Parlementaire Democratie

Beoordeling 7.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 1450 woorden
  • 3 juli 2017
  • 40 keer beoordeeld
Cijfer 7.9
40 keer beoordeeld

Paragraaf 1

  • Politiek is de wijze waarop een land wordt bestuurd.
    • Een van de grootste dilemma’s is: efficiënt besturen of maximale participatie van burgers…
  • Kenmerken democratie (representatieve democratie/indirecte democratie):
    • Individuele vrijheid
    • Politieke grondrechten
    • Politie en leger hebben beperkte bevoegdheden
    • Onafhankelijke rechtspraak
    • Persvrijheid
  • Kenmerken dictatuur (de trias politica zijn niet gescheiden, maar in handen van een kleine groep mensen):
    • Beperkte individuele vrijheid
    • Geen politieke vrijheid
    • Overheidsgeweld
    • Geen onafhankelijke rechtspraak
    • Massamedia en kunstuitingen staan onder censuur van de overheid.
  • Autocratische dictatuur: één leidersfiguur is het gezicht van de macht.
  • Totalitaire dictatuur: ontstaat als een groep mensen of een partij de macht grijpt via een ideologische revolutie.
    • Er is sprake van indoctrinatie: de bevolking krijgt de partijideologie met de paplepel ingegoten.
  • Theocratie: bijzondere totalitaire dictatuur. Hierbij is de godsdienst verheven tot staatsideologie.
  • Vaak is er een representatieve democratie: het volk kiest vertegenwoordigers die de beslissingen nemen en met een zekere regelmaat bij verkiezingen aan de bevolking verantwoording moeten afleggen over hun beleid.
  • Bij een directe democratie kiezen de burgers over alles d.m.v. referenda (volksraadplegingen)
  • In het parlementaire stelsel is het rechtstreeks gekozen parlement het hoogste machtsorgaan. Het kabinet wordt geformeerd van ministers en staatssecretarissen.
  • In een presidentiële democratie wordt ook een president gekozen. Deze staat aan het hoofd van de regering en kan zelf ministers benoemen en ontslaan. Meestal heeft hij geen ontbindingsrecht, het recht om het parlement te ontbinden.
  • Oligarchie: een heerschappij van weinigen. De ijzeren wet op de oligarchie geeft aan dat de oligarchische ontwikkeling begint zodra politici de mach naar zich toe trekken.
  • Regentencultuur: politici en bestuurders regelen onderling de politieke zaken en schuiven elkaar de belangrijkste baantjes toe.
  • Absolute monarchie: alle macht ligt bij de koning. Constitutionele monarchie: de macht van de koning wordt beperkt door de grondwet.

Paragraaf2

  • Ideologie: een samenhangend geheel van ideeën over de mens en de gewenste inrichting van de samenleving. Geeft opvattingen over:
    1. Normen en waarden
    2. Sociaaleconomische verhoudingen
    3. Gewenste machtsverdeling

 

Socialisme

Confessionalisme

Liberalisme

1

  • Gelijkwaardigheid
  • Opkomen voor zwakkeren
  • Gezamenlijke verantwoordelijkheid
  • Mensen nemen verantwoordelijkheid voor elkaar
  • Vrijheid en eigen verantwoordelijkheid
  • Economische en persoonlijke vrijheid mogelijk maken

2

Actieve overheid om uitwassen van particulier initiatief tegen te gaan (verzorgingsstaat)

Harmonieuze samenwerking tussen werkgevers en werknemers

Vrij ondernemerschap

3

Actieve overheid om kennis, inkomen en macht eerlijk te verdelen

Overheid heeft een aanvullende rol

Overheid beperkt zich tot bescherming van grondrechten

  • Progressief: vooruitstrevend, veranderingsgezind en gericht op de toekomst. Ze benadrukken de gebreken in de samenleving.
  • Conservatief: behoudend, gericht op heden en verleden. Ze benadrukken wat al is bereikt.
    • Als ze de vervanging van regels weer willen terugdraaien noem je dat reactionair.
  • Links
    • Gelijkwaardigheid
    • Iedereen gelijke kansen op onderwijs, werk en inkomen.
    • Overheid moet actief de zwakkeren beschermen.
  • Rechts
    • Vrijheid en eigen verantwoordelijkheid
    • Burgers en bedrijfsleven zo veel mogelijk hun eigen zaken regelen
    • Overheid moet zich op sociaaleconomisch terrein passief opstellen.
  • Politieke midden
    • Gezamenlijke verantwoordelijkheid van burgers en overheid.
    • Mensen en organisaties moeten in eerste instantie voor zichzelf zorgen. Lukt dit niet, dan kan de overheid bijspringen.
  • Populisme: komt op voor de eenvoudige burger die dat zelf niet kan en wiens belangen daardoor ondergeschikt blijven aan de belangen van grote bedrijven en bepaalde bevoorrechte groepen. Vaak impulsieve daadkrachtige oplossingen. Meestal zeer nationalistisch.
 

 

Paragraaf 3

  • One-issuepartijen: richten zich op één aspect van de samenleving.
  • Protestpartijen: ontstaan uit onvrede met de bestaande politiek.
  • Functies politieke partij
    • Integratiefunctie: veel opvattingen worden gebundeld tot 1 programma.
    • Informatiefunctie: kiezers komen verschillende standpunten te weten. Men kan een eigen mening vormen.
    • Participatiefunctie: pp proberen burgers te interesseren om zelf actief aan de politiek deel te nemen.
    • Selectiefunctie: lijsten met kandidaten opstellen waardoor het voor de burgers makkelijker is om te kiezen.

Politieke partij

Actie-/belangengroepen

Hebben ideeën over de samenleving als geheel.

Hebben ideeën op één specifiek terrein.

Wegen verschillende belangen van groepen af.

Komen op voor belangen van één groep.

Willen politieke macht én bestuurlijke verantwoordelijkheid.

Willen wel politieke invloed, maar geen bestuurlijke verantwoordelijkheid.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

Doen mee aan verkiezingen.

Doen niet mee aan verkiezingen

Zijn vertegenwoordigd in politieke organen.

Zijn hooguit vertegenwoordigd in adviesorganen.

  • Zwevende kiezers: laten de keuze voor een partij afhangen van het moment en vooral ook van de persoonlijkheid van de partijleiders.

Paragraaf 4

  • Actief kiesrecht: het recht om te kiezen.
  • Passief kiesrecht: het recht om gekozen te worden.
  • Verschillende kiesniveaus: rijk, provincie, gemeente, waterschappen, Europees Parlement.
  • Evenredige vertegenwoordiging: alle uitgebrachte stemmen worden verdeeld over het beschikbare aantal zetels. Er wordt rekening gehouden met de kiesdeler: de hoeveelheid stemmen die je nodig hebt om één zetel te krijgen.
    • Voordeel: iedere stem telt even zwaar mee (dus kleine partijen komen ook in de kamer)
    • Nadeel: alle partijen hebben spreektijd en zo kunnen dingen lang duren en onoverzichtelijk worden.
  • Kiesdrempel: een partij moet een minimumpercentage van de stemmen halen om mee te kunnen delen in de zetels.
  • Districten- of meerderheidsstelsel: het land wordt verdeeld in een aantal districten. Per district is er één afgevaardigde in het parlement. Dat is de kandidaat die in het district de meerderheid van de stemmen haalt.
    • Voordeel: kiezers kennen de kandidaten beter.
    • Nadeel: afgevaardigden denken vaak aan de belangen voor hun eigen district en niet aan het algemeen belang.
    • Nadeel: De stemmen die in een district op een verliezer worden uitgebracht gaan verloren.
  • Spindoctor: communicatiedeskundige die de partij en de lijsttrekker adviseert.
     
  • Stemmen wordt beïnvloed door:
    • Standpunten van de partij
    • Eigen belangen
    • Strategisch stemmen
    • Aantrekkingskracht van de lijsttrekker
  • Je kan stemmen op de lijsttrekker, maar ook op iemand laag op de kieslijst, toch kan die in de tweede kamer komen door voorkeursstemmen.
  •  

Regering

Parlement

Kabinet: ministers + staatsecretarissen

Regering: koning + ministers

Ministerraad: ministers

Staten generaal / volksvertegenwoordiging / 1e en 2e kamer / parlement

Dagelijks bestuur

Algemeen bestuur

  • Maakt wetten
  • Opstellen rijksbegroting
  • Wetten uitvoeren
  • Wetgeving
    • Stemrecht
    • Amendement (voorstel van wijzigingen)
    • Initiatiefrecht (zelf een wet indienen)
    • Budgetrecht (waar gaat het geld heen)
  • Controlerende recht
    • Motie (uitspraak doen over ministers)
    • Interpellatie (spoeddebat)
    • Vragenrecht
    • Enquête (onder ede verhoren)
  • Moties: uitspraak van de kamer over het beleid van een minister
    • Van treurnis: gevalletje van jammer.
    • Van afkeuring: parlement keurt het beleid af.
    • Van wantrouwen: parlement heeft geen vertrouwen in de persoon van de minister à aftreden.
  • Na de verkiezingen begint de formatie van een nieuw kabinet.
  • Coalitie: een combinatie van verschillende partijen die samenwerken op bestuurlijk niveau.
  • In regeerakkoord staan hoofdlijnen van het te voeren beleid van de coalitie.
  • Op Prinsjesdag leest de koning de troonrede (vernieuwd regeerakkoord) voor voor de Staten-Generaal (1e + 2e kamer). Ook wordt de miljoenennota aangeboden (samenvatting van de rijksbegroting). Tweede kamer debatteert daarna over de plannen tijdens de Algemene Beschouwingen.
  • Op gehaktdag wordt de miljoenennota bijgesteld, de voorjaarsnota.
  • Totdat er een nieuw kabinet is gevormd heb je een demissionair kabinet. Die moeten afronden met wat ze bezig waren. Geen nieuwe dingen.
 

 

Paragraaf 7

  • Subsidiariteitsbeginsel: bevoegdheden delegeren.
  • Provincie:
    • Dagelijks bestuur:
      • Gedeputeerde staten (regering van de provincie)
        • Voorzitter: commissaris van de koning (minister-president)
        • Gedeputeerden (ministers)
        • Niet gekozen, maar benoemd
    • Algemeen bestuur:
      • Provinciale Staten (parlement)
        • Statenleden
        • Wordt 1x in de 4 jaar gekozen.
        • Statenleden kiezen leden 1e kamer (getrapte verkiezing)
    • Taken:
      • Steekplannen (hoe richten we de provincie in?)
  • Gemeente:
    • Dagelijks bestuur:
      • College van Burgemeester en Wethouders (mp en ministers)
      • Niet gekozen, maar benoemd
    • Algemeen bestuur:
      • Gemeenteraad (parlement)
      • 1x in de 4 jaar gekozen
    • Taken:
      • Ordelijk verloop van het openbare leven in de gemeente (waar parkeren, verlichting, etc.)
      • Bestemmingsplannen (waar een park, wijk, etc.)

Paragraaf 8

  • Eurozone: de groep van EU-landen die een gecoördineerde economische, financiële functie en monetaire politiek voeren. Europese Centrale Bank is aan het hoofd.
  • EU is een supranationale organisatie: de aangesloten landen hebben hun bevoegdheden grotendeels overgedragen aan de EU.
  • Soms ook intergouvernementeel: besluiten alleen genomen kunnen worden met instemming van alle afzonderlijke landen.
  • Bestuur EU:
    • Europese commissie:
      • Dagelijks bestuur van de EU. Iedere lidstaat levert één commissaris. Voorstellen voor Europese wet- en regelgeving.
    • Raad van de EU
      • Raad van ministers, één vertegenwoordiger. Zwaarte van de stem hangt af van bevolkingsaantal land. Wetgevende macht.
    • Europese Raad
      • Alle regeringsleiders. Stelt hoofdlijnen van het politieke beleid vast.
    • Europees parlement
      • 736 vertegenwoordigers die alle burgers vertegenwoordigen (2e kamerachtig). Geen wetgevende macht, dus democratisch tekort.
    • Hof van Justitie van de EU
      • De rechtsprekende macht van de EU.
  • Verenigde naties:
    • Secretaris-generaal: geeft leiding aan de VN, voorzitter van Algemene Vergadering.
    • Algemene vergadering: bijeenkomst van alle VN-leden die bij meerderheidsbesluit resoluties en verklaringen kan aannemen.
      • Resoluties zijn uitspraken waarin het gedrag van een land wordt veroordeeld.
      • In een verklaring stellen de VN basisprincipes op die essentieel zijn voor internationale samenwerking.
    • Veiligheidsraad
      • Zorgt voor internationale veiligheid en vrede. Bestaat uit 15 landen, waarvan 5 permanent (VS, Rusland, China, Frankrijk, Engeland). Deze 5 hebben vetorecht, het recht om de uitvoering van een resolutie te verbieden.

 

Paragraaf 7

  • Subsidiariteitsbeginsel: bevoegdheden delegeren.
  • Provincie:
    • Dagelijks bestuur:
      • Gedeputeerde staten (regering van de provincie)
        • Voorzitter: commissaris van de koning (minister-president)
        • Gedeputeerden (ministers)
        • Niet gekozen, maar benoemd
    • Algemeen bestuur:
      • Provinciale Staten (parlement)
        • Statenleden
        • Wordt 1x in de 4 jaar gekozen.
        • Statenleden kiezen leden 1e kamer (getrapte verkiezing)
    • Taken:
      • Steekplannen (hoe richten we de provincie in?)
  • Gemeente:
    • Dagelijks bestuur:
      • College van Burgemeester en Wethouders (mp en ministers)
      • Niet gekozen, maar benoemd
    • Algemeen bestuur:
      • Gemeenteraad (parlement)
      • 1x in de 4 jaar gekozen
    • Taken:
      • Ordelijk verloop van het openbare leven in de gemeente (waar parkeren, verlichting, etc.)
      • Bestemmingsplannen (waar een park, wijk, etc.)

Paragraaf 8

  • Eurozone: de groep van EU-landen die een gecoördineerde economische, financiële functie en monetaire politiek voeren. Europese Centrale Bank is aan het hoofd.
  • EU is een supranationale organisatie: de aangesloten landen hebben hun bevoegdheden grotendeels overgedragen aan de EU.
  • Soms ook intergouvernementeel: besluiten alleen genomen kunnen worden met instemming van alle afzonderlijke landen.
  • Bestuur EU:
    • Europese commissie:
      • Dagelijks bestuur van de EU. Iedere lidstaat levert één commissaris. Voorstellen voor Europese wet- en regelgeving.
    • Raad van de EU
      • Raad van ministers, één vertegenwoordiger. Zwaarte van de stem hangt af van bevolkingsaantal land. Wetgevende macht.
    • Europese Raad
      • Alle regeringsleiders. Stelt hoofdlijnen van het politieke beleid vast.
    • Europees parlement
      • 736 vertegenwoordigers die alle burgers vertegenwoordigen (2e kamerachtig). Geen wetgevende macht, dus democratisch tekort.
    • Hof van Justitie van de EU
      • De rechtsprekende macht van de EU.
  • Verenigde naties:
    • Secretaris-generaal: geeft leiding aan de VN, voorzitter van Algemene Vergadering.
    • Algemene vergadering: bijeenkomst van alle VN-leden die bij meerderheidsbesluit resoluties en verklaringen kan aannemen.
      • Resoluties zijn uitspraken waarin het gedrag van een land wordt veroordeeld.
      • In een verklaring stellen de VN basisprincipes op die essentieel zijn voor internationale samenwerking.
    • Veiligheidsraad
      • Zorgt voor internationale veiligheid en vrede. Bestaat uit 15 landen, waarvan 5 permanent (VS, Rusland, China, Frankrijk, Engeland). Deze 5 hebben vetorecht, het recht om de uitvoering van een resolutie te verbieden.

REACTIES

A.

A.

Gewoon een goede samenvatting, bedankt??

6 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.