Mens en werk, H1 t/m 6

Beoordeling 7.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 2376 woorden
  • 14 februari 2003
  • 44 keer beoordeeld
Cijfer 7.3
44 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak

SAMENVATTING MAATSCHAPPIJLEER MENS EN WERK

SAMENVATTING MAATSCHAPPIJLEER MENS EN WERK
Hoofdstuk 1

Werk: elke lichamelijke of geestelijke inspanning die wordt verricht met de bedoeling iets tot stand te brengen.

Betaalde arbeid: er wordt altijd iets voor anderen geproduceerd of verricht en dat de ander betaalt daarvoor.

Onbetaalde arbeid: werken zonder ervoor betaald te krijgen. Zoals huisvrouw/man of vrijwilligers werk.

Functie: ieder objectief waarneembaar effect of gevolg van menselijke activiteiten, hetzij met betrekking tot de samenleving als geheel.

Functies van de arbeid: de gevolgen voor de individuele mens van het hebben van werk.

Belangrijkste materiele functie: het verdienen van een inkomen en het kunnen voorzien in het eigen levensonderhoud en in dat van het gezin.

Belangrijkste immateriele functies: - mogelijkheid tot verdere zelfontplooing

ontwikkeling van zelfrespect, vergroten van gevoel van eigenwaarde

het opdoen van sociale contacten
het verkrijgen van maatschappelijk aanzien

Sociale status: het maatschappelijk aanzien

Sociale positie: de plaats die iemand inneemt binnen de sociale structuur.

Maatschappelijke waardering voor de verschillende soorten werk is onder ander afhankelijk van:

- het onderscheid in hoofd- en handarbeid
- de verantwoordelijkheid die het werk vereist
- de afwisseling die het werk biedt
- de mogelijkheden tot ontplooing
- de mogelijkheden tot het opdoen van sociale contacten
- het inkomen
- de macht die tijdens de baan kan worden uitgeoefend.
- de sociale positie en de daardoor bepaalde status die samenhangen met de baan
- de wet van vraag en aanbod (kun je moeilijk mensen krijgen voor beroep,stijgt het in aanzien)
- de traditie (bv pastoor verdiende weinig maar mensen keken wel naar hem op)
Primaire arbeidsvoorwaarden: het loon en de arbeidstijd die daarvoor moet worden geleverd.

Secundaire arbeidsvoorwaarden: de extra voordeeltjes die tussen de werknemer en gever afgesproken kunnen worden.

Arbeidsinhoud: om wat voor soort werk gaat het

Vervreemding: wat een bepaald iemand aan een product veranderd, kan hij later niet meer `herkennen`, vroeger maakte 1 en dezelfde persoon het hele product.

Arbeidsverhoudingen: werk je in een hierarchische structuur of is iedereen `gelijk'?

Arbeidsomstandigheden: De fysieke en psychiatrische eisen die aan de werknemer worden gesteld.

Arbeidsorganisatie: manier waarop de verdeling van de arbeid over de verschillende mensen in een bedrijf is georganiseerd.

Hoofdstuk 2

Loonarbeid: het verkopen van arbeid in ruil voor een loon, waarbij de arbeider zelf de zeggenschap over de arbeid verliest.

Arbeidsethos: de waardering van het werk

Basisinkomen: een minimum loon voor iedereen.

Er mag geen dwang zijn om te werken omdat: - Er is niet voldoende werk dus kun je niet dwingen

- Er zijn mensen die zich in hun werksituatie niet
gelukkig voelen, kunnen zich niet ontplooien.
-Iedereen moet de kans hebben om zelf in zijn levensonderhoud te voorzien, dus moet iedereen kunnnen werken.
- Als je vind dat werken een plicht is, moet je ieder de kans geven om deze plicht te vervullen
- Als je vindt dat arbeid adelt, dat je als mens van werken beter word, dat de arbeid een dimensie toevoegt aan het mens-zijn, dan moet iedereen kunnen werken. Ieder is immers gelijk!
Kortom: werken is een recht.
Hoofdstuk 3

De mensen verdeeld over 3 groepen:

- de werknemers, vaak georganiseerd in en vertegenwoordigd door vakbonden
- de werkgevers, vaak georganiseerd in en vertegenwoordigd door werkgeversorganisaties.
- de overheid
Deze 3 groepen noemen we samen de sociale partners, zij bepalen het sociaal-economisch klimaat in ons land.
Belangen werknemers:
-Arbeidsvoorwaarden: een goed inkomen en gunstige werktijden
- Arbeidsinhoud: duidelijke functie omschrijving en goede arbeidsdeling
-Arbeidsverhoudingen: reele medezeggenschap
- Arbeidsomstandigheden: aangenaam, veilig, gezond werk enz. Fysiek en psychisch
- Algemene belangen: sociale zekerheid, inkomen in geval van ziekte, ontslagrecht enz. het overleg en de onderhandelingen, de lobby, gerechtelijke procedures, prikactie, staking, bedrijfsbezetting

Vakbond: een belangenorganisatie van werknemers in een bepaalde bedrijfstak of van werknemers met een bepaald beroep

Vakcentrale: een overkoepelende organisatie die probeert het beleid van de afzonderlijke aangesloten bonden te coördineren.

CAO: Collectieve ArbeidsOvereenkomst, regelingen waarin afspraken over lonen en andere arbeidsvoorwaarden zijn vastgelegd tussen de werknemer- en gever.

Twee belangrijke overlegorganen zijn de Stichting van de Arbeid en de Sociaal-Economische Raad

Centraal akkoord: verzameling afspraken die voor alle bedrijven in ons land zouden moeten gelden.

Harmonie denken: hierbij word de nadruk gelegd op de gemeenschappelijke belangen van de werknemers en de werkgevers. Wordt vaak gehandeld in overleg.

Transactie denken: het word steeds meer op het gebied van zaken doen uitgevochten dus het `voor wat, hoort wat' gebeuren. Zakelijke benadering.

Conflict denken: hier wordt er vanuit gegaan dat de werkgevers en de werknemers tegengestelde belangen hebben. De werknemers moeten voor hun recht opkomen omdat de werkgevers sterker staan.

Stiptheidsacties: de werknemers vervullen hun taak precies volgens de regels zodat er vertragingen zullen ontstaan (douane onderzoekt bv elke auto grondig)

Prikacties: de werknemers onderbreken kortstondig het werk

Stakingen: de werknemers leggen het werk neer.

Jurisprudentie: uitspraken van een rechters; een `lagere' rechter neemt daarbij de uitspraken van een `hogere' rechter over als wet; de uitspraken van de Hoge Raad zijn daardoor erg belangrijk)

Rechter zal een staking toetsen aan de volgende eisen:

- Staking moet georganiseerd zijn door een vakbond, andere stakingen zijn zonder meer verboden
- De vakbonden moeten alle wettelijke middelen (bv onderhandelen) hebben aangewend
- Gevolgenen van de staking mogen niet onevenredig groot zijn in verhouding tot het doel van de staking.

Wanprestatie: een werknemer die deelneemt aan een onwettige (een door de rechter verboden) staking.

Bedrijfsbezettingen: het bedrijf word dan door de stakers bezet, zodat werkwillige deelnemers en directieleden niet naar binnenkunnen.

Mate van succes bij het behartigen van de werknemersbelangen door de organisaties hangt af van de verschillende factoren:

- Het functioneren van de vakbonden zelf
- Het politieke klimaat
- De economische structuur van het land.
- De economische conjunctuur

Ondernemingsraden: elk bedrijf met meer dan 35 werknemers is verplicht om een ondernemingsraad in te stellen. Hierin zitten de gekozen vertegenwoordigers van de werknemers in een bedrijf. Zij hebben tot taak overleg te plegen met besturen van ondernemingen.

Ondernemingsraden mogen onder meer meepraten over:

- Overdracht van de zeggenschap over de onderneming en het aangaan of verbreken van duurzame samenwerking met andere ondernemingen.
- Belangrijke inkrimping, uitbreiding of wijzigingen in de werkzaamheden van een onderneming
- Belangrijke wijziging in de organisatie van de onderneming, van de bevoegdheidsverdeling binnen de onderneming of van de plaats waar de onderneming haar werkzaamheden uitoefent
- Het doen van grote investeringen of het aantrekken van belangrijke kredieten.
Hoofdstuk 4

Vrijemarktprincipe: de staat bemoeit zich zo min mogelijk met de bedrijven. Bedrijven moeten

Zo winst maken om te kunnen blijven bestaan.

Belangen van bedrijf hangen nauw samen met:
- continuering van het bedrijf. Bedrijf moet rendabel blijven.
- lage bedrijfskosten.
- werkwillige, bekwame en geschoolde werknemers.
- lage belastingen
- geringe concurrentie
Voorbeeld van werkgeversorganisaties: het Verbond van Nederlandse Ondernemingen (VNO), Het Nederlands Christelijk Werkgeversverbond (NCW) (grote) en kleinere zijn: KNBTB, NCBTB en het koninklijk Nederlands landbouwcommite. MKB Nederland.
Middelen van werkgevers om voor hun belangen op te komen:
- overleg en onderhandeling
- het doen/nalaten van investeringen
- het ontslag
- het vestigingsbeleid
- de lobby
- de gerechtelijke procedure
Of de belangenbehartigingen van de werkgevers succesvol is hangt samen met factoren als:
- de mate van organisatie en eensgezindheid van de werkgevers
- het politieke klimaat
- de economische structuur
- de economische conjunctuur
Hoofdstuk 5

We kunnen drie manieren onderscheiden waarop de overheid bij het sociaal-economisch proces is betrokken: - de overheid is zelf werkgever

- de overheid is regelgever en de initiator(=maker van plannen en bedenker van initiatieven)
- de overheid is overlegpartner van de werknemers en werkgevers.
Belangrijke terreinen waarop de overheid in een of meer van haar drie rollen actief is:
- het werkgelegenheidsbeleid
- de arbeidsomstandigheden
- de arbeidsvoorwaarden
- de sociale wetgeving
- het emancipatiebeleid

Openbaar bestuur: het besturen van het land, de provincies en de gemeenten

Kerntaken: taken die alleen door de overheid kunnen worden verricht.

Ambtenaren: de werknemers bij de overheid

Trendvolgers: de mensen die werken in organisaties die grotendeels door de overheid worden gesubsidieerd.

Wanneer de overheid doelen stelt op sociaal-economisch terrein, zal ze een beroep moeten doen op de sociale partners en het zal afhangen van: de wetgeving en regelgeving, de schatkist, internationale verhoudingen en de economische conjunctuur.

Iedere werknemer in Nederland heeft recht op:
- AKW- kinderbijslagwet
- ZW- ziektewet
- AAW- Arbeidsongeschiktheids wet
- WAO- we op arbeidsongeschiktheid verzekering
- ABW- algemene bijstandswet
Democratisering: het streven naar een situatie waarin de zeggenschap over de productie en arbeidsomstandigheden zo gelijk mogelijk verdeeld is onder alle betrokkenen.
Wet op Ondernemingsraden (WOR). Belangrijke elementen hiervan zijn:
-e ondernemingsraad moet een overlegorgaan zijn waarin werknemers voor hun belangen in het
bedrijf kunnen opkomen.
- de ondernemingsraad moet medeverantwoordelijk zijn voor het functioneren van de onderneming
Sociale zekerheidsstelsel: de garantie voor bestaanszekerheid is verder uitgewerkt in een groot aantal
Wetgevingen: de sociale verzekeringen en voorzieningen.
Economische zelfstandigheid: het gegeven dat de vrouw niet meer afhankelijk is van het inkomen van haar echtgenoot, maar zelf een inkomen verdient, waardoor ze zichzelf financieel kan bedruipen.
HOOFDSTUK 6

3 economische systemen: vrijemarkteconomie, centraal geleide planeconomie en de gemengde economie.

Vrijemarkteconomie: ook wel kapitalistische ec. genoemd. Overheid houdt zich zoveel mogelijk afzijdig in het economische proces. Wet van vraag en aanbod bepaalt welke prijs voor een product moet worden betaald. Vrije markt corrigeert uiteindelijk vaak de schaarste.

Voordelen ervan zijn: - grote keuzevrijheid van producenten en consumenten

- weinig bureaucratie
- wanneer er grote concurrentie is, worden vraag en aanbod op elkaar
afgestemd.
Nadelen zijn: - Het feit dat er geproduceerd word waar vraag naar is, kan nadelige gevolgen
hebben voor bv het milieu
- De zwakkeren in de samenleving kunnen op de vrije markt hun behoeften
makkelijker bevredigen

Centraal geleide planeconomie: overheid heeft een grote rol in het ec proces. Leidt het door te bepalen welke behoeften het eerst bevredigd moeten worden en tegen welke prijs dat moet gebeuren. Overheid bepaalt wie wat moet doen, iedereen heeft dus werk. Overheid bepaalt ook wie welke opleiding kan volgen.

Voor: - Omdat overheid plannen maakt, kan sociaal-economische ongelijkheid worden

voorkomen. Niet meer wet van vr en aanbod bepaalt immers wat er geproduceerd

gaat worden, of wie voor welk salaris zal gaan werken.

- Om dezelfde redenen kunnen productie en consumptie op elkaar worden afgestemd.

- werkloosheid kan effectiever worden bestreden doordat de overheid alle regelme-

chanismen in handen heeft.
Tegen: - Er zal veel bureaucratie zijn. Overheid bemoeit zich immers overal mee. Veel
ambtenaren nodig.
- De planners zullen erg machtig zijn. Zij bepalen immers wat er goed is voor het volk
en wat door het volk mag worden aangeschaft.
ZIE OOK SCHEMA IN BOEK

Gemengde economie: is een tussenvorm. Invloed overheid groter dan in vrijemarkt en kleiner dan in centraal geleide plan. Productie van goederen geschied door particuliere bedrijven. Prijs wordt bepaald door wet van vraag en aanbod. Overheid neemt verantwoordelijkheid op gebieden van: werkgelegenheid, inkomensverdeling, sociale zekerheid, collectieve welvaartvoorzieningen enz.

Voordelen: - Hoewel er een vrije ondernemingswijze productie is, is er toch sociale zekerheid

voor iedereen.
- Er is geen centrale ideologie die voor iedereen moet gelden
Tegen: - De hoge kosten. Een sociaal zekerheidsstelsel kost geen geld dat moet worden
verdiend door de bedrijven en de werknemers.
- De overheid speelt een grote rol. Dat gaat ten koste van het eigen initiatief.

Liberalisme: gaat er van uit dat de mens zichzelf zoveel mogelijk in vrijheid moet kunnen ontplooien. Overheid moet zich daarom onthouden van bemoeienis met het sociaal-economisch gebeuren.

Rationalistisch individualisme: Opkomen voor het eigenbelang dient, in het belang van het individu zelf met rede te gebeuren. Het eigenbelang kan niet zover worden doorgevoerd omdat het belang van anderen zo uit het oog verloren word en daarmee het eigenbelang uiteindelijk ook niet is gediend.

Liberalen trekken deze algemene conclusies ten aanzien van de sociaal-economische politiek:

- Markteconomie moet blijven bestaan, evenals het systeem van vrije ondernemingswijze
productie.
- Concurrentie, zowel in productie als op de arbeidsmarkt is een absolute voorwaarde.
- De rol van de overheid moet zoveel mogelijk worden teruggedrongen.
Ideeen van de VVD zijn geïnspireerd door de liberale visie. Zij benadrukt zaken als:

Deregulering. Overbodige regels moeten worden afgeschaft, ingewikkelde regels moeten eenvoudiger worden gemaakt.

Decentralisatie van de centrale overheidstaken. De centrale overheid krijgt daardoor mindermacht. De burger kan zijn zaken gemakkelijker regelen met een lagere overheid.

Meer ruimte voor het particulier initiatief. Deze ruimte kan ondernemer verkregen worden door privatisering. De overheid hevelt dan taken over naar particuliere ondernemingen.

Socialisme: In een samenleving zijn niet alle mensen even machtig.

Historisch materialisme: houdt in dat het verloop van de gs bepaald word door de productiekrachten en de productieverhoudingen.

Klassenstrijd: geschiedenis van iedere maatschappij

Ideeen van de sociaal-democraten:

Gelijke verspreiding van kennis, inkomen en macht dus gelijkwaardigheid van de mens.
Overheid moet ieder individu bestaanszekerheid en een redelijk levenspeil garanderen.
In het economische proces moeten zowel de overheid als de markt een belangrijke rol spelen.
Overheidsplanning dient de nadelen van de markteconomie op te heffen.
PvdA heeft duidelijke sociaal-democratische ideeen overgenomen.
Spreiding van kennis, inkomen en macht
Meer planning op sociaal-economisch gebied
Selectieve groei. Niet ongeremd produceren
Democratisering van allerlei instanties en bedrijven en, daarmee samenhangend, decentralisatie.

Christen-democratie: gaat uit van een gemengde economie.

Organische maatschappij: hierin is de samenleving niet opgebouwd uit individuen, maar uit gemeenschappen, die onderling met elkaar verbonden zijn, maar die wel elk een eigen functie hebben.

Subsidiariteitsbeginsel: zaken die door lagere organen kunnen worden geregeld, moeten niet door hogere organen worden overgenomen. Bv: katholieken vinden dat ze zelf hun zuigelingen zorg kunnen regelen en pas als het niet lukt neemt de overheid het over.

Soevereiniteit in eigen kring: staat, kerk, school, familie- en bedrijfsleven zijn afzonderlijke sferen of kringen, elk met een eigen gezag of soevereiniteit.

Uitganspunten van christen democraten:
het principe van gespreide verantwoordelijkheid.

Het principe van het rentmeesterschap

- gerechtigheid

- solidariteit
-Georienteerde markteconomie. De meeste verantwoordelijkheid ligt bij het bedrijfsleven, maar de staat mag in het bedrijfsleven, maar de staat mag in noodgevallen ingrijpen.
CDA heeft de opvattingen van de organische maatschappij overgenomen.

Economische visie:

- Economie moet niet meer verder groeien om zo uitputting van de grondstoffenvoorraden te voorkomen en de vervuiling tegen te gaan (economie van het genoeg).

Kleinschaligheid. Er moet kleinschaliger geproduceerd worden omdat dat milieuvriendelijker is en werkgelegenheid schept. Er moet kringloopeconomie komen, waarin zoveel mogelijk gebruik word gemaakt van stoffen die na gebruik opnieuw verwerkt kunnen worden.

Voorbeeld van een ecologische partij is Groen Links.

REACTIES

S.

S.

Ik heb je verslag maatschappijleer gezien en ik wou vragen of het thema's maatschapijleer is.

22 jaar geleden

L.

L.

wat een goede samenvatingen kan jij maken. jij bent echt de beste samenvattingenmaker die ik ken. ik heb ook nog een samenvatting nodig voor: GS een eeuw compleet H 1,2
ANW scala, H2 biosfeer.
groet Lampie

19 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.