling van de werkzaamheden tussen mannen en vrouwen.

 

Tot in de jaren zestig regelde de overheid de zendtijd op radio en televisie en kende Nederland maar één tv-zender en drie radiostations. Uit protest begon Radio Veronica een piratenzender die popmuziek uitzond. Pas in 1989 kwam er met de komst van commerciële tv een einde aan het oude omroepstelsel. Ook het aantal tijdschriften en het aanbod van websites op internet is spectaculair, daarom spreken we van diversificatie van het media-aanbod. Een groot en divers media-aanbod vergroot de individuele mogelijkheden, maar brengt tegelijkertijd ook mensen bij elkaar.

 

§5 Immigratie naar Nederland

 

Als je naar een ander land verhuist, noemen we dat migreren. Mensen doen dat om verschillende redenen:

  • Politieke motieven: mensen zijn bijv. Op de vlucht, of worden bedreigd vanwege hun overtuigingen
  • Economische motieven: mensen werken voor een internationaal bedrijf of proberen vanwege armoede in hun land ergens anders een beter bestaan op te bouwen.
  • Sociale motieven: mensen gaan bij hun familie wonen of trouwen met een Nederlander.

Net als de meeste andere landen is Nederland al eeuwenlang een multi-etnische samenleving.

  • Religieuze vluchtelingen: In landen als Frankrijk, Engeland, Spanje en het Duitse Rijk werden mensen vroeger vervolgd vanwege hun geloof. Vanwege de godsdienstvrijheid kwamen in de zestiende eeuw duizend vervolgde joden uit Spanje en Portugal hierheen. Wij zouden hun nu politieke vluchtelingen noemen.
  • Economische redenen: Door de eeuwen heen kwamen er ook buitenlanders op zoek naar werk, in de Gouden Eeuw vestigden buitenlandse handelaren en ambachtslieden zich in steden als Amsterdam en Leiden.

Na WOll:

 

 

Na WOll werd eerst Indonesië in 1949 en later Suriname in 1975 zelfstandig. Veel Nederlandse Indiërs emigreerden na de onafhankelijkheid naar Nederland in hoop op een beter toekomst. Ook veel Molukkers die in de koloniale tijd aan de kant van Nederland vochten kwamen naar Nederland.

Surinamers kwamen al naar Nederland toen hun land nog een Nederlandse kolonie was, zij kwamen er studeren of waren getrouwd met iemand uit Nederland.

De Antillen zijn nog steeds onderdeel van het Koninkrijk der Nederlanden, veel antilianen die naar Nederland komen doen dat vanwege studie of betere werkmogelijkheden.

 

Vijftig jaar geleden kwamen de eerste gastarbeiders uit Italië en Spanje, later vooral uit Turkije en Marokko. In hun eigen land was te weinig werk en in Nederland waren juist mensen nodig. De verwachting was dat deze arbeidsmigranten na enkele jaren zouden terugkeren om met het gespaarde geld in eigen land een nieuwe toekomst op te bouwen. Maar door de crisis in de jaren zeventig raakte veel gastarbeiders werkloos waarna ze besloten in Nederland te blijven.

 

Sinds eind jaren zeventig worden arbeidsmigranten hier alleen toegelaten als zij een beroep hebben waar behoefte aan is, dit noemen we hoogopgeleide kennismigranten.

 

Jaarlijks proberen honderdduizenden arme mensen uit niet-Europese landen een van de EU-landen binnen te komen. Eenmaal in Europa verdwijnen ze in de illegaliteit, een illegaal is iemand die zonder geldige vergunningen in ons land verblijft.

 

Asielzoekers hebben politieke motieven, ze worden in hun eigen land vervolgd vanwege hun politieke overtuiging of ze zijn hun leven niet zeker vanwege oorlog. Bij een asielprocedure moet de overheid heel zorgvuldig zijn, om een te grote toeloop te voorkomen, moet ze goed controleren of het verhaal van de asielzoeker klopt. De regels voor de asielzoekers staan in de vreemdelingenwet 2000. Een vluchteling kan alleen een verblijfsvergunning krijgen als hij:

  • Geldige identiteitspapieren heeft
  • Aannemelijk kan maken dat bij uitzetting zijn leven gevaar loopt
  • Kan aantonen dat hij om humanitaire redenen niet kan worden teruggestuurd.

Tijdens de procedure verblijven de vluchtelingen in een asielzoekerscentrum.

 

Iedereen die zich legaal in Nederland bevindt mag zijn gezinsleden naar Nederland laten komen. Er is dan sprake van gezinshereniging.

Gezinsvorming betekent dat een inwoner van Nederland trouwt met een buitenlander en hier een gezin sticht.

 

§6 Botsende culturen en grondrechten

 

Als cultuurgroepen volkomen langs elkaar heen leven, spreken we van segregatie, het opdelen van een samenleving in gescheiden delen. Dit gebeurt meestal onder overheidsdwang en gaat dan vaak gepaard met onderdrukking en discriminatie van minderheden. Segregatie kan ook uit vrije wil plaatsvinden, zo zijn er in veel grote wereldsteden wijken met veel Chinezen.

 

Het tegenovergestelde van segregatie is assimilatie. Dit betekent dat een bevolkingsgroep zich zo volledig aanpast aan een andere groep dat de eigen culturele identiteit vrijwel verdwijnt. Assimilatie is nooit een uitgangspunt geweest voor de Nederlandse regering, wel is er het ABN (algemeen beschaafd Nederlands) ingevoerd om meer eenheid te creëren, dialecten werden hierbij niet verboden. Assimilatie kan ook voortkomen uit eigen beweging, bijv. Als nieuwkomers helemaal `Nederlands` willen worden.

 

De Nederlandse regering wil wel graag integratie, een gedeeltelijke aanpassing aan de dominante cultuur van een land, met behoud van eigen cultuur kenmerken. Iedereen moet zich aanpassen aan de kernwaarde van de Nederlandse cultuur, maar je mag voor een deel je eigen cultuur behouden.

In de praktijk zie je vaak wederzijdse aanpassing: nieuwkomers nemen delen van de Nederlandse dominante cultuur over en de oorspronkelijke Nederlandse bevolking doet dat ook met delen van de nieuwe culturen.

 

Bijna iedereen heeft wel vooroordelen en stereotypen over mensen die behoren tot een andere groep. Soms kan dat leiden tot discriminatie, waarbij je mensen van een bepaalde groep anders behandelt op grond van kenmerken die in de gegeven situatie niet van belang zijn. Veelvoorkomende kenmerken waarop mensen elkaar discrimineren zijn:

  • Huidskleur en ras
  • Leeftijd
  • Seksualiteit
  • Sekse
  • Geloof
  • Uiterlijk

Door discriminatie kunnen de verhoudingen tussen bevolkingsgroepen soms leiden tot spanningen, dit laten we zien aan de hand van 4 voorbeelden:

  1. Religieuze vrijheid: Orthodoxe christenen en moslims geloven dat alle gebeurtenissen in het leven door god worden bepaald, daarom laten veel mensen hun kinderen niet inenten. In 1978 en 1992 brak mede hierdoor een polio-epidemie uit.
  2. Positie van de vrouw: Decennialang hebben emancipatiebewegingen gestreden voor gelijkberechtinging van vrouwen en homo`s. Maar de SGP wil bijv. Als orthodoxe christelijke partij niet dat vrouwen politieke functies in de partij vervullen.
  3. Huwelijk en seks: In islamitische en Hindoestaanse gezinnen wordt het huwelijk vaak gezien als een middel om bepaalde families met elkaar te verbinden. Vanwege de familie-eer is seks daarom voor het huwelijk verboden.
  4. Vrijheid van meningsuiting: Vaak zijn conflicten over verschillen in normen en waarden op te lossen met een beroep op de wet: de wet geeft aan wat wel en niet mag. Maar soms is het onduidelijk waar de grenzen van persoonlijke vrijheid liggen.

 

§7 Sociale cohesie

 

We spreken van sociale cohesie als er een onderlinge verbondenheid bestaat tussen (groepen) mensen. De mate van cohesie wordt bepaald door de bindingen die we met elkaar hebben, zijn er veel bindingen dan is er veel cohesie. Sociale cohesie kan worden uitgelegd aan de hand van vier soorten bindingen:

  • Affectieve bindingen: mensen hebben elkaar nodig voor vriendschap, steun en liefde. Dit vinden ze in gezinnen, families, vriendengroepen en relaties. Maar ook het gevoel dat je ergens bij hoort zoals bijv. Een voetbalclub of de inwoner van een dorp. Ook religie en spiritualiteit hebben een sterk bindende functie.
  • Economische bindingen: Voor onze behoefte aan voedsel, onderdak en kleding zijn we afhankelijk van anderen. Deze bindingen hebben vaak de vorm van een lange keten. De onderlinge economische afhankelijkheid is door de globalisering verder toegenomen. Bij globalisering spreken we van het feit dat mensen door steeds betere vervoers- en communicatiemogelijkheden nauwe met elkaar gaan samenwerken.
  • Cognitieve bindingen: Voor het verwerven van kennis ben je afhankelijk van anderen en met die mensen heb je een cognitieve binding. Toegepaste kennis is toch voor sommige niet bereikbaar, hierdoor ontstaan er grote verschillen in wel en niet opgeleide. De overheid heeft daarom omschreven welke basiskennis iedereen op school moet leren. Daarom moeten mensen die in Nederland willen gaan wonen een inburgeringsexamen doen, door deze vorm van gemeenschappelijke kennis probeert de overheid de sociale cohesie te vergroten.
  • Politieke bindingen: Ten slotte zijn mensen afhankelijk van elkaar omdat ze simpelweg niet alles zelf kunnen regelen. Om de veiligheid in een land te vergroten is het handig dat mensen afspraken met elkaar maken. Deze afspraken worden ook wel een sociaal contract genoemd, dit is een soort stilzwijgende afspraak van de bevolking om zich te houden aan de regels (rechten en plichten) die door politici worden vastgesteld. Dit sociaal contract tussen burger en overheid is de basis voor de rechtstaat.

We spreken van sociale cohesie als er een onderlinge verbondenheid bestaat tussen (groepen) mensen. De mate van cohesie wordt bepaald door de bindingen die we met elkaar hebben, zijn er veel bindingen dan is er veel cohesie. Sociale cohesie kan worden uitgelegd aan de hand van vier soorten bindingen:

  • Affectieve bindingen: mensen hebben elkaar nodig voor vriendschap, steun en liefde. Dit vinden ze in gezinnen, families, vriendengroepen en relaties. Maar ook het gevoel dat je ergens bij hoort zoals bijv. Een voetbalclub of de inwoner van een dorp. Ook religie en spiritualiteit hebben een sterk bindende functie.
  • Economische bindingen: Voor onze behoefte aan voedsel, onderdak en kleding zijn we afhankelijk van anderen. Deze bindingen hebben vaak de vorm van een lange keten. De onderlinge economische afhankelijkheid is door de globalisering verder toegenomen. Bij globalisering spreken we van het feit dat mensen door steeds betere vervoers- en communicatiemogelijkheden nauwe met elkaar gaan samenwerken.
  • Cognitieve bindingen: Voor het verwerven van kennis ben je afhankelijk van anderen en met die mensen heb je een cognitieve binding. Toegepaste kennis is toch voor sommige niet bereikbaar, hierdoor ontstaan er grote verschillen in wel en niet opgeleide. De overheid heeft daarom omschreven welke basiskennis iedereen op school moet leren. Daarom moeten mensen die in Nederland willen gaan wonen een inburgeringsexamen doen, door deze vorm van gemeenschappelijke kennis probeert de overheid de sociale cohesie te vergroten.
  • Politieke bindingen: Ten slotte zijn mensen afhankelijk van elkaar omdat ze simpelweg niet alles zelf kunnen regelen. Om de veiligheid in een land te vergroten is het handig dat mensen afspraken met elkaar maken. Deze afspraken worden ook wel een sociaal contract genoemd, dit is een soort stilzwijgende afspraak van de bevolking om zich te houden aan de regels (rechten en plichten) die door politici worden vastgesteld. Dit sociaal contract tussen burger en overheid is de basis voor de rechtstaat.

 

§8 De toekomst van de pluriforme samenleving

 

Al eeuwen komen er migranten naar Nederland. In de tijden dat de economie stabiel was vonden de Nederlanders dit geen probleem, als er crisis was lieten ze liever niemand binnen. Europeanen mogen altijd Nederland in en uit gaan, maar voor mensen uit landen buiten de EU zijn de regels veel strenger geworden. Voor hun geldt een restrictief toelatingsbeleid. Restrictief betekend beperkend.

 

Nederland kan niet zelfstandig bepalen wie wel en wie niet worden toegelaten. Bij toelating moeten we ons namelijk houden aan de internationale wetten en verdragen, die samen met de andere EU-landen heeft ondertekend:

  • Volgens de universele verklaring van de rechten van de mens mag Nederland niet discrimineren en moeten de rechten en vrijheden van mensen worden nagekomen.
  • In het EU-verdrag ook wel bekend als het verdrag van Maastricht spraken de landen van de EU af hun binnen grenzen te openen voor goederen en personen.
  • Nederland moet volgens het europees verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden inwoners de gelegenheid geven tot gezinshereniging en gezinsvorming.
  • Het uitgangspunt voor ons asielrecht is het VN-vluchtelingenverdragen van Geneve. Daarin wordt een vluchteling gedefinieerd als iemand die gegronde redenen heeft te vrezen voor vervolging wegens godsdienstige of politieke overtuiging of nationaliteit, dan wel wegens het behoren tot een bepaald ras of tot een bepaalde sociale groep.

 

Hoe denken de politieke partijen hierover? :

Christendemocratie:

Partijen zoals het CDA, hechten grote waarde aan de vrijheid van godsdienst. Het CDA wijst er wel op dat er een gevaar is dat de nieuwkomers en allochtonen zich uitsluitend richten op eigen groep. Dit beperkt de integratie en is slecht voor sociale cohesie, het CDA stelt daarom een ritsmodel voor: de Nederlandse dominante cultuur bevindt zich op de hoofdweg, de verschillende cultuurgroepen moeten invoegen.

De ChristenUnie en de SGP zijn minder tolerant. Zij benadrukken het christelijke karakter van Nederland en vinden dat dit gemeenschappelijke erfgoed door iedereen gerespecteerd moet worden.

 

Liberalisme:

De VVD en de sociaalliberalen van D66 benadrukken de eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid van alle burgers. Nieuwkomers zijn zelf verantwoordelijk voor het aanleren van de taal en moeten zelf een plek verwerven in de Nederlandse samenleving.

 

Rechts-populisme:

De PVV ziet multiculturalisme als een bedreiging voor het voortbestaan van Nederland als herkenbare natie. Zij ziet met name een gevaar in de invloed van de islam op de samenleving, daarom zouden allochtonen een wettelijke bindende integratieplicht moeten krijgen.

Sociaaldemocratie:

Sociaaldemocraten staan voor de samenleving zonder discriminatie, armoede en achterstand. Daarom willen zij dat de overheid zorgt voor gelijke kansen voor alle minderheden in Nederland.

 

REACTIES

K.

K.

Heb je ook een begrippenlijst? Zou heel fijn zijn als je die zou kunnen delen.

3 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.