Parlementaire democratie

Beoordeling 8.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 2672 woorden
  • 10 september 2012
  • 57 keer beoordeeld
Cijfer 8.3
57 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode

Wat is politiek?

Politiek = manier waarop land wordt bestuurd. Representatieve/vertegenwoordigende democratie (bijv. NL) = alle burgers vanaf bep. leeftijd hebben evenveel recht om betrokken te zijn bij oplossing belangrijke problemen in hun samenleving à politieke macht = mogelijkheid om invloed en controle uit te oefenen op politieke besluiten. Parlementaire democratie = met parlement van volksvertegenwoordigers.

dictatuur

democratie

wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht in handen van kleine groep mensen

macht bestuurders beperkt, gekozen politici moeten bij verkiezingen verantwoording afleggen over beleid

beperking individuele vrijheid

individuele vrijheid

beperking politieke vrijheid

politieke grondrechten (kiezen en verkiesbaar stellen)

veel overheidsgeweld

politie en leger beperkte bevoegdheden

geen onafhankelijke rechtspraak

machtenscheiding à onafhankelijke rechtspraak

censuur

mediavrijheid

Dictatuur:

  • Autocratische dictatuur (bijv. voormalige koloniën): staatsgreep à 1 leidersfiguur, vaak hoge militair Beweert: politieke en economische chaos à orde stellen à democratie. Doel: kleine, machtige elite beschermen. Onderdrukking bevolking ó geen ideologie à ± godsdienstvrijheid en economische marge.
  • Totalitaire dictatuur (bijv. SU): ideologische revolutie à grotere groep mensen. Straft elke afwijking van de ideologie af. Staat beheerst leven van de bevolking volledig door bijv. staatscontrole en censuur. Indoctrinatie = indringende geestelijke beïnvloeding via massamedia.
  • Theocratie (bijv. Iran): totalitaire dictatuur met godsdienst als staatsideologie. Geestelijke leiders veel invloed, geestelijke geschriften basis wetten, godsdienst fundamentalistisch. Streng.

Democratie:

  • Directe democratie (bijv. oude Grieken): directe zeggenschap volk ó chaos (alleen vroeger in kleinere samenlevingen). Nu referendum = volksstemming over een bepaald wetsvoorstel.
  • Indirecte democratie

Parlementair stelsel

Presidentieel stelsel

burgers kiezen parlement

burgers kiezen parlement en president (niet ceremonieel)

ministers aan parlement verantwoording.

kunnen door parlement naar huis gestuurd worden

ministers aan president verantwoording.

kunnen niet door parlement naar huis gestuurd worden.

constitutionele monarchie = koning als niet-gekozen staatshoofd (beperkte macht in grondwet).

Vaak beperking macht president:

- geen ontbindingsrecht = het recht om het parlement te ontbinden

- plannen ter goedkeuring aan parlement

Nederland in 1948 parlementair stelsel. In 1919 en 1922 algemeen mannen- en vrouwenkiesrecht. Iedereen mag meedoen en zelf bepalen op welke manier je gebruikmaakt van je politieke rechten.

Algemene kenmerken democratie in grondwet.

Politieke stromingen

Ideologie = een samenhangend geheel van ideeën over de mens en de gewenste inrichting van de samenleving. Standpunten over normen en waarden, sociaaleconomische verhouding en de machtsverdeling in de samenleving.

Politieke indelingen:

1.

Progressief

Conservatief

vooruitstrevend

behoudend

focus op toekomst

focus op heden en verleden

nadruk op gebreken

nadruk op bereikte dingen

veranderingen

alles bij oude houden, aandacht traditionele normen als trouw

soms reactionair: achteruitstrevend, oude regels herstellen

vaak zowel progressieve als conservatieve standpunten

2.

Links

Midden

Rechts

gelijkwaardigheid

harmonie

vrijheid

eerlijke verdeling inkomen, kennis, macht, bescherming zwakkeren

gespreide verantwoordelijkheid, zorgzame samenleving

persoonlijke en economische vrijheid

nadruk op rol overheid op sociaaleconomisch terrein

nadruk op verantwoordelijkheid burgers voor elkaar

nadruk belangen individu en bedrijfsleven

sturende overheid à sociale gelijkheid

aanvullende rol overheid ter ondersteuning van particulieren

terughoudende overheid die orde en gezag handhaaft

PvdA, SP, GroenLinks

CDA, D66

VVD, PVV

‘60/’70: polarisatie = links en rechts lijnrecht tegenover elkaar. ‘80/’90: minder verschil -> paars

3.

Liberalisme

Socialisme

Confessionalisme

vrijheid, tolerantie, individuele verantwoordelijkheid. iedereen moet zich zo optimaal mogelijk kunnen ontplooien

gelijkheid, solidariteit. mogelijkheden ontplooiing nu ongelijk verdeeld. sterkste schouders zwaarste lasten.

organische staatsopvatting: samenleving menselijk lichaam, alle onderdelen afhankelijk van elkaar, functioneren alleen in onderlinge samenhang

ontstaan eind 18e eeuw in Franse Revolutie. conservatief en rechts.

ontstaan 19 eeuw door slechte werkomstandigheden arbeiders. communisten (revolutionair) en sociaaldemocraten(parlementair).

progressief en links.

gebaseerd op geloofsovertuiging. Nederland christendemocratie.

vrijemarkteconomie

overheid alleen kerntaken

uitkeringen zo laag mogelijk

verzorgingsstaat met vastgelegde sociale grondrechtenà kennis, inkomen en macht eerlijker verdeeld

rentmeesterschap

Politieke partijen

Politieke partij = groep mensen met globaal dezelfde ideeën over een ideale samenleving.

  • Ideologische partijen met één vd politieke stromingen.
  • One-issuepartijen richten zich op 1 aspect vd samenleving (Partij voor de Dieren).
  • Protestpartijen ontstaan uit onvrede met bestaande politiek (D66, LPF).

Zorgen voor:

  • integratie ideeën: partijprogrammaà verbintenisà lang bestaan. Vaak wetenschappelijk bureau
  • informatie: kiezers komen verschillende standpunten te weten à eigen mening

-> stimulatie burgers participatie politiek

  • selectie kandidaten: kandidaatslijsten. Via politieke partij in gemeenteraad naar Tweede Kamer.

weten of partij links/rechts, sociaal/liberaal, progressief/conservatief is en aan de hand daarvan voorspellen of ze voor/tegen bepaalde stelling zijn

Verkiezingen

Actief kiesrecht: recht om te kiezen: gemeenteraad, provinciale staten, 2e kamer, Europees parlement. Passief kiesrecht: recht om gekozen te worden. Mensen zonder Nederlandse nationaliteit die >5jr in NL wonen, mogen enkel aan gemeenteraadsverkiezingen deelnemen. Rechterlijke uitspraak (bijv. bij landverraad/zware geestelijke stoornis)àniet stemmen.

Constitutionele veranderingen:

1840      Contraseign

1848      Nieuwe Grondwet van Thorbecke à verzuiling

1917      algemeen mannenkiesrecht

1919      vrouwenkiesrecht

1983      sociale grondrechten

Kiesstelsels:

  • Evenredige vertegenwoordiging (NL): %stemmen

= %zetels.

Kiesdeler: #stemmen nodig om 1 zetel te krijgen:

Voordelen:

  • iedere stem telt even zwaar mee
  • kleinere partijen gekozen
  • veel meningen.

Nadelen:       

  • onoverzichtelijk
  • lastig vormen van coalities (combinatie van verschillende partijen die gaan samenwerken opbestuurlijk niveau).

in bijv. Duitsland kiesdrempel: min.% stemmen om me te delen in zetels.

  • Districtenstelsel

(Engeland en VS): per district 1 afgevaardigde naar landelijk parlement.

Voordelen:               

  • kiezers kennen kandidaten beter.

Nadelen:    

  • te veel belangen regio ipv algemeen belangen willen behartigen.
  • stemmen opverliezer gaan verloren (landelijk meeste stemmen -> niet meeste zetels)

Partij oprichten grondwettelijke vrijheid. Voorwaarden:

  • registratie kiesraad
  • in elk vd 19 kieskringen waar het wil meedoen kandidatenlijst en ondertekende steunbetuiging v 30 Nederlanders inleveren
  • ruim €11.000 betalen, dit krijgt de partij terug als het >75% vd kiesdeler haalt (±50.000 stemmen)

Stemmen: plichtsbesef, partijbinding, verwachting beter worden. Keuze: standpunten (in verkiezings-programma), eigen belangen, strategie (kans dat partij in regering komt) en/of lijsttrekker (bepaalt gezicht partij, bovenaan kandidatenlijst, op tv en in interviews). Je stemt op persoon, niet op partij. Bij conflicten: zetel afstaan aan partij (afdwingen kan niet) of eenmansfractie.

Na 2e kamerverkiezingen vorming nieuw kabinet, bestaande uit ministers en staatssecretarissen. Meerderheid belangrijk, daarom coalities. Adviezen v vicepresident vd Raad v State, voorzitters beide kamers, fractievoorzitters politieke partijen in 2e kamer aan de koningin, zij benoemt:  

  • informateur:  onderzoekt welke combinatie van partijen meeste kans v slagen heeft: welke partijen willen graag met elkaar regeren en over welke onderwerpen bestaat overeenstemming? Coalitie sluit regeerakkoord: overeenstemming over hoofdlijnen vh te voeren beleid.
  • formateur: vormt het kabinet van ministers en staatssecretarissen. Minister-president meestal uit grootste regeringspartij. Bij verdeling overige posten gelet op voorkeuren partijen en zwaarte functies.

Troonrede: regeerakkoord voorgelezen door koningin. Miljoenennota: rijksbegroting aangeboden door minister van Financiën. Algemene beschouwingen: kritiek en indienen verzoeken. Gehaktdag/ voorjaarsnota: 1e bijstelling, verantwoording beleid dat in miljoenennota werd toegezegd.

Kritiek: veel compromissen gesloten, zich houden aan in het regeerakkoord gemaakte afspraken -> slaat debat en zoektocht naar alternatieven dood.

Val kabinet:

  • Als 2e Kamer beleid minister afwijst: motie van afkeuring/wantrouwen. Minister hoeft niet af te treden, gebeurt vaak wel.
  • Heel kabinet treedt af als 2e kamer voorstel verwerpt. Beleidsvoorstel vindt regering zo belangrijk dat kabinet voortbestaan daaraan verbindt.
  • bestaande coalitie blijkt onwerkbaar

Gevolgen:

  • (in)formateur benoemd, die mogelijkheden voor vorming nieuw kabinet onderzoekt, als partij van regeerakkoord af wil
  • vervroegde verkiezingen, als gemoederen hoog oplopen

Tot het nieuwe kabinet is gevormd een demissionair kabinet: geen nieuwe plannen, alleen lopende of spoedeisende zaken afhandelen.

Verzuiling rol overheid

Protestanten

Katholieken

als scheidsrechter als kringen botsen

voor de zwakkeren

laat mensen zelf beslissen inrichting onderwijs

diverse organen, ene belangrijker dan andere

die lossen in samenleving de problemen op

overheid aanvullend

Katholiek

Protestants/christelijk

Socialistisch

Liberaal

partijen

KVP

CHU/ARP

PvdA/SDAP

VVD

vakbeweging

NKV

CNV

NVV

omroep

KRO

NRCV/VPRO

VARA

AVRO

kranten

volkskrant/tijd

trouw

vrije volk

NRC, algemeen handelsblad

           

Verzuilde politiek:

  • polarisatie aan de basis (vijandigheid tov andere zuilen)
  • passieve achterban (je hoefde geen kiezers te winnen)
  • samenwerking aan de top (geen zuil had de meerderheid)
  • compromissen gesloten in achterkamertjes

Ontzuiling door:

  • welvaart (betere opleidingen)
  • opkomst massamedia
  • ontkerkelijking

Regering en parlement

Parlement: Staten-Generaal: 1e en 2e kamer, controleert of regering wetten correct uitvoert.

Regering: dagelijks bestuur van Nederland, ministers (ieder eigen beleidsterrein) en koningin. Dient wetsvoorstellen/begrotingen in bij parlement.

Ministerraad: gezamenlijke vergadering ministers waarin beleidsvoornemens worden besproken.

Kabinet: ministers en staatssecretarissen (zitten niet in ministerraad, ministers alleen vervangen door andere minister), verantwoording schuldig aan kamers (koningin onschendbaar)

Ministerie: departement van minister waar veel ambtenaren voor hen werken: adviseren, bereiden wetsvoorstellen voor. Minister zonder portefeuille geen eigen ministerie, ondergebracht bij ander.

Koningin: sinds 1814 erfelijk vervuld door wettige opvolgers koning Willem I, Prins v Oranje-Nassau. Onschendbaar, alle leden van Koninklijk Huis (beperkt) onder ministeriële verantwoordelijkheid (uitspraken niet in strijd met kabinetsbeleid). Taken koningin:

  • alle wetten ondertekenen -> Koningin niet verantwoordelijk voor inhoud
  • troonrede voorlezen op prinsjesdag: terugblik regeringsperiode en hoofdlijnen nieuw beleid. geschreven door ministers à Koningin niet verantwoordelijk voor inhoud
  • ministers en (in)formateurs benoemen
  • regelmatig overleg voeren met minister-president over kabinetsbeleid

Vormen van een wet:

1. regeerakkoord = beleidslijnen regering, door ambtenaren uitgewerkt in wetsvoorstellen

2. Raad van State voor advies

3. debat 2e kamer met recht van amendement, stemming

4. stemming 1e kamer zonder recht van amendement ó evt. novelle

(apart, aanvullend wetsvoorstel voor bijv. rechttrekken wettechnische fout)

5. bij goedkeuring ondertekenen koningin en verantwoordelijke minister

6. wet gepubliceerd in Staatsblad, van kracht.

Bij Koninklijke Besluiten (bijv. benoemen burgemeester) en Algemene Maatregel van Bestuur (snelle wijzigingen van onderdelen van wetten) neemt regering besluiten zonder stemming kamers. Raamwet: wetvorm ..??

Tweede Kamer (150 leden): rechtstreeks gekozen, fulltime baan

  • medewetgever
  • controleert regering

Rechten:

  • stemrecht: wetsvoorstellen verwerpen/aannemen
  • recht van amendement: wetsvoorstellen wijzigen
  • recht van initiatief: zelf wetsvoorstellen indienen (meestal doen ambtenaren dat, veel werk)
  • budgetrecht: in en tussen verschillende begrotingsposten schuiven
  • recht van motie: ???
  • vragenrecht: wekelijkse vragenuurtje/schriftelijke vragen (binnen 3 weken beantwoord)
  • recht van interpellatie: spoeddebat, alleen bij steun >30 Kamerleden. Eerst antwoord minister/staatssecretaris, dan debat
  • recht van enquête: zelfstandig een onderzoek instellen, steeds vaker

Eerste Kamer/Senaat (75 leden): indirect gekozen via Provinciale Staten, parttime baan. Stemrecht. Wetvoorstellen toetsen aan staatsrechtelijke normen en regels van behoorlijke wetgeving. Geen recht v amendement of initiatief. Wel de ‘inforechten’ ó < gebruik omdat primaat bij 2e kamer ligt.

Dualisme: zowel bestuurders als ministers kunnen geen lid zijn van het orgaan dat hen controleert (trias politica). In NL ministers wetgevende én uitvoerende macht. Taakverdeling voor alle bestuurslagen hetzelfde: wetgevende macht bepaalt welk beleid wordt gevoerd, uitvoerende macht voert dit uit. Consensuspolitiek/poldermodel: bereidheid tot overleg en sluiten van compromissen.

Besturen in de praktijk

PLAATJE BOEK!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

Invoer: samenleving brengt eisen, wensen en behoeften naar voren.

Poortwachters kunnen (vage) wensen vertalen in concrete politieke eisen. àop politieke agenda. Beleidsvoorbereiding: ambtenaren onderzoeken de zaak en brengen advies uit à evt. wetsvoorstel in vervolgfase beleidsbepaling

Terugkoppeling: evaluatie uitgevoerde plannen, of maatregelen effect hebben à evt. bijstellingen.

Omgevingsfactoren: factoren die niet direct onderdeel vh probleem vormen maar wel rol spelen in besluitvorming, ‘zij-invoer’. Belangrijkste:

  • demografische
  • ecologische: de wisselwerking tussen mens en milieu
  • culturele: gevormd door geschiedenis land & daaraan gekoppelde waarden, normen, gewoonten
  • economische
  • technologische
  • sociale
  • internationale: vooral invloed van internationale wetgeving, regels en verdragen

 Politieke actoren

Politieke actoren: alle burgers, groepen, bestuursorganen en instanties die betrokken zijn bij het politieke besluitvormingsproces.

Ambtenaren houden zich bezig met beleidsvoorbereiding en – uitvoering. Beleid: bewuste inzet van middelen om een beoogd doel te realiseren. Veel ervaring à veel invloed à Vierde Macht.

Adviesorganen:

  • Raad van State: hoogste, voorzitter is staatshoofd (ó vaak vice-voorzitter bij vergaderingen). Leden door regering benoemd. Advies alle voorstellen tot wetten,  voorstellen tot Algemene Maatregelen en voorstellen tot goedkeuring verdragen.
  • Sociaal-Economische Raad: advies hoofdlijnen sociaaleconomisch beleid en specifieke onderwerpen op verzoek regering/eigen initiatief. 33 leden: 11 vertegenwoordigers werknemersorganisaties, 11 vertegenwoordigers werkgeversorganisaties, 11 Kroonleden: onafhankelijke deskundigen. Unanieme adviezen het meeste invloed.
  • Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid: wetenschappelijke info over ontwikkelingen die op langere termijn de samenleving kunnen beïnvloeden. Leden benoemd door regering.

Invloed burgers: gemeenteraadleden direct benaderen, inspraak bij raadsvergadering, demonstratieve optocht, plaatselijke krant, formele beroeps- en bezwaarprocedures (burger -initiatief: petitie met >40000 handtekeningen met naam, woonplaats, geboortedatum). Kamerleden benaderen per e-mail of telefonisch (ó overleggen eerder met organisaties en pressiegroepen).

Pressiegroepen proberen invloed uit te oefenen op politieke besluitvorming door bijv. te lobbyen: proberen via persoonlijk contact steun te krijgen voor standpunt en belangen. 5de  macht. 3 soorten:

  1. belangengroepen (Consumentenbond, vakbonden, werkgeversorganisaties)
  2. actiegroepen: korte tijd voor 1 duidelijke kwestie (Actiegroep A6-A9)
  3. actieorganisaties: langere tijd voor 1 duidelijke kwestie (Amnesty)

Massamedia:

  • informatieve functie
  • spreekbuisfunctie: beschouwend
  • onderzoekend/agendafunctie: bijv. problemen signaleren, situaties aandragenàpolitieke agenda
  • commentaarfunctie
  • controlerende functie: beleid verantwoordelijke minister kritisch bekeken

Media kijken steeds of ministers correct handelen, geholpen door Wet Openbaarheid Bestuur: alle info moet overheid in principe ter beschikking stellen, behalve als het veiligheid staat zou schaden.

Vrije media basisvoorwaarde goed functionerende democratie à publieke media ontvangen geld uit algemene middelen, overheid stimuleert pluriformiteit media.

Politieke niveaus

NL 3 bestuurslagen: Rijk, provincie en gemeente (à stadsdelen/deelgemeenten/wijkraden). Delegeren van bevoegdheden: rijksoverheid legt grote lijnen vast, gedetailleerde invulling aan lagere overheden overgelaten. Subsidiariteitsbeginsel: decentraal wat kan, centraal wat moet, omdat lagere overheden beter kunnen beoordelen wat er nodig is en dichter bij de burgers staan.

  • Provincie: ruimtelijke ordening en milieu. Streekplannen: welke activiteiten in een gebied. Vertegenwoordigers van Provinciale Staten elke 4jr gekozen. Hieruit Gedeputeerde Staten (=dagelijks bestuur) gekozen. Commissaris van de Koningin: voorzitter PS en GS. Benoemd door Koningin (in praktijk door minister van Binnenlandse zaken).
  • Gemeente: ordelijk verloop openbaar leven in gemeente. Bestemmingsplannen. Bestuur: gemeenteraad, neemt belangrijkste besluiten en stelt beleidskader en budgetten vast. Raadsleden elke 4jr rechtstreeks gekozen. #leden afh v #inwoners. Voor iedereen die min. 5jr in NL woont. B&W: College van Burgemeester en Wethouders, dagelijks bestuur (uitvoerend). Wethouders voorgedragen door partijen uit B&W en gekozen door gemeenteraad. Dualisme: gemeenteraad controleert College van B&W. Wethouders geen lid van gemeenteraad en raadscommissies. Burgemeester voor 6jr benoemd door Koningin (in praktijk door min. v Binnenlandse zaken)

 Europese Unie: vrij verkeer van personen à in buitenland studeren en werken. Onbelemmerde in- en uitvoer van goederen à vrije handelsmarkt. Stelt zich op als wereldmacht. Nu economische samenwerking, streven naar juridische samenwerking, gemeensch. Politiek beleid en gemeensch. Europese defensiemacht. WOII à ‘nooit meer oorlog’. Oorzaak oorlogsvoering: strijd om grondstoffen kolen en staal à Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (economische samen-werking, wegwerken tariefmuren, langzaam unificeren belangrijke stukken recht à Europese recht). Economische voordelen ó onenigheid landgewoonten zoals verkoop softdrugs. 1992: oprichting EU, 2005: uitbreiding met 10 Oostbloklanden, 2007: Bulgarije en Roemenië. Eisen: stabiele democratie, functionerende markteconomie, ‘acquis communautaire’ (geheel v EU-verdragen, richtlijnen, verordeningen, incl jurisprudentie vh Europese Hof van justitie in  nationale wetgeving overnemen), administratief in staat zijn besluiten EU uit te voeren, instemming alle lidstaten. Op aantal gebieden supranationale organisatie: aangesloten landen hun bevoegdheden grotendeels overgedragen aan EU (Europese wetten dan boven nationale wetten). Op aantal gebieden intergouvernementele samenwerking:alleen nemen besluiten met instemming alle afzonderlijke landen. Machtenscheiding:

  • Europese Commissie: commissaris van elke lidstaat. Geeft leiding aan ambtelijk apparaat en ontwerpt concept begroting. Wetten: Europese Commissie voorstel+uitvoeren, Europees Parlement bespreken+evt. wijzigen, Raad van de EU beslissen (wel/niet overnemen).
  • Raad van de EU/Raad van Ministers: regering van elke lidstaat vertegenwoordigd: alle regeringsleiders ó bevolkingsomvang bepaalt zwaarte stem. 9 raden met specifiek terrein. Stelt hoofdlijnen politiek beleid vast. Elk half jaar ander lidstaat voorzitter.
  • Europees Parlement: alle burgers van lidstaten kunnen om de 5jr vertegenwoordigers kiezen. #afgevaardigden afh v bevolkingsomvang ó min. #zetels (5) en max. #zetels (99). EP geen recht v initiatief en kan geen afzonderlijke commissarissen naar huis sturen, alleen hele Europese Commissie. Beperkte bevoegdheden à democratisch tekort. EU groeiende politieke macht à > roep om > invloed EP.
  • Europese Hof van Justitie met 25 rechters (1 uit elke lidstaat). Rechtsprekende macht.

Verenigde Naties: 194 lidstaten, om wereldoorlog te voorkomen. Organen als Unicef en Wereldbank. 1948: Universele Verklaring van de Rechten vd Mens aangenomen door Algemene Vergadering VN. Veiligheidsraad moet toestemming geven om bij bep. gedrag land een resolutie uit te voeren, 15 landen met 5 permanente leden met vetorecht. Toestemming à VN-vredesmissie.

NAVO (Noord-Atlantische VerdragsOrganisatie) opgericht om individuele landen te beschermen tegen evt. agressors. Zendt zelfstandig troepen uit voor vredesmissies of ondersteunt VN-missies.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.