Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Parlementaire democratie

Beoordeling 8.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 4545 woorden
  • 21 december 2010
  • 58 keer beoordeeld
Cijfer 8.2
58 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Begrippenlijst Maatschappijleer, Parlementaire democratie. 20-12-2010 ( werkboek blz: 68 t/m107)


§1: Wat is Politiek?: Wat is politiek en waarom is het belangrijk dat we ons ermee bemoeien?

•Politiek: De manier waarop een land wordt bestuurd.

Je kunt als inwoner op verschillende manieren invloed uitoefenen op de politiek:

- Stemmen: zoals verkiezingen van 2e kamer.

- Lid worden: Als je lid wordt van een politieke partij kun je de inhoud van het verkiezingsprogramma beïnvloeden en je verkiesbaar stellen voor bijv. de 2e kamer of gemeenteraad.

- Contact: Spreekuur of mailtje naar politici sturen.


-Verzoek: Bij een specifiek probleem kun je een verzoek indienen bij bijv. de gemeenteraad.

- Media: Je kunt elke krant een ingezonden brief of een persbericht sturen.

- Actiegroep: hierbij kun je je bij aansluiten zoals Greenpeace, zij beïnvloeden de politiek door demonstraties of handtekeningen acties.

- Bezwaarschrift of naar de rechter stappen: zo kun je bijvoorbeeld een beslissing vertragen.

- Burgerlijke ongehoorzaamheid: het openlijk overtreden van de wet om politici ervan te overtuigen dat een genomen besluit verkeert is.

•Waarom is het belangrijk dat we ons met politiek bemoeien?: De belangrijkste besluiten in ons land worden genomen door de regering en het parlement. Politici nemen besluiten over:

- Openbare orde en veiligheid: Zoals het inzetten van meer politiemensen.

- Buitenlandse betrekkingen: Zoals het uitzenden van militairen naar een vredesmissie.


- Infrastructuur: Zoals de aanleg van spoor en auto wegen.

- Welvaart: Zoals de zorg voor voldoende werkgelegenheid voor jongeren.

- Welzijn: Zoals het wegwerken van wachtlijsten in de ziekenhuizen.

- Onderwijs: Zoals het gratis maken van schoolboeken.

•Democratie: Dit is een bestuursvorm waarbij de bevolking invloed heeft op de politieke besluitvorming.

- Directe democratie: Vroeger zoals in de stad Athene had het volk directe zeggenschap. De belangrijkste beslissingen werden op grote stadspleinen genomen in de vorm van volksstemmingen.

- Indirecte democratie / parlementaire democratie: Zoals Nederland, Het volk neemt niet zelf de beslissingen maar laat dit over aan de door hun gekozen vertegenwoordigers. Een kenmerk van een parlementaire democratie is een grondwet.

•Dictatuur / Autocratie: alle macht is in handen van 1 persoon of een kleine groep mensen. Kenmerken van een dictatuur zijn:


- Grondrechten worden niet beschermt: Burgers zijn afhankelijk van de willekeur van machthebbers.

- Geen vrije meningsuiting: geen vrije pers. De staat bepaald wat wel en niet mag uitgezonden / gepubliceerd.

- Oppositiepartijen zijn verboden: Politici die het openlijk oneens zijn met de regering lopen de grote kans gearresteerd te worden.

- Militairen: verzet van het volk onderdrukken, regering heeft steun van het leger.

- Schijnverkiezingen: oppositiepartijen waren namelijk alleen toegestaan als ze geen echte oppositie voerden.

•Communisme: Ideologie gericht op een stelsel van gemeenschappelijk bezit van productie- en consumptiemiddelen, een stroming die streeft naar gelijkheid.

•Fascisten: zijn erg nationalistisch. Het eigen land en volk is voor hen het beste en het belangrijkste. Dit leid tot racisme en discriminatie zoals in Hitler – Duitsland.

•Religieuze dictatuur: Religie als hoogste en/of enige autoriteit die de kwaliteit van een samenleving of cultuur bepaalt, dicteert en bestuurt. Zoals de islam in Iran.


•Grondwet: In de grondwet staan de grondrechten en plichten van burgers, en de bevoegdheden van het parlement, de ministers en de Koningin. Er staat in hoe gemeenten en provincies moeten functioneren, hoe wetten worden gemaakt en hoe de rechtspraak in zijn werk gaat.

•Regering: Deze bestaat uit koningin en de ministers.

•Parlement: Het parlement bestaat uit de 1e kamer en de 2e kamer. Ook wel de staten generaal genoemd.

•Politici: Mensen die in de politiek werken. ( bestuurders)

•Oppositie: De partijen in het parlement die zich verzetten tegen het regeringsbeleid vormen tezamen de oppositie


§2: Politieke stromingen: Welke verschillende politieke stromingen zijn er, en wat willen ze?

•Ideologie: een samenhangend geheel van ideeën over de mens en de gewenste inrichting van de samenleving. De aanhangers van een ideologie vormen samen een politieke stroming. De meeste ideeën die je in ideologieën tegen komt gaan over:


- Waarden en Normen: bijv. hoeveel persoonlijke vrijheid moet worden toegestaan.

- De ideale sociaaleconomische verhoudingen: wat is een rechtvaardige verdeling in de welvaart? ( arme en rijke )

- De ideale machtsverdeling in de samenleving: bijv. moeten werknemers meer te zeggen hebben in hun bedrijf?.

•Nederland kent 3 grote ideologieën / stromingen:

- Liberalisme:
Persoonlijke en economische vrijheid. Ze willen vrijemarkteconomie. Parijen: VVD

- Socialisme: Ze willen een einde maken aan de armoede en ongelijkheid. Sociaaldemocraten streven naar een verzorgingsstaat. Partijen: GroenLinks en SP.

- Confessionalisme: Ze hun politieke opvattingen op hun geloofsovertuiging. Het idee gespreide verantwoordelijkheid en rentmeesterschap, men wil een zorgzame samenleving waar mensen verantwoordelijk zijn voor elkaar. Partijen: CDA en SGP.

•Progressief: Vooruitstrevend, de maatschappij willen veranderen.


•Conservatief: Behoudend, datgene wat al bereikt is zo houden.

•Reactionair: terug, ze willen de regels van vroeger terug. Zoals euthanasie en prostitutie moet weer strafbaar worden.

•Rechts: Nadruk op eigen verantwoordelijkheid en de vrijheid van mensen. Partijen: PVV en VVD

•Midden: Harmonie.

•Links: Nadruk op gelijkwaardigheid. Ze willen dat iedereen gelijke kansen heeft op onderwijs, inkomen en werk. Ook beschermen van de zwakkeren. Partijen: Sp en GroenLinks.

Links

- Eerlijke verdeling van inkomen, kennis en macht;

- Bescherming van de zwakkeren;

- Benadrukt de rol van de overheid op sociaal-economisch terrein;

- Sturende overheid om sociale gelijkheid tot stand te brengen;

- PvdA, SP, GroenLinks.

Politiek midden

- Gespreide verantwoordelijkheid;


- Zorgzame samenleving;

- Benadrukt de verantwoordelijkheid van burgers voor elkaar;

- Aanvullende rol van de overheid ter ondersteuning van particuliere organisaties;

- CDA, D66.

Rechts

- Persoonlijke vrijheid;

- Economische vrijheid;

- Benadrukt de belangen van het individu en het bedrijfsleven;

- Terughoudende overheid die orde en gezag handhaaft;

- VVD, PVV.


§3: Politieke partijen: Welke verschillende politieke partijen zijn er, en wat zijn hun standpunten.

•Politieke partij:
Bestaat uit een groep mensen met dezelfde ideeën over een ideale samenleving. Het zijn geen belangenorganisaties omdat het bij hen niet draait om de belangen van een bepaalde groep maar om algemeen belang. Soms zijn politici het wel eens met een actiegroep of belangenorganisatie en steunen ze die groep.


- Actiegroepen: Houden zich bezig met één bepaalde doelstelling en voeren buitenparlementaire acties.

- Belangenorganisaties: zorgen voor de belangen van één bepaalde groep mensen. Bijv. vakbonden zoals: consumentenbond, en ANWB.

•Soorten partijen: Wat voor soorten partijen zijn er?

- Partijen op basis van een Ideologie: De meeste politieke partijen zijn voortgekomen uit een van de 3 grote ideologieën of stromingen.

- One –issuepartijen: Richten zich op een aspect van de samenleving en hebben daar een duidelijk standpunt over.

- Protestpartijen: Deze ontstaan uit onvrede met de bestaande politiek.

- Niet- democratische partijen: Zoals fascistische of rechts –extremistische partijen.

( fascistisch= andere groepen buitensluiten zoals Hitler) ( rechts – extremistisch= nationalistische gevoelens, geen inmenging van andere rassen)

•Functies van Politieke partijen: Politieke partijen hebben een aantal belangrijke taken in onze democratie zoals:


- Integratie functie: Op basis van allerlei wensen en eisen uit de samenleving maken politieke partijen vanuit hun eigen ideologie een logisch samenhangend geheel van programma punten. Dit heet een partijprogramma. Dit programma verbind mensen, waardoor de partij lange tijd kan bestaan.

- Informatiefunctie: Politieke partijen informeren de kiezers ook buiten verkiezingstijd, over hun standpunten. Hierdoor helpen zij burgers om een mening te vormen.

- Participatiefuntie: Politieke partijen proberen de burgers te stimuleren om actief deel te nemen aan de politiek.

- Selectiefunctie: Als mensen in de politiek willen, doen ze dat meestal via een bestaande partij of richten zelf een partij op. Door lid te zijn vergroot je de kans om gekozen de worden. Om geselecteerd te worden moet je zelf eerst opklimmen.


§4: Verkiezingen: Hoe worden verkiezingen georganiseerd?

• Een partij oprichten: Elke Nederlander van 18 en ouder mag zich verkiesbaar stellen. Hieraan zitten echter wel regeltjes verbonden.


- Zich officieel laten registreren bij de kiesraad.

- In alle 19 kiesdistricten een kandidatenlijst en een ondertekende steunbetuiging van 30 personen inleveren.

- Een borgsom van 11250 euro betalen. De partij krijgt dit bedrag terug als ze 75 % van de stemmen haalt die nodig is om één zetel te krijgen.

•Actief kiesrecht: Je moet 18 jaar of ouder zijn om bij de landelijke verkiezingen je stem uit te brengen.

•Passief kiesrecht: Ook hiervoor moet je 18 jaar of ouder zijn. Het is het recht om je verkiesbaar te stellen.

•Mensen met een buitenlands paspoort: Mensen die langer dan 5 jaar in Nederland wonen hebben alleen (actief en passief) kiesrecht bij gemeenteraadsverkiezingen.
Waarom?: buitenlanders hebben waarschijnlijk andere belangen. Als buitenlanders wel zouden mogen stemmen, zouden zij in theorie een partij kunnen steunen die standpunten heeft die niet in het belang van Nederland zouden zijn.

•Verkiezingsprogramma: De meeste partijen hebben een verkiezingsprogramma, hierin staan de standpunten van de partij. De bekendste kandidaat van elke partij staat op nummer één op de kandidatenlijst en word ook wel lijsttrekker genoemd. ( plannen + opvattingen / idealen + lijsttrekker)

•Welke partij kies je?: Waarom stem je op een bepaalde partij?

- Standpunten: deze komen overeen met jouw ideeën.

- Jouw belangen: deze komen overeen met jouw belangen.

- Strategisch: je bekijkt welke partij kans maakt om in de regering te komen.

- Aantrekkingskracht van lijsttrekker: komt goed en betrouwbaar over.

•Evenredige vertegenwoordiging: Verkiezingen worden gehouden volgens het stelsel van evenredige vertegenwoordiging. Dat wil zeggen dat alle zetels eerlijk verdeeld worden op basis van alle geldig uitgebrachte stemmen. Bij die berekening wordt uitgegaan van de kiesdeler.

•Kiesdeler: De ( minimum) hoeveelheid stemmen die een partij nodig heeft voor 1 zetel. Aantal stemmen delen door 150 = 1 zetel.


( evenredige vertegenwoordiging.)

•Voorkeursstemmen: Als je gaat stemmen stem je ook op een persoon. Iemand die laag op de lijst van zijn partij staat, kan zo toch gekozen worden. Als iemand veel en vaak voorkeurstemmen heeft gekregen kan het zijn dat ze een kandidaat boven zich heeft verdrongen. Bijvoorbeeld omdat ze vrouw of allochtoon is.

•Rol van de media: de avond voor de verkiezingen wordt een groot tv –debat ( en internet democratie) georganiseerd, het doel is om de zogenaamde zwevende kiezers voor zich te winnen.

( kiezers die niet op een vaste partij stemmen, en makkelijk van partij wisselen)

•Kabinet: De uitslag van de 2e kamer verkiezingen bepaald welke partijen samen het nieuwe kabinet kunnen gaan vormen. Kabinet is een ander woord voor: alle ministers en staatssecretarissen samen. Partijen moeten gaan samenwerken omdat er een meerderheidskabinet moet worden gevormd ( meer dan 75 zetels). ( coalitie)


§5: De regering: Hoe wordt een kabinet gevormd, wat doen ministers en wat doet de koningin.

•Kabinet: De ministers met hun staatssecretarissen vormen samen het kabinet.


•De kabinetsformatie: Deze begint direct na de 2e Kamerverkiezingen. Het doel is om een kabinet te vormen van geschikte ministers en staatssecretarissen die:

- Het samen eens zijn over het toekomstige beleid.

- Samen de steun hebben van de meerderheid van de 2e kamer, en dus ten minste 76 leden hebben
.

•Hoe verloopt de kabinetsformatie?: De kabinetsformatie verloopt meestal in een aantal stappen.

- Adviezen: De koningin moet een informateur benoemen. De vice – president van de Raad van State

( maxime verhagen), de voorzitters van de 1e en de 2e kamer en fractievoorzitters van de politieke partijen in de 2e kamer, Adviseren haar welke partijen het beste een regering kunnen gaan vormen. Op basis hiervan benoemt de koningin een informateur.

- De informateur begint: hij gaat onderzoeken welke combinaties van partijen de meeste kans van slagen heeft. Natuurlijk moeten de partijen samen een meerderheid in de 2e kamer vormen, maar ze moeten ook inhoudelijk goed kunnen samenwerken. Omdat ze verschillende standpunten hebben worden er compromissen gesloten. Als dit lukt is er een coalitie mogelijk. Onder de leiding van de informateur stellen de coalitiepartijen een regeerakkoord op.

- De formateur maakt het af: Als er een coalitie is gevormd dan benoemt de koningin een formateur die geschikte ministers en staatssecretarissen bij elkaar gaat zoeken. De formateur is bijna altijd afkomstig van de grootste regeringspartij en wordt meestal zelf minister- president


•Coalitie: een samenwerkingsverband van 2 of meerder partijen die samen meer dan 50 % van de zetels hebben.

•Regeerakkoord: Bij de vorming van een regeringscoalitie tijdens de kabinetsformatie worden afspraken tussen de samenwerkende partijen vastgelegd in een regeerakkoord / regeringsprogramma.. Dit zijn plannen waar ze het over eens zijn en wat ze in de komende jaren denken te gaan uitvoeren.

•Kabinetscrisis: het is de bedoeling dat het kabinet 4 jaar lang blijft. Dit is niet altijd het geval, dit kan komen door:

- De ministers zijn het onderling oneens over een aantal kwesties.

- De meerderheid van de 2e kamer steunt het kabinet niet meer.

•Vervroegde verkiezingen:
Als het kabinet ontslag neemt volgen er vervroegde verkiezingen. Om het land niet onbestuurbaar te maken blijven de oude ministers meestal in functie totdat er een nieuw kabinet is gevormd. Dit heet een demissionair kabinet.

•Regering: Deze bestaat uit koningin en de ministers.

•Constitutionele monarchie: staatsvorm waarin de taken en bevoegdheden van het staatshoofd grondwettelijk zijn vastgelegd. Een koningin is onschendbaar. Taken van de koningin zijn.

- Haar
handtekening plaatsen onder alle wetten.

- De troonrede voorlezen op Prinsjesdag. (Toespraak van de koningin waarin zij de plannen van de regering voor aankomende jaar bekendmaakt. Zij doet dat op de derde dinsdag in september: Prinsjesdag)

- Ministers en ( in) formateurs benoemen.

- Regelmatig overleg voeren met de minister president.

•Onschendbaar:
de koningin is onschendbaar, dit betekend dat het kabinet verantwoordelijk is voor de inhoud van de wetten en de troonrede.

•Minister president: Ook wel premier. Is voorzitter van de ministerraad Hij coördineert in die functie het regeringsbeleid.

•Minister: Hoofd van een departement en lid van het kabinet, belast met een gedeelte van het landsbestuur. Bijvoorbeeld minister van financiën. Of buitenlandse zaken. ( iemand die verantwoordelijk is op dat gebied / politieke verantwoording). Een minister heeft weer een onderminister / staatssecretaris die hem helpt en een deel van de taken overneemt. Zij vormen het dagelijkse bestuur. De belangrijkste taken van de regering ( ministers) zijn daarom de voorbereiding en uitvoering van het overheidsbeleid. Dit gebeurt voornamelijk door;

- Het opstellen van wetsvoorstellen.

- Het uitvoeren van eenmaal aangenomen wetten.

- Het jaarlijks opstellen van rijksbegroting en deze aanbieden aan het parlement.

•Portefeuille:
Elke minister heeft een eigen beleidsterrein, ook wel portefeuille, en een eigen ministerie waar veel
ambtenaren voor hem of haar werken. Ambtenaren bereiden wetsvoorstellen voor, voeren ze uit en geven adviezen.

•Staatssecretaris: Een soort onderminister die belast is met een gedeelte van het takenpakket van een minister. De staatssecretaris is voor dit gedeelte verantwoordelijk, samen met zijn minister, tegenover het parlement.

•Parlement: Het parlement bestaat uit de 1e kamer en de 2e kamer. Ook wel de staten generaal.


§6: Het parlement: Wat doet het parlement en hoe is de taakverdeling met de ministers?.

•Politieke cultuur: De manier waarop de regering en het parlement met elkaar omgaan. Kenmerkend voor de Nederlandse politieke cultuur is het polder model / de bereidheid tot overleg en het sluiten van compromissen.

•Het parlement: Dit is de 1e en de 2e kamer. Samen de staten generaal. Parlementsleden zijn volksvertegenwoordigers, omdat zij door de bevolking worden gekozen. ( 2e kamer)

- 2e kamer: word direct / rechtstreeks gekozen. Heeft 150 leden


- 1e kamer / senaat : word indirect gekozen. Deze worden gekozen door de leden van de Provinciale Staten. 75 leden.

•Provinciale Staten: Gekozen door de inwoners van een provincie. De Provinciale Staten staat in feite aan het hoofd van een provincie en heeft het bestuur in handen. Zij keurt de plannen goed van het College van G.S. en controleer ook hun daden. De P.S. kiezen ook de leden van de Eerste Kamer.

•Fracties: 2e kamer bestaat uit fracties + fractievoorzitter= woordvoerder van de partij ( letterlijk gedeelte, dus een gedeelte van een partij die in de 2e kamer zit.). Een fractie is de groep vertegenwoordigers van een politieke partij in een gekozen orgaan. De politieke partijen in de 1e en 2e kamer kunnen worden verdeeld in regeringsfracties en oppositiepartijen.

•Oppositiepartijen: alle partijen die niet in de regering zitten.

•Regeringsfracties: regeringsfracties zijn de partijen die ook ministers in de regering hebben zitten. De Kamerfractie van een regeringspartij steunt meestal voorstellen van de regering.

•Taken 2e kamer: Mede wetgeving.

- Stemrecht:
( mogen stemmen op rechten)

- Recht op initiatief. ( mogen wetten indienen)

- Recht op amendement. ( mogen wetten aanpassen).


•Taken 2e kamer: controlerende taak.

- Schriftelijk vragen stellen.
( recht om vragen te stellen)

- Recht van interpellatie. ( minister naar 2e kamer roepen)

- Recht van parlementaire enquête.

- Budget recht.
( keuren van begroting)

- Moties indienen. ( een verzoek van de minister om iets te doen of iets juist niet te doen)

•Taken 1e kamer / senaat.

- Wetsvoorstellen in geheel goed of afkeuren.

- Extra controle op 2e kamer.

•Motie:
dit is een verzoek aan de minister om iets te doen of iets juist niet te doen.

- Motie van afkeuring: het beleid van een minister word afgekeurd.

- Motie van wantrouwen: als een meerderheid van de kamer geen vertrouwen meer heeft in de minister kan hij of zijn ontslagen worden.

•Miljoenennota: Een samenvatting van de rijksbegroting. Als de economische groei anders blijkt uit te pakken wordt de miljoenennota bijgesteld. De eerste bijstelling heet de
voorjaarsnota (derde woensdag in mei, ook wel gehaktdag genoemd).

•Hoe komt een wet tot stand?

1: Er is een maatschappelijk probleem.

2: Minister of 2e Kamerlid maakt een wetsvoorstel.

3: De 2e Kamer debatteert over het wetsvoorstel.

4: 2e Kamerleden dienen amendementen in. ( aanpassingen)

5: De 2e kamer stemt over de amendementen en het definitieve wetsvoorstel.

6: De eerste kamer stemt over het wetsvoorstel. Zij mogen geen aanpassingen meer maken.

7: De koningin en de verantwoordelijke minister ondertekenen het wetsvoorstel.

8:De wet wordt gepubliceerd in het Staatscourant. Hiermee is de wet automatisch van kracht.


§7: gemeente en provincie.

•Decentralisatie: In Nederland zijn er 3 niveaus van politieke besluitvorming. ( het rijk, de provincie, en de gemeente). Alleen de grote lijnen word in Den Haag beslist. We leveren de taken en bevoegdheden over naar een lager niveau van bestuur. Zodat:


- de lagere overheden beter op de hoogte zijn van de situatie en dus beter kunnen beoordelen wat nodig is en wat niet.

- Dichter bij de burgers staan, en de burgers het bestuur dus ook makkelijker kunnen aanspreken.


•De provincie: de belangrijkste taken van de provincie liggen bij de terreinen ruimtelijke ordening en milieu. Een provincie stelt streekplannen op. ( streekplannen: provinciale beleidsplannen op het gebied van de ruimtelijke ordening die voor een periode van circa 10 jaar worden vastgesteld).

- Woningbouw.

- Natuurgebieden.

- Industriële bedrijvigheid.

•Provinciaal bestuur:
Net als het landelijk bestuur vinden voor het bestuur van de provincie ook eenmaal in de 4 jaar verkiezingen plaats. De gekozen vertegenwoordigers vormen de Provinciale staten. ( het aantal leden is afhankelijk van het aantal inwoners). Deze leden kiezen uit hun midden het dagelijks bestuur: de
Gedeputeerde Staten. Dit zijn een soort ministers op provincieniveau.

•Commissaris van de koningin: Benoemt door de koningin / ( minister van Binnenlandse zaken). Hij is de voorzitter van zowel de Gedeputeerde als de Provinciale Staten.

•Vertrouwenscommissie: De Provinciale staten kunnen de minister van Binnenlandse zaken wel laten weten wat voor soort persoon zij graag als commissaris zouden willen hebben. Daarom stellen ze een soort profielschets, met een beschrijving van de eisen waaraan de commissaris moet voldoen.


•De gemeente: Dit is de bestuurslaag die het dichtst bij de burger staat. De gemeente is verantwoordelijk voor een ordelijk verloop van het openbare leven in een gemeente. De gemeente heeft bestemmingsplannen, deze zijn opgesteld uit de streekplannen van de provincie alleen dan gedetailleerd uitgewerkt. Zoals:

- Registreren van huwelijken.

- Bevolkingsregister. ( geboorte en sterfte)

- Politie.

- Ophalen van huisvuil, wegen, groenvoorziening, openbare verlichting.

- Verlenen van bouwvergunning.

•Beleidstaken:
Taken die vanuit Denhaag naar de gemeente zijn gegaan. Zoals huisvesting van scholen, voorzieningen voor gehandicapten, huisvesting asielzoekers. Hieronder worden ook de financiële middelen overgedragen aan de gemeente. Deze weet beter op welke plaats geld nodig is.


•Gemeentebestuur: Het bestuur van de gemeente word gevormd door de gemeenteraad. Deze raadsleden worden net als de andere ook eens in de 4 jaar gekozen. Ook hier is het aantal gemeenteraad leden afhankelijk van het aantal inwoners in de gemeente. Het dagelijks bestuur van de gemeente is in handen van het B&W ( college van burgermeeste en wethouders). Een lid van dit dagelijkse bestuur heet een wethouder en is gekozen door de gemeenteraad.

•De burgermeester: Deze wordt voor 6 jaar benoemd, hij is het hoofd van het gemeente bestuur. De procedure voor de benoeming van een burgemeester is vergelijkbaar met die van de commissaris van de Koningin.

1: De gemeenteraad stelt een vertrouwenscommissie in en maakt een profiel schets.

2: De Commissaris van de Koningin selecteert een aantal kandidaten en de vertrouwenscommissie doet daarna een voordracht. De commissaris kan daarbij afwijken van de voorkeur die de vertrouwenscommissie van de gemeente zelf heeft.

3: Uiteindelijk beslist de
minister van Binnenlandse zaken. ( kabinet)


§8: Internationale Politiek: Hoe en waarom werken we samen met andere landen?

•Waarom Internationale samenwerking?: Dit is nodig omdat je sommige dingen niet alleen kunt oplossen. Zoals wereldproblemen; Klimaatverandering, Kinderarbeid, Hongersnood. Nederland neemt deel aan verschillende internationale samenwerkingsverbanden zoals: Europese Unie, de Verenigde Naties, de NAVO, de WTO

( Wereldhandelsorganisatie). Omdat:

- Landen zijn voor de oplossing van een probleem van elkaar afhankelijk.

- het is efficiënter om een probleem gezamenlijk aan te pakken.

•De Europese Unie:
Samenwerking betekend dat het recht om zelf te bepalen, van welke regels worden vastgesteld wordt ingeperkt. ( soevereiniteit). Enkele Europese landen begonnen vrij snel na de 2e wereldoorlog serieus na te denken over samenwerking vanwege 3 redenen:

- Ze wilden voorkomen dat een Europees land ooit nog een oorlog zou beginnen.

- Ze wilden op economisch gebied beter concurreren met de VS.

- Ze wilden zich beschermen tegen het opkomende communisme van Rusland.

•Bestuur van de EU:
De Europese unie kent net als de deelnemende lidstaten, een scheiding van machten.


- Europese Commissie: Dit is het dagelijks bestuur, en is een soort regering. De Commissie doet voorstellen voor de Europese wetgeving en voert deze na goedkeuring uit. Wetsvoorstellen worden besproken en eventueel gewijzigd in het Europees parlement. De Raad van Ministers moet de voorstellen uiteindelijk goedkeuren.

- Raad van de Europese Unie / Raad van Ministers: deze bestaat uit ministers van de deelnemende landen. Welke minister dan daadwerkelijk aan de raad deelneemt is afhankelijk van het onderwerp dat besproken word. De Raad van Ministers heeft wetgevende macht. Besluiten kunnen worden genomen bij 23e meerderheid van de stemmen.

- Europees Parlement: wordt door Europese burgers gekozen. Het Europese parlement kent 785 afgevaardigden / gedelegeerden / gedeputeerden. Nederland heeft 27 zetels. Het parlement heeft bijna geen wetgevende macht. Verkiezingen vinden om de 5 jaar plaats.

- Europese Hof van Justitie: Het Hof doet op basis van EU-wetten uitspraak in kwesties tussen lidstaten. Het hof telt 27 rechters, een in elke lidstaat. Uitspraken van het Hof gaan boven de uitspraken van de Nederlandse rechter.

•Knelpunten in de EU: Er is veel kritiek op het functioneren van de EU.

- Weinig- democratisch: Het enig gekozen bestuursorgaan is het Europees parlement, en dit heeft nauwelijks macht / zeggenschap. ( ze mogen geen wetten tot stand brengen)

- Verlies van nationale soevereiniteit: Mensen willen liever niet dat het Europees parlement de wetgevende macht overneemt van de raad van ministers. In de raad van ministers kan ieder land namelijk een wetsvoorstel blokkeren, en in het europees parlement niet.


- Verlies van werkgelegenheid: Door de economische samenwerking is het voor veel bedrijven aantrekkelijk om zich te vestigen in Oost- Europa.

•De Verenigde Naties: Deze organisatie is in 1945 opgericht met als doel een volgende wereldoorlog te voorkomen. Samen met bijna alle andere staten in Nederland lid van de VN.

- Secretaris – Generaal: Hij is de hoogste ambtenaar van de VN heeft de leiding en is de voorzitter van de algemene vergadering. ( vergadering met alle VN leden). De Algemene vergadering: bij deze vergadering worden resoluties aangenomen. Dit zijn een soort uitspraken waarin bepaald gedrag van een land wordt veroordeeld.

- Veiligheidsraad: Hierin zitten 15 landen, waarvan 5 permanent ( VS, Rusland, China, Frankrijk, Engeland). Zij hebben het Vetorecht, en dus het recht om de uitvoering van een resolutie te verbieden. ( resolutie: Een belangrijk besluit)

•Staat: we spreken van een staat als er een eigen grondgebied, een bevolking, en een overheid is doe het land bestuurd.

•VN –Vredesmissie: is een leger en/of een diplomatieke missie, die speciaal is ontworpen om de vrede te herstellen en te behouden in bepaalde gebieden waar zich een gewapend conflict afspeelt. Deze worden meestal door de Verenigde Naties georganiseerd.



§9: Politiek in de praktijk: Hoe verloopt politieke besluitvorming en wie zijn daarbij betrokken?.

•Systeemtheorie Bron 34:
Hoe komen maatschappelijke kwesties bij politici terecht?, en wat gebeurt er dan mee? Volgens deze theorie verlopen bestuurlijke processen altijd via 4 fasen.

- Invoer: In deze fase brengen groepen uit de samenleving allerlei eisen en wensen naar voren. Ook media zal hier natuurlijk aandacht aan besteden. Politie kunnen het niet negeren, en zo komt het op de politieke agenda.

- Omzetting: De politieke partij moet de belangen van alle groepen afwegen. Vaak zal een wethouder of een minister zijn ambtenaren vragen de zaak te onderzoeken en om advies uit te brengen. Dit word ook wel de beleidsvoorbereiding genoemd.

- Uitvoer: Als een (wets) voorstel is aangenomen, zorgen ambtenaren voor de uitvoering ervan. Uiteindelijk werken de ambtenaren onder eindverantwoordelijkheid van een minister.

- Terugkoppeling: Besluiten roepen altijd reacties op in de samenleving. De Politiek merkt door deze terugkoppeling of maatregelen effect hebben. Zo niet, dan moet soms het hele besluitvormingsproces herhaald worden.

•Politieke actoren: Alle burgers, groepen, bestuursorganen en instanties die betrokken zijn bij het politieke besluitvormingsproces.


- Burgers: wij kunnen stemmen, actievoeren, contact zoeken met politici.

- Ambtenaren: Onze ministers zijn verantwoordelijk voor het dagelijkse bestuur, maar het eigenlijke werk wordt gedaan door ambtenaren die zich bezig houden met beleidsvoorbereiding en beleidsuitvoering. Topambtenaren werken soms langer op een van de ministeries en hebben daardoor soms meer kennis en ervaring dan de minister. Daarom worden ambtenaren soms ook wel de vierde macht genoemd.

•Massamedia: Deze speelt vooral een belangrijke rol in de verkiezingstijd, maar ze doen nog meer:

- Informatieve functie: Kranten en tv berichten over politieke discussie en de tv zendt belangrijke debatten live uit.

- Onderzoekende of agendafunctie: Media signaleren problemen in de samenleving die vervolgens op de politieke agenda komen.


- Commentaarfunctie: Kranten geven dagelijks commentaar op politieke kwesties zoals bijvoorbeeld cartoons.

- Spreekbuisfunctie: Kranten, internet en tv geven politici, actiegroepen en burgers de ruimte om hun zegje te doen.

- Controlerende functie: De media volgen ministers kritisch en kijken of ze ook doen wat ze beloven.

•Persvrijheid: Voorwaarde voor een goed functioneren media is persvrijheid. Door de wet WOB ( wet openbaarheid van bestuur), word de media daardoor geholpen. Deze wet verplicht de overheid om alle informatie openbaar te maken, natuurlijk maken journalisten hier gebruik van. Pluriformiteit ( variatie) is bij de media erg belangrijk, elke krant schrijft weer anders, dit draagt bij aan de meningsvorming bij de bevolking.

•Pressiegroepen: Dit zijn groepen die proberen invloed uit te oefenen op de politieke besluitvorming, door bijvoorbeeld te gaan lobbyen. Dan zoeken ze persoonlijk contact met de politici om hun te overtuigen van hun standpunten. Pressiegroepen behoren tot actiegroepen, maar ook grote belangenorganisaties zoals vakbonden en amnestie international. Alle pressiegroepen bij elkaar worden de
vijfde macht genoemd.

•Politieke betrokkenheid: Een democratie kan niet goed functioneren zonder de betrokkenheid van de burgers. Er is een kloof tussen burger en politiek. Burgers vinden dat politici geen oog hebben voor hun problemen. Om de afstand tussen burgers en politiek te verkleinen:

- Direct kiezen: Het direct kiezen van de minister- president en burgermeesters.

- Referendum: Hier kunnen kiezers over belangrijke kwesties direct hun mening geven. Bij een raadplegend referendum is de uitslag slechts advies, en bij een bindend referendum is de uitslag bepalend voor het besluit.

- Andere politieke cultuur: Politieke besluiten moeten veel meer genomen worden in openbare debatten, ipv achterkamertjes.

REACTIES

K.

K.

Geweldige samenvatting!
Bedankt

13 jaar geleden

F.

F.

Echt superbedankt voor de handige samenvatting!!!
xo

13 jaar geleden

F.

F.

Dankjewel voor zo een samenvatting erg handig. :)

13 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.