Module 1: Hoofdstuk 1 en 2

Beoordeling 1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 916 woorden
  • 10 februari 2009
  • 1 keer beoordeeld
Cijfer 1
1 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Hoofdstuk 1
Onze samenleving verandert. Informatiestromen breiden zich verder uit en veranderen ons denken en doen.
Wij verzamelen gegevens. Informatie die je voor maatschappijleer nodig hebt, bestaat uit nieuws en kennis.
Wat is nieuws?:
1. Actualiteit
2. Uitzonderlijkheid
3. Samenhang
4. Voorkennis
Informatie wordt steeds belangrijker. Kennis en inzicht nemen toe in een versneld tempo.
De zender wil een boodschap overbrengen aan een ontvanger. Daarvoor selecteert hij informatie. Via een kanaal komt die bij de ontvanger terecht. Deze ontvanger kiest een deel van de boodschap en wordt de zender. Bij dit doorgeven van informatie kunnen gegevens veranderen en verloren gaan.
Wat jij bedoelt en zegt, en wat de ander begrijpt, is dikwijls verschillend. Om dat uit te drukken, gebruiken we het woord ‘ruis’.

We hebben anderen nodig. Bepaalde groepen hebben veel invloed op ons gedrag. We noemen deze ‘referentiegroepen’. Het gezin waarin je leeft en je familie zijn een belangrijke referentiegroep voor jou. Een referentiegroep verwijst naar personen die belangrijk voor je zijn. Een kind wordt geboren en opgenomen in een gezin en in een samenleving. Het leert van anderen en maakt zich een cultuur eigen. Alles wat je ervaren en geleerd hebt vormen samen je referentiekader. Het socialisatieproces is het leer- en ervaringsproces waardoor iemand zich een cultuur eigenmaakt.
Directe communicatie is praten met iemand.
Indirecte communicatie is gebruiken maken van een hulpmiddel: tijdschrift, tv, krant.
Meerzijdige communicatie is als de ontvanger en zender over elkaar beïnvloeden.
Bij non-verbale communicatie: lichaamshouding, sieraden, gebaren.
Met medium bedoelen we een hulpmiddel om iets over te brengen. Sommige media bereiken duizenden of zelfs miljoenen mensen. Er is dan spraken van massacommunicatie. Deze heeft invloed op ons allemaal.
Gedrukte media zoals dagbladen en tijdschriften noemen we ‘pers’. Met ‘omroep’ bedoelen we radio en televisie.
Een krant kan een politieke of goddienstige achtergrond hebben, ook kan een krant zich richten op mensen met een lage opleiding.
Opiniebladen verschijnen wekelijks. Zij belichten onder meer de achtergronden van het nieuws en zij geven meningen.
Massamedia kunnen veel invloed hebben. Daarom bemoeit de Nederlandse overheid zich met de organisatie van de radio- en tv-omroepen.
Er zijn omroepverenigingen en omroepinstellingen. Een voorbeeld van een omroepinstelling is de STER. Ook een bepaalde groepering, bijvoorbeeld een politieke partij, kan toestemming krijgen om uit te zenden. We spreken dan van een ‘kleine zendgemachtigde’.
Massamedia hebben betekenis voor mensen en voor samenleving. Zij informeren of amuseren hen bijvoorbeeld. Zij zorgen voor een cultuuroverdracht en verzorgen informatie die bijvoorbeeld belangrijk is om een sterke democratie te behouden.

Massamedia werken voor een markt, werken doorgaans met eenzijdige communicatie en maken gebruik van persbureaus. Soms heeft dat nadelen.
Voor politici zijn de massamedia belangrijk.

Hoofdstuk 2
Nederland heeft een eigen cultuur. Kenmerken zijn bijvoorbeeld: Nederland is een handelsland en Nederland is multicultureel.
Een cultuur komt tot uitdrukking in waarden, normen en tradities. Waarden leiden tot normen. Waarden en normen maakt men zich door socialisatie. Nederland heeft een multiculturele traditie.
Een cultuur is een beschaving met kenmerkende waarden, normen en tradities.
Waarden zijn beginselen ofwel gemeenschappelijke ideeën binnen een maatschappij of groepering.
Waarden leiden tot normen. Een norm is wat men normaal vindt in een samenleving.
Waarden en normen leggen de maatschappij vast en veranderen de samenleving.
De dominante cultuur is de cultuur van de meerderheid. Daarnaast zijn er vele en sterk verschillende subculturen.
Een stereotype is een karakterisering en wordt vaak gebruikt in grapjes. Vooroordelen bevatten vaak stereotypes. Een vooroordeel is een ondoordacht oordeel. Vooroordelen kunnen leiden tot discriminatie.
Vooroordelen kunnen gevaarlijk zijn:

- ze doen onrecht aan mensen.
- ze plaatsen mensen in een isolement
- ze kunnen leiden tot agressie
- ze kunnen leiden tot discriminatie
- ze kunnen leiden tot self-fulfilling prophecies. Daarmee bedoelen we: het vooroordeel maakt zichzelf waar.
Media selecteren voor ons informatie en amusement. Daarbij hanteren ze diverse criteria:
- uitzonderlijk zijn
- gevolgen hebben voor grotere groepen mensen
- van belang zijn voor de specifieke doelgroep van het nieuwsmedium
- actueel zijn
- continuïteitswaarde hebben.
- bij voorkeur ondubbelzinnig zijn en eenvoudig uit te leggen aan het publiek
Een goed gekozen voorbeeld is representatief voor een verschijnsel. Informatie die ter zake doet, noemen we ‘valide’.
Media selecteren eerst en presenteren vervolgens informatie, educatie en amusement.
Bij nieuwsselectie valt vaak de nadruk op spectaculaire, negatieve en persoonlijke gebeurtenissen. Bij goed nieuws worden de feiten duidelijk gescheiden van een eventuele mening over die feiten.

Er zijn vele theorieën over de invloed van de massamedia, met name de tv, een voorbeeld is de opvatting dat massamedia mensen direct in hun gedrag beïnvloeden. Nog een voorbeeld is de theorie die stelt dat de invloed van opinieleiders groot is.
Een bepaalde theorie wijst op het gevaar dat mensen meer in de schijnwereld van de televisie kunnen leven dan in de echte wereld. Zij benadrukt het gelijksoortige karakter van amuserende informatie en amusement. Weer een andere theorie benadrukt dat de selectie die de media maken, bepaalt waar de mensen wel of niet over nadenken. Tot slot noemen we een theorie die het karakter van de media benadrukt. Het ontstaan van de televisie heeft er, volgens de theorie, toe geleid dat mensen minder met elkaar spreken.
Massamedia kunnen gebruik maken van manipulatie. Bij manipulatie worden gegevens weggelaten of in een andere volgorde weergegeven. Ook indoctrinatie is mogelijk. Daarbij wordt een bepaalde opinie voorgesteld als de enig aanvaardbare mening.
Tot ongeveer 1960 was Nederland sterk verzuild. In die tijd ontstonden vele dagbladen en omroepen met als basis een geloof of een politieke overtuiging. Ook op andere terreinen was de maatschappij verzuild. Binnen iedere zuil leefden mensen als het ware hun eigen (groeps)leven.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.