Hoofdstuk 1 Tm 5 en 7+8
1. Arbeid = Alle bezigheden die economisch nut opleveren voor de: - Verrichter - Naaste omgeving - De samenleving als geheel
1.2
Materiele functie: - Het verdienen van een inkomen en voor eigen levensonderhoud kunnen zorgen en dat van het gezin.
Immateriële functies: - De mogelijkheid van zelfontplooiing - Ontwikkelen van het zelfrespect - Opdoen van sociale contacten - Verkrijgen van maatschappelijk aanzien: Sociale Status.
1.3
- Primaire arbeidsvoorwaarden = Loon en arbeidstijden.
- Secundaire arbeidsvoorwaarden = Extra voordeeltjes zoals een verzekering of een auto van de zaak.
- De arbeidsinhoud = Om was voor soort werk gaat het? Is er sprake van vervreemding? Vervreemding is dat de medewerker nooit het eindproduct ziet, het werk is dusdanig opgedeeld dat iedereen wat doet. Zo kan een stoel wel door 100 verschillende mensen zijn bewerkt.
2. Arbeid door de geschiedenis heen.
- Plato: Afschuw tegen betaalde arbeid. Arbeid was voor vreemdelingen en slaven. (de oude Grieken, voor Chr.) - Aristoteles: Arbeid verlaagde de mens. Door het werk werd de mens van de deugden afgehouden. Zoals de deugd vrijheid. (De oude Grieken, voor Chr.)
In de Middeleeuwen was arbeid nog steeds iets minderwaardigs. Alleen de onderlaag van het volk werkte. Loonarbeid was het verkopen van arbeid in ruil voor loon, dit werd zo laag gevonden, je behoorde dan tot de slavenrang.
- Thomas van Aquino: Hij vond dat arbeid een middel was voor het werken aan een Christelijke samenleving. - Luther: Iedereen was door God opgeroepen te werken. Geloof gerealiseerd in de arbeid. Luther was fel tegen zwervers en bedelaars. - Calvijn: Arbeid was een instrument van God om eer te bewijzen.
Na de Middeleeuwen:
- Thomas More: Hij schreef het boek Utopia. Hierin stond dat de uitbuiting van de lagere klassen moest ophouden. Iedereen moet evenveel werken. Luxe artikelen die voor de rijken worden gemaakt door de armen, zouden eigenlijk niet meer mogen bestaan. Thomas More was de voorlopen van het socialisme. - Claude Henri: arbeid is de bron van alle deugden. Mensen die niet werkten waren niets. - Karl Marx: arbeid is een wezenlijke activiteit voor de mens en de samenleving. Hier ontstonden communistische en socialistische stromingen.
Arbeidsethos: Waardering van het werk. Christenen zagen arbeid als een plicht.
3.
De direct betrokkenen bij de arbeid zijn: - De werknemers - De werkgevers - De overheid. Deze 3 samen zijn de Sociale Partners.
Belangen: - Arbeidsvoorwaarden = inkomen, werktijden. - Arbeidsinhoud = Duidelijke functieomschrijving. - Arbeidsverhoudingen = Reëel medezeggenschap. - Arbeidsomstandigheden = aangenaam werk. - Algemene belangen = sociale zekerheid.
Vakbonden:
Een vakbond is een belangenorganisatie van werknemers in bepaalde bedrijfstakken of een beroep.
- NVV = Nederlands Verbond van Vakverenigingen - KAB = Katholieke Arbeidsbeweging - CNV = Christelijk Nationaal Vakverbond
Vakbonden zijn aangesloten bij vakcentrales. Een vakcentrale = een overkoepelende organisatie die het beleid van afzonderlijke aangesloten vakbonden probeert te coördineren.
Nederland heeft 2 grote Vakcentrales: - FNV - CNV
Bij de FNV zijn onder meer aangesloten: - ABVA/KABO ( ambternaren) - ABOP(onderwijsgevenden)
Bij de CNV zijn onder meer aangesloten: - KOV ( onderwijsgevenden)
Naast deze 2 grote vakcentrales is er ook nog ene kleinere, het MHP. Vakcentrale voor Middelbaar en Hoger Personeel.
De middelen van een vakbond: - Overleg en onderhandelingen - De lobby - Gerechtelijke procedure - Prikactie - Staking - Bedrijfsbezetting
Onder overleg en onderhandelingen valt: CAO’s. Afspraken over lonen en arbeidsvoorwaarden.
Er zijn 2 belangrijke overleg organen waar vertegenwoordigers van de werknemer en de werkgevers elkaar vaak tegenkomen: - Stichting van de Arbeid - Sociaal-economische Raad (SER).
De stichting van de arbeid is het oudste overlegorgaan. Hier probeerde men te komen tot een centraal akkoord. Een centraal akkoord = Een verzameling afspraken die voor alle bedrijven in Nederland zouden moeten gelden. Nu er al jaren niet meer een centraal akkoord is gemaakt, verliest de Stichting van de Arbeid snel haar betekenis als overlegorgaan.
De SER is een officieel erkend adviesorgaan van de regering.
Bij overleg ligt Harmoniedenken aan de grondslag. Overleggen met werkgevers en werknemers in harmonie. Tegenwoordig verandert het overleggen snel en er wordt niet meer op basis van gemeenschappelijk belang onderhandeld maar op basis van zaken doen. Dit heet transactiedenken. Het ‘voort-wat-hoort-wat’ ligt hier ten grondslag.
Overleg en onderhandelingen leiden niet altijd naar de gewenste resultaten. Dan ontstaat er een conflict. Dit conflictdenken gaat ervan uit dat werknemers en werkgevers tegengestelde belangen hebben. Er ontstaat een protest.
Soorten protesten: - Stiptheidsacties: het nauwgezet uitvoeren van de opdracht zodat er grote vertragingen ontstaan. - Prikacties: Kortstondig het werk onderbreken. - Stakingen: Deze zijn als volgt toegestaan: - Ze moeten georganiseerd zijn door een vakbond. - Alle wettelijke middelen moeten zijn gehandhaafd. - De gevolgen mogen niet onevenredig groot zijn.
Wanprestatie = Een werknemer heeft deelgenomen aan een onwettige staking.
Bedrijfsbezetting = Stakers houden het bedrijf bezet, werkwillige mensen en directieleden kunnen het gebouw niet in.
4. Vrije marktprincipe Vrijemarktprincipe = De staat bemoeit zich zo weinig mogelijk met bedrijven.
De belangen van de werkgever hangen nauw samen met: - Winst voor het voortbestaan van het bedrijf. - Lage bedrijfskosten. - Werkwillige en bekwame werknemers. - Lage belasting. - Geringe concurrentie.
Bij een werkgeversorganisatie is niet een persoon lid. De hele organisatie is lid. Die betaalt ook de contributie.
De 2 grootste werkgeversorganisaties zijn: - VNO – Verbond van Nederlandse Ondernemingen. - NCW – Nederlands Christelijk Werkgeversbond.
Instrumenten van de werkgevers om voor hun belangen op te komen: - Overleg en onderhandelingen - Investeringen - Het ontslag - Vestigingsbeleid - De lobby - Gerechtelijke procedure
Of de belangenbehartiging van de werkgevers succesvol is hangt af van: - De mate van organisatie en eensgezindheid van de werkgevers. - Het politieke klimaat. - De economische structuur. - De economische conjunctuur.
5. De overheid.
Er zijn 3 manieren waarbij de overheid bij het sociaal-economisch proces is betrokken: - De overheid is zelf werkgever - De overheid maker van plannen en bedenken van initiatieven - De overheid is overlegpartner van werkgevers en werknemers.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden