MAATSCHAPPIJLEER - MEDIA EN COMMUNICATIE
Communictio: verbinding hebben
Communicatie: het proces waarbij n zender bedoeld/onbedoeld n boodschap overbrengt aan n ontvanger
Medium: waarlangs de boodschap verstuurd wordt (bv. Tv, kleding, gebaren, sproken of geschreven.
Feedback/terugkoppeling: als de ontvanger van de boodschap reageert
Encoderen: de zender verpakt de boodschap in een bepaalde vorm of code
Decoderen: de ontvanger vertaalt en interpreteert de verzonden informatie (uitpakken)
Vb: telefoongesprek: de zender encodeert het gesproken woord in elektrische signalen . deze worden dmv een kabel (medium) verstuurd. De ontvangende telefoon decodeert deze elektrische trillingen tot klanken
Vb mensen: encoderen is dan bv de woordkeuze van iemand om bepaalde gedachten of gevoelens uit te drukken. Bij het decoderen vertaalt de ontvanger deze woorden in zijn eigen denkwereld.
- Ruis: de reden voor veel misverstanden en communicatiestoornissen. Zender en ontvanger boodschappen komen vanuit verschillende referentiekaders.
- Sociaal aspect: Sociaal wezen: de mens heeft anderen nodig. t is onmogelijk om niet te communiceren.
- Economisch aspect: NL is n informatiemaatschappij geworden informatie wordt als een product getransporteerd en geproduceerd. In de informatiesector vallen o.a: telecommunicatiebedrijven, internetproviders, softwareproducenten, uitgevers, persbureaus, kabelexploitanten, televisiezenders etc.
SOORTEN COMMUNICATIE
- directe communicatie: face-to-face ; met feeback. Indirecte communicatie niet
- eenrichtingsverkeer: eenzijdige communicatie: bv tv, kranten, films etc. meerzijdige communicatie; de deelnemers zijn zowel zender als ontvanger; geen feedback
- verbale en non-verbale communicatie. Verbaal : met woorden; geschreven en gesproken. Non-verbale communicatie: informatie overgebracht via o.a symbolen, tekeningen en lichaamstaal
- interpersoonlijke communicatie en massacommunicatie: interpersoonlijke communicatie: informatie uitwisselen tussen n klein aantal personen bv n vergadering. Er is directe verbale en/of non-verbale feedback. bij massacommunicatie is de informatie voor n groot, heterogeen, relatief onbekend publiek; weinig feed-back mogelijkheden. Massacommunicatie vindt plaats dmv massamedia
MASSAMEDIA
Massamedia: de dragers van openbare boodschappen. Invloed v massamedia is enorm toegenomen (films, aanplakbiljetten, radio, televisie, boeken, websites, kranten) iedereen kan aan deze informatie komen
Massamedia maatschappelijke kenmerken:
- de informatie die ze overbrengen is voor een groot anoniem publiek
- de informatie is voor iedereen penbaar en toegankelijk
- relatie verzender en ontvanger in onpersoonlijk
- communicaties is meestal eenzijdig
- ontvanger kan meestal indirect en achteraf reageren; weinig feed-back en zenders kunnen niet controleren of de boodschap wordt begrepen
SOORTEN INFORMATIE
- amusement: ruim 50% van t programma aanbod is amusement; quiz/show’s. commerciële zenders meer dan 80%; Donald Duck, James Bond, n cd gaat om amusementsboodschappen
- nieuws: kranten bevatten veel nieuws; journaal, actualiteitenprog op radio/tv. Ook op internet
- reclame: reclameboodschappen hebben 2 doelen: mensen wijzen op nieuwe/goedkope producten en naamsbekendheid van een merk of bedrijf vergroten.
- Meningsvorming: talkshows, documentaires, ingezonden brieven in kranten, discussiegroepen. hierdoor vormen we een mening
- Kunst: toneel, concert, festival (pinkpop) radio3 en radio4 richting zich vooral op cultuur
- Educatie en onderwijs: Teleac, schooltv, school en studieboeken, encyclopedieën en musea.
Verschillende soorten informatie lopen door elkaar bv. n oorlogsfilm: t is bedoelt als amusement maar ook educatief. Bovendien kan n film mensen stimuleren tot meningvorming.
***NIEUWS: recente feiten die nog onbekend zijn bij het grote publiek. Kennis is informatie die al bekend is (wiskunde, ene taal economie) informatie omvat kennis en nieuws. Kennis en nieuws zijn subjectieve begrippen: niet iedereen heeft dezelfde kennis en wat voor de 1 nieuws is, is voor de ander bekend.
Door de snelle ontwikkeling veroudert kennis snel. Als je wilt bijblijven in je vak moet je vaak bijscholen.
Doordat er veel informatie aanbod is kan dat ook desoriënterend kan werken. Er zijn veel verschillende visies waardoor informatie altijd subjectief is. Je kunt nooit alle informatie tot je nemen je moet dus selecteren en de waarde v/d verschillende informatiebronnen inschatten.
Verschillende functies van de media boodschappen:
- informatieve functie: media beantwoord de behoefte aan: *informatie (journaal, krantenberichten, achtergrondverhalen, websites etc) *educatie ( Teleac, schooltelevisie, voorlichting, docu’s) *hulp bij opinie- of meningsvorming (netwerk, nova, opinieweekbladen)
- sociale functie: *individuen kunnen met anderen meepraten (bv over spraakmakende programm’s) *eenzaamheid verdrijven (tv kijken, de krant lezen, chatten)
- recreatieve functie: ontspanning, gezelligheid en tijdverdrijf (na t werken) *inspanning, sensatie, romantiek (films of voetbalwedstrijden)
massamedia maatschappelijke functie; ze spelen een belangrijke rol bij politieke besluitvorming en cultuuroverdracht. Functie:
Politiek-informatieve: in n democratie is het belangrijk dat de burgers goed geïnformeerd over de belangrijke maatschappelijke problemen
Spreekbuisfunctie: politici moeten bv weer goed geïnformeerd worden over kwesties en standpunten die leven onder de bevolking. Over bepaalde onderwerpen blijken veel mensen hetzelfde te denken: publieke opinie ; de meest gangbare mening over een kwestie.
Controle functie: media let op de regering, bedrijven en maatschappelijke organisaties. Handelen ze correct en houden ze zich aan hun afspraken.
Commentaarfunctie: meeste kranten kennen redactioneel commentaar en in forum de lezers aan t woord
Socialiserende functie: elk massamedium werkt als n socialiserend instituut. Draagt belangrijke cultuur-elementen over of bekritiseerd ze. programma’s en artikelen die t over normen en waarden hebben, ze overdragen en discussiëren.
SOORTEN MEDIA
Prehistorie: alleen mondelinge communicatie; schrift uitgevonden, 1440 boekdrukkunst gedrukte media begon. 1900 algemene leerplicht; verdwijning alfabetisme gedrukte media veranderde in massamedia. 20e eeuw techniek om geluid en beeld vast te leggen werd uitgevonden audiovisuele massamedia kwam op. Nieuwste is digitale massamedia; pc, internet. computers, cd-roms en internet zijn zowel: Gedrukte en audiovisuele media maar ze zijn ook nieuw: ze vervagen het onderscheid tussen zender en ontvanger.
Gedrukte media: huis-aan-huisbladen, boeken. Kranten en tijdschriften worden ook de pers genoemd. Er is vrije pers in NL, kranten, boeken en tijdschriftenuitgever streven naar winst en zijn vrije ondernemingen.
Soorten gedrukte media:
- kranten: dagbladen, brengen nieuwsfeiten met achtergrondinformatie en praktische informatie als; radio en tvprogramma’s, films en beurkoersen.
- Tijdschrijften: verschijnen periodiek (van n week tot kwartaal) brengen verschillende soorten informatie die vaak gericht is op een specifieke groep.
- Huis-aan-huisbladen: vaak 1 x p week, gratis bezorgd; brengen plaatselijke/regionaal nieuws.
- Boeken: zijn te onderscheiden in fictie (verzonnen) (detectives, literatuur, doktersromans en strips) en non-fictie. (studieboeken, naslagwerk, kookboeken, hobbyboeken, reisgidsen etc.
KRANTEN
In NL ong. 40 dagbladen verdeelt in landelijke + regionale kranten. Een landelijke dagblad verschijnt in heel NL. bevat vooral nieuws en 8ergrondinformatie; binnen- en buitenlandsnieuws. (Telegraaf, Trouw, NRC, de Volkskrant, AD) Spits en metro zijn landelijke ochtendbladen maar gratis. inkomsten uit de advertenties. Uitgave van deze kranten leiden tot daling van losse verkoop van andere kranten.
Regionale kranten: Gelderlander, dagblad de Limburger, dagblad van het noorden. Parool was vele jaren landelijk maar richt zich nu op A’dam.
Verschillen tussen kranten:
- Algemene kranten en richtingkranten: Algemene kranten zijn niet verbonden aan een levensbeschouwelijke of politieke richting. Richtingkranten wel.
- Progressieve kranten en conservatieve kranten: progressieve kranten hechten waarde aan maatschappelijke verandering, vernieuwensgezind werden ook wel links genoemd. Bv de Volkskrant. Conservatieve kranten zijn behoudend; steunen het gezag en hechten waarde aan tradities. Rechts genoemd
- Populaire kranten en kwaliteitskranten: populaire krant/massakrant zijn vooral gericht op het grote publiek. Telegraaf en AD. Kwaliteitskrant/kaderkranten ; dat wil zeggen: het beter opgeleide deel van NL leest deze kranten het zogenaamde “kader” leest deze kranten. NRC handelsblad.
Het verschil tussen beide klanten is in NL minder groot dan in andere landen. Volkskrant plaatst ook populaire artikelen en de Telegraaf heeft ook kwaliteitskenmerken zoals de financiële berichtgeving.
De telegraaf: Staat bekend als meest sensationele krant v NL. maar ook met n uitgebreid binnen- en buitenlandsnieuws. Veel showbizz nieuws. Politiek gezien: rechts, blijkt uit de grote aandacht voor criminaliteit en veiligheid.
Het algemeen dagblad (AD): Gespecialiseerd in het duidelijk brengen van ingewikkelde zaken d.m.v tekeningen grafieken, tabellen. Is niet uitgesproken links of rechts (algemene krant)
De vokskrant: katholieke krant. Richtte zich op arbeiders, later meer progressief en intellectueel. Veel aandacht voor gezondheidszorg en onderwijs
NRC: links-liberaal. Staat bekend om economische, politieke, en culturele beschouwingen. De enige landelijke avondkrant
Trouw: Protestant-Christ krant. Veel aandacht voor onderwijs, bezinning en 3e wereld problemen
Metro/spits: gratis, ochtend. Plaatsen vaak korte berichten, weinig journalisten. Spits is eigendom v/d Telegraaf
TIJDSCHRIFTEN
Heel veel tijdschriften voor de meest uiteenlopende onderwerpen (publieken) de enige overeenkomsten tussen alle tijdschriften is dat ze 1x per week, 1x per maan of 1x per kwartaal uitkomen en dat ze allemaal voor ene bepaalde doelgroep zijn. Het voordeel van een doelgroep is dat n tijdschrift precies weet wat men moet schrijven en op welk niveau. De doelgroep is ook belangrijk voor bedrijven die willen adverteren.
Soorten:
Jongerenbladen: begon in de jaren ’50. jongeren kregen meer tijd + geld te besteden, aantrekkelijk voor de winststrevende uitgevers.
Familiebladen: Panorama, nieuwe Revu zijn bekende. Ook traditionele vrouwenbladen; libelle en margriet worden steeds meer door mannen gelezen.
Roddelbladen: schrijven over het wel en wee van bekende Nederlanders. Prive, Story
Special-interestbladen: bladen die schrijven over 1 specifiek onderwerp. Computer total.
Vakbladen: zijn bedoeld voor bepaalde beroepsgroep. Personeel en organisatie.
Opiniebladen: geven achtergrond informatie en commentaar bij politieke , economische, culturele en maatschappelijke kwesties. Bv. Elsevier is de grootste en rechts. Vrij Nederland is een links opinieblad met veel aandacht voor actuele maatschappelijke ontwikkelingen. HP/de tijd publiceert veel reportages over maatschappelijke en culturele verschijnselen.
Omroepbladen: Troskompas, VARA, Televisier; geven informatie over tv en radioprogramma’s
Audiovisuele Media: Communiceren via geluid en bewegende beelden met de massa. De communicatie is meestal eenzijdig omdat er minder makkelijk feedback mogelijk is. Bekendste: tv, radio, film, video
Zenders: landelijke omroepen, regionale/lokale omroepen, landelijke commerciële omroepen, buitenlandse omroepen
Publieke omroepen
Landelijke publieke omroepen zenden in NL uit op NL 1 2 3 de meeste zijn opgericht in de begin jaren ‘20. de overheid verdeelde toen zendtijd onder de belangrijkste maatschappelijke stromingen, ook wel zuilen genoemd. Zo ontstonden o.a. de Katholieke KRO de Protestants-Chr NCRV, hervormde VPRO, socialistische VARA en de Algemene AVRO. Later werden ook publieke omroepen toegelaten die geen verbinding hadden met een zuil zoals de TROS en BNN
De NOS (NL omroepstichting) en NPS (NL Programma Stichting) maken nieuwsprogramma’s (NOS journaal en nieuwsuitzendingen op de radio, studiosport, culturele evenementen als Sinterklaas en Koninginnedag)
De Publieke omroepen vallen onder de verantwoordelijke minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. In de mediawet is vastgesteld dat zij n deel van hun zendtijd moeten besteden aan culturele of informatieve programma’s. dus niet alleen spelletjes en films.
Publieke omroepen zijn Ideële instellingen en zijn NIET bedoelt om winst te maken. Zij krijgen geld van de overheid en uit lidmaatschap van leden. Ze krijgen ook n deel van de reclameopbrengsten van de Ster (Stichting Ether Reclame)
Regionale en lokale omroepen; Brengen plaatselijk nieuws worden gefinancierd uit reclame en subsidies van de gemeente of provincie.
Commerciële zenders: komen er de laatste jaren steeds meer het begint in 1990 met RTL4 en werd daarna gevolg door RTL5. in 1995 kwamen SBS6 en TMF, ook de publieke zender Veronica werd commercieel. Commerciële zenders vertegenwoordigen geen maatschappelijke groepering. Het zijn vrije ondernemingen en zijn sterk marktgericht: hun inkomstenbron bestaat uit Reclame boodschappen. Als die niet hoog genoeg is kan de zender verdwijnen. De meeste commerciële zender beschouwen hun programma’s daarom als product waar zoveel mogelijk naar gekeken moet worden want dan betalen de adverteerders veel geld voor n spotje in t reclameblok. Ze kunnen ook makkelijk populaire programma’s uitzenden want ze zijn niet verplicht n deel van hun zendtijd aan culturele/informatieve programma’s te besteden.
Buitenlandse zenders:
De publieke omroepen van omliggende landen zijn meestal in Nederland te ontvangen. Afhankelijk v/d kabelexploitant. Zijn er nog meer (commerciële) zenders te ontvangen. Ook via schotelantenne kun je extra zender ontvangen die niet via de kabel gezien kunnen worden.
NIEUWE MEDIA (cd-roms, dvd, world wide web, e-mails en sms)
belangrijkste verschil met de andere media zijn de mogelijkheden tot interactiviteit. Zeker bij pc spellen als FIFA en bij educatieve software merk je de interactiviteit. Het onderscheid tussen zender en ontvanger dat nog bestaat in de kranten, radio en tv wordt vervangen door zenders die ook ontvangen en ontvangers die ook zenders zijn. Jij kunt makkelijk nummers downloaden mij zij ook van jou pc overnemen.
cd-roms en dvd: eerst was het alleen mogelijk om tekst en cijfers te digitaliseren. Sinds eind 20e eeuw kon men met behulp van nieuwe technieken ook beeld en geluid in bits omzetten.
World wide web: Introductie 1993 (www) als internettoepassing is uiteindelijk de belangrijkste reden geweest voor de enorme groei van internet. Er kwamen gebruiksvriendelijke browsers, waarmee iedereen door het informatieaanbod kon bladeren. Daarnaast kan iedereen mbv speciale computerprogramma’s ene eigen website maken een website is ene medium om informatie over te dragen.
e-mail en nieuwsgroepen: je kunt 1 of meerdere mensen tegelijk n bericht sturen. Je kunt foto’s,fragmenten verzenden. Groei eZine; digitale tijdschriften via e-mail. Nieuwsgroepen: plaatsen op t net waar mensen over bepaalde onderwerpen kunnen praten.
Sms en wap; Short-message-service. WAP: wireless, Application, Protocol; beperkte versie van internet via je mobiel.
De meeste mediabedrijven zijn commerciële bedrijven en zijn voor een groot deel afhankelijk van hun inkomsten uit reclame en advertenties. Door de concurrentiestrijd van deze bedrijven zien we de laatste jaren in de massamedia een aantal ontwikkelingen zoals:
- de persconcentratie bij de dagbladen
- de marktsegmentering bij de tijdschriften
- de commercialisering bij de televisie
- het ontstaan van multinationale mediabedrijven
Persconcentratie: het aantal zelfstandige kranten en uitgevers zijn de laatste jaren teruggelopen van 21 tot 9. n krantenuitgeverij geeft tegenwoordig niet 1 krant maar meerdere kranten uit. De landelijke dagbladen behalve de Telegraaf zijn allemaal van 1 bedrijf: perscombinatie/Meulenhof (PMC) = persconcentratie. Persconcentratie brengt het gevaar van monopolievorming: wanneer een uitgeverij (bijna) het volledige aanbod in handen heeft, machtsmisbruik kan opspelen.
Marktsegmentering: Bij tijdschriften ook steeds minder uitgevers. Concern Sanoma bezit ong. de helft van alle tijschriften. Bij steeds meer bladen probeert men zich te richten op 1 doelgroep zodat bedrijven gericht kunnen adverteren. Daarom is er zo’n grote toename op o.a sportbladen, hobbybladen, etc. jeugdbladen. Vb marktsegmentatie: groot deel v jeugdbladen in handen van Sonama. Ze hebben een life-line van bladen ontwikkeld. Je begint met bobo en je eindigt bij de yes/kijk. Het werven van nieuwe abonnees is belangrijk omdat de bladen tijdsgebonden zijn en jaarlijks 1000den abonnees kwijtraakt. In elk blad wordt dus reclame gemaakt voor t volgende. In de bobo reclame voor de Donald Duck en in de Donald Duck voor de Tina/Hitkrant. Bij dit systeem wordt gebruikt gemaakt van welkomsgeschenken.
Comercialisering: Sinds de commerciële tv zenders die hun programma’s samenstellen met het oog op de adverteerders, trekken steeds meer kijkers weg van de publieke omroepen. PO zijn niet afhankelijk van reclame maar ster haalt toch zo’n 200 miljoen p jaar binnen als inkomsten. Dus zijn de PO ook Commerciëler geworden. Met name in prime time is de concurrentie hoog en probeert men de kijkers weg te rekken en publieksrekkers weg te kopen bij andere zenders. De marktgerichtheid v/d commerciële zendorganisaties leidt tot doelgroepmedia. Net zoals bij tijdschriften komen er steeds meer zender voor een bepaalde doelgroep; Foxkids, TMF. Adverteerders zijn dan weer geïnteresseerd om dan gericht reclame spots kunnen aanbieden.
Mediaconcentratie: Mediabedrijven zoals uitgeverijen , omroepen en internetbedrijven jagen op n deel van de winstgevende informatiemarkt. Om de concurrentie de weerstaan, zijn er steeds meer bedrijven die overgaan tot uitbreiding van hun activiteiten. Zo ontstaan samenwerkingsverbanden tussen van kabelexploitanten en informatieaanbieders zoals uitgeverijen, filmmaatschappijen, en softwareontwikkelaars. Hierbij komt t vaak tot fusie of overname. Waardoor transport en de inhoud v/d informatie binnen 1 groot mediaconcern geconcentreerd.
Mediaconcentratie: de samensmelting van verschillende soorten media.
De PO + CO vermengen oude en nieuwe media om via meerdere communicatiekanalen voor hun publiek bereikbaar te kunnen zijn en de mogelijkheid van interactiviteit te vergroten. Zo hebben veel tv-programm eigen websites, Op de radio krantenartikelen besproken je kunt t Journaal v gister op internet bekijken en in de krant staan sites vermeld. Veel uitgeverijen willen op t WWW om hun marktpositie te versterken.
Wereldwijde concentratie:
Wereldwijd is er een tendens dat de massamedia beheerst wordt door steeds minder mediaconcerns in 1984 in de VS waren er 50 grote ondernemingen nu nog maar ong. 10 die bepalen welke kranten, tijdschriften, tv-programma’s, video’s en muziek er wordt bekeken, gelezen en gehoord. het product is informatie: nieuws, ontspanning en populaire cultuur. Andere landen zijn voor Amerikaanse producenten steeds belangrijker geworden. Vb. verkoop van tv-series aan Europese omroepen en de promotie van films.
Grote mediagiganten bezitten wereldwijd o.a filmmaatschappijen, satellietkanalen, kabelmaatschappijen, opnamestudio’s en uitgeverijen; News corporation, t Franse Hachette etc.
HOE KOMT INFORMATIE TOT STAND
informatie: - nieuws – kennis
****selectiecriteria: om een bericht wel of niet op te nemen in een krant
o.a: is het actueel? Is het uitzonderlijk? Is het bericht interessant voor ene groot aantal mensen? Hoe ingrijpend zijn de gevolgen van de gebeurtenis? Gaat het bericht over belangrijke personen? Voegt het bericht iets toe aan het totaalinzicht in bepaalde kwesties? Is er beeldmateriaal bij?
- hoe meer criteria voor n bericht opgaan hoe hoger de nieuwswaarde.
Identiteit van een massamedium; - zie je in de onderwerpen en de keuze van berichtgeving.
De keuzes die de journalisten en redacteurs maken ligt aan de manier waarop zij de werkelijkheid waarnemen. We noemen dit selectieve perceptie.
Nieuwsbronnen:
- personen en instellingen: de uit eigen initiatief informatie aan journalisten verstrekken (actiegroepen, verenigingen die het nieuws proberen te halen)
- nieuwsgaring: eigen gespecialiseerde journalisten gaan zelf op zoek naar nieuws(rechtbankverslaggeving, buitenlandcorrespondenten en kunstredacteurs)
- persbureaus: zij sturen nieuwsberichten via modem en fax. Op de meeste redactie stromen de berichten 24 uur p dag binnen.
Persbureau’s
Commercieel bedrijf, groot aantal correspondenten in dienst die nieuws verzamelen. Kopen soms berichten van kleinere persbureaus. Zij selecteren berichten, de berichten worden direct doorgestuurd naar redacties van radio en tv zenders, kranten etc die op t persbureau geabonneerd zijn. Je ziet de naam van het persbureau meestal klein vermeld bij t bericht of foto. (de meeste persbureaus hebben ook een fotoservice)
- belangrijke persbureaus voor de Nederlandse media: ANP; Algemeen Nederlands Persbureau, GPD; Geassocieerde Pers Dienst (nationale/internationale berichtgeving regionale bladen in Belgie en Nederland, Haags persbureau (gespecialiseerd in politieke en juridische verslaggeving in Den Haag) Reuters etc.
OFF THE RECORD
Als de geïnterviewde de journalist iets vertelt wat ze buiten de publiciteit willen houden is dit off the record informatie. Dit kan de journalist in een moeilijke situatie brengen want het nieuws gaan grote nieuwswaarde zijn maar als hij het toch plaats is de kans groot dat de geïnterviewde hem verdere informatie uitsluiten. Vaak wordt vertrouwelijke info wel gebruikt maar onder bedekte termen.
De meeste kranten, omroepen, tijdschriften willen n duidelijke herkenbare identiteit dit blijkt uit:
- keuze: uit de onderwerpen wordt ene keuze gemaakt door de journalisten en redactie (verschil populaire en kwaliteitskranten en verschil PO en CO)
- presentatie: de presentatie van t nieuws; de ene krant heeft veel sensationele foto’s, grote koppen n andere is veel rustiger. Bij zender kan er n rustige structuur zijn of snelle wisselingen.
- Commentaar: eigen commentaar en analyses
BETROUWBAARHEID
Kwaliteit van n bericht hangt samen met het begrip objectiviteit; n omschrijving van feiten en meningen in overeenstemming met de waarheid. Hoe meer objectiviteit hoe hoger de kwaliteit van t bericht. Volledige objectiviteit is er in de journalistiek niet. Nieuws wordt altijd geschreven vanuit n bepaald referentiekader; persoonlijke waarden en normen, eigen ervaringen en gewoonten spelen een rol. Daarbij maken journalisten en redacties keuzes die samenhangen met hun doelgroep (als Marco Borsato gaat scheiden is dit belangrijk voor de Privé en de Telegraaf maar niet voor het NRC of VPRO-kijkers)
Om objectiviteit of betrouwbaarheid zo dicht mogelijk te benaderen moeten journalisten:
1. scheiding maken tussen feit en mening. Van deze regel wordt vaak afgeweken; journalist geeft vaak “kleur” mee.
2. principe van hoor en wederhoor toepassen: nieuwsfeiten van meerdere kanten belichten door verschillende betrokkenen aan het woord te laten
3. gebruik van verschillende nieuwsbronnen+ deze bronnen vermelden
4. over kennis van zaken beschikken; gespecialiseerde journalisten op 1 vakgebied.
Leiding van de krant is te verdelen in 2 aparte verantwoordelijkheden
- directie: verantwoordelijk voor het zakelijke en financiële management
- redactie: inhoudelijke verantwoordelijkheid
Deze verantwoordelijkheden kunnen strijdig zijn; als t aantal abonnees daalt kan de directie druk zetten op plaatsing v sensatieberichten, om dit soort conflicten te voorkomen is de relatie tussen directie en redactie vastgelegd in t redactiestatuut. Dit statuut is opgenomen in de CAO van dagblad journalisten en waarborgt de onafhankelijkheid v/d redacties. Ook de identiteit v/d krant staat int redactiestatuut omschreven
SELECTIEPROCES VAN HET NIEUWS
1 selectie om bericht op te nemen: op basis van de nieuwswaarde en de identiteit v/h medium
2 selectief gebruik van bronnen: op basis van de selectieve perceptie van de journalist
3 selectie bij de presentatie van het nieuws: op basis van het referentiekader van de journalist en de identiteit van het medium
In het algemeen geven media geen reëel beeld van de omvang. Criminaliteit berichten krijgen veel aandacht omdat ze een amusementswaarde hebben, daardoor lezers te kunnen trekken. Door de vele berichten lijkt de omvang groot. We denken dat het meer is omdat veel programma’s terugkomen op dezelfde zaak (eerst de dader, proces etc) ook het gemiddelde beeld van daders wordt sterk beïnvloed (in films en strips) De media heeft ook invloed op onze angst om slachtoffer te worden.
VOOROORDELEN EN STEREOTYPEN
Een vooroordeel is een oordeel over iets of iemand dat niet berust op kennis van zaken
Soms geldt een vooroordeel voor n grote groep mensen: “dikke mensen zijn gezellig” Nederlanders zijn gierig etc. is een stereotypering (een vaststaan beeld waarbij we een hele grote groep bepaalde kenmerken toeschrijven) Mensen gebruiken vooroordelen of stereotyperingen vaak om zich af te zetten tegen een andere groepen, dit is gevaarlijk en kan leiden tot discriminatie wanneer je mensen van die andere groep dan ook anders gaat behandelen. Discriminatie begint altijd met het hebben van vooroordelen.
BEINVLOEDINGSTHEORIEN
1 injectienaaldtheorie
druppeltje voor druppeltje het publiek met bepaalde ideeën volspuiten, volgens deze theorie zal het publiek de boodschap v/d massamedia volledig overnemen
propaganda: uitsluitend eenzijdige informatie. Doel: aanhangers voor een standpunt of zaak te winnen. Meestal is de media dan in handen van de staat. Weinig ruimte voor andere boodschappen aan het publiek.
Indoctrineren: het systematisch en voortdurend opdringen van bepaalde opvattingen en meningen. Vindt meestal plaats als alle media dezelfde boodschappen zenden. Het denkpatroon wordt dan sterk beinvloed. Bij ons wordt indoctrinatie ook in verband gebracht met het effect van reclameboodschappen
Manipulatie: het publiek krijgt vervormde informatie. Feiten worden weggelaten of verdraaid zonder dat de ontvanger dit merkt.
Manipulatie en indoctrinatie hebben niet altijd negatieve effecten te hebben; bv. Campagnes van postbus 51 (veilig vrijen, minder alcohol in het verkeer etc)
2 de Multiple-step-flow-theorie
volgens deze theorie heeft massamedia meestal alleen n directe invloed. Deze beïnvloeding verloopt volgens de theorie via bepaalde personen uit de naaste omgeving; de opinieleiders. Dit zijn mensen die binnen n bepaalde kring (gezin, school, werk, vriendenkring) die veel gezag hebben. Men gaat darbij uit van 2 fasen
1e fase: opinieleiders ontwikkelen een duidelijke mening over bepaalde actuele informatie. Als zij hun mening geven over iets (bv tvprogramma) hebben de mensen om hen heen nog niet zelf n mening gevormd
2e fase: de mensen er omheen beginnen de mening van hun opinieleider over te nemen
3 cultivatie theorie
volgens deze theorie speelt de tv een dominante rol in het overdragen van cultuur, vooral fictieve programma’s. mensen die hier veel naar kijken gaan de verhalen geloven. Zij verwisselen de werkelijkheid voor een televisiewerkelijkheid. (een acteur wordt afkeurend aangesproken op straat omdat hij ene crimineel speelt) deze vermenging van tv en de werkelijkheid geldt vooral voor de ‘zware’ kijkers en jonge kinderen. (minder instaat fictie en werkelijkheid te onderscheiden)
4. selectieve perceptie
benadrukt niet de macht van de zender maar de rol van de mediagebruiker als ontvanger v boodschappen. Selectieve perceptie betekend: dat elke informatie altijd zodanig wordt vervormd dat deze zo veel mogelijk past in ons referentiekader. Mensen nemen informatie dus nooit objectief waar (perceptie = waarneming) vb. een bokser kijkt anders naar ene boksfilm dan een vredesactivist. Iemand die antireligie is kijkt niet naar de EO etc. in deze theorie heeft de ontvanger veel meer macht dan de zender. Mensen bepalen zelf hoe ze worden geïnformeerd en beïnvloed wil worden. Vb. mensen worden niet gewelddadig van geweldfilms maar ze kijken ernaar omdat het past bij hu normen en waarden en hun ervaringen; ze houden van vechtfilms.
het referentiekader is het geheel van persoonlijke waarden en normen, kennis en ervaring. Het bepaald de wijze waarop iemand gebeurtenissen bekijkt. Het werkt als een soort filter waarmee we de buitenwereld ervaren en informatie selecteren.
5. agendatheorie
De media bepaald niet hoe mensen denken maar waarover ze denken/praten. Als de media veel aandacht besteed aan aids praat men er meer over. Vb. de idols-hype idols werd op de gespreksagenda geplaatst.
De media beinvloed ook de politieke agenda soms besteed de media veel aandacht ana een bepaald onderwerp dat de politiek zich hierover ook moet uiten. Bv. De 2-gevangenen-in-1-cel kwestie. Het komt vaak voor de in ene 2e kamer debat er verwezen wordt naar de krant. Een onderwerp is dan via de media terecht gekomen in de politiek
Materieel: fysieke behoeften: eten, drinken, onderdak, verlangen naar luxe goederen
Immaterieel: psychologische behoeften, gezondheid, avontuur, gezelligheid, liefde, status etc.
Iedereen die wil en geld heeft kan een krant, tijdschrift, radiozender, tvzender of internetsite beginnen. De media staat vrij van de overheid. Om het algemeen belang v/d media te waarborgen treedt de overheid soms wel op bij de volgende punten:
- het recht op informatie
- de vrijheid van meningsuiting
- de bescherming van een pluriform aanbod
RECHT OP INFORMATIE
Voor een goed functionerende democratische samenleving is betrouwbare informatievoorziening noodzakelijk. Het zorgt voor politieke betrokkenheid en burgers maken wel overwogen politieke keuzes en dan kan er een goed publiek debat plaatsvinden. Wet Openbaarheid van Bestuur: sinds 1980; om het proces van politieke besluitvorming voor iedereen overzichtelijk te maken. Deze wet verplicht de overheid tot het geven van informatie tenzij het gaat om staatsveiligheid of zaken rondom het koninklijk huis.
VRIJHEID VAN MENINGSUITING
In landen waar geen persvrijheid is kunnen journalisten de burgers niet goed informeren, politici niet controleren, en kritiek geven of overheidsbeslissingen. Daarom staat dit in de grondwet. Je mag niet alles publiceren in NL (discriminatie v godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht etc is verboden) ook onzedelijke, onware en opruiende informatie is verboden. (opruien: anderen aanzetten tot het plegen van strafbare feiten) je kunt dan strafrechtelijk vervolgd worden. Tegenover meningsuiting in een democratie staat censuur in een dictatuur. De overheid houdt controle op de informatievoorziening.
2 soorten censuur:
- preventieve censuur: gebeurt vooraf. Het schrappen van zinsneden uit artikelen of verplichte publicatie van bepaalde informatie
- repressieve censuur: gebeurt achteraf. Complete kranten en tv-programma’s worden verboden na ene publicatie of uitzending of wanneer journalisten worden opgepakt voor hun uitlatingen.
PLURIFORMITEIT
Pluriformiteit v/d media= veel verschillende kranten, tijdschriften, omroepen, zenders en internetbedrijven. De overheid wil pluriformiteit beschermen, hierdoor krijgt het publiek de kans verschillende soorten informatie te vergelijken. Mensen kunnen kiezen tussen kranten en zender met verschillende identiteiten. De overheid bewaakt deze pluriformiteit d.m.v invloed uit te oefenen op het publieke omroepbestel (VARA, AVRO etc) door financiële hulp te geven aan kranten die dreigen te verdwijnen.
De houding van de regeringen tegenover de gedrukte pers wordt gekenmerkt door 2 principes:
- het vrijemarktprincipe; het bestaansrecht van bladen wordt overgelaten aan de vraag of er voldoende behoefte aan is
- bescherming van de pluriformiteit; de overheid zorgt ervoor dat er voldoende bladen met een duidelijke verschillende “kleur” te krijgen zijn
kranten en tijdschriften halen hun inkomsten uit; losse verkoop, abonnementen en advertenties. Omdat kranten enz veel advertentie concurrentie krijgen door radio en tv reclame krijgen zij ook een deel van de Ster-opbrengsten. Ondanks deze steun kregen veel kranten het moeilijk in de jaren ’60 door afname van betalende abonnees en adverteerders. De overheid wilde het verdwijnen van kranten niet teveel tegenhouden vanwege het vrijemarktprincipe maar omdat de pluriformiteit in gevaar kwam, kwam in 1974 het bedrijfsfonds voor de Pers. Met het geld uit dit fonds zijn landelijke bladen me een duidelijke politieke of religieuze kleur die in nood verkeerden overleven. Toch zijn er veel kranten verdwenen vooral op regionaal niveau zijn er vooral de algemene kranten verdwenen dit komt door de verzuiling.
Overheid bemoeit zich bijna niet met internet (nieuwe media) pluriformiteit en eigen meningsuiting komen niet in gevaar omdat iedereen een eigen website kan maken. De overheid bemoeit zich wel met de bereikbaarheid voor iedereen. De maatregelingen:
- subsidies aan scholen om kinderen wegwijs te maken met computers
- belastingmaatregelen om burgers in staat te stellen computers aan te schaffen
- cursussen om personeel om te scholen
overheidsbeleid over de omroepen is niet sterk verandert door andere uitgangspunten maar door de ontwikkeling van de NL samenleving. (in t Begin was er n verzuilde samenleving, jaren later kwam de ontzuiling) omroepwet werd aangepast en verandert. In de jaren ’20 gaf de overheid toestemming voor de oprichting van radio-omroepen (nog geen tv) mits ze niet commercieel zouden zijn (geen winst) ze kregen daarom de vorm van vereniging of stichting. (bv. KRO) omroepen kregen pas toestemming om uit te zenden (zendmachtiging) als ze aan bepaalde voorwaarden voldoen. Deze waren vastgesteld in de Omroepwet. 5 kregen zendmachtiging (AVRO, KRO, NCRV, VARA, VPRO) toen kwamen er 40 jaar geen nieuwe omroep bij.
In vergelijking met andere Europese landen heeft NL veel omroepen omdat er 80 jaar geleden en sterke verzuiling was. verzuiling: het maatschappelijk leven werd bepaald door geloofs- en levensovertuigingen.
(katholieken: KRO en Volkskrant, Prot-Chr: NCRV en Trouw, Socialis: VARA en Het Parool) deze media waren de spreekbuis van hun zuil en hadden ene belangrijke taak bij het bijeenhouden v/d aanhang. De zuilen waren toen nog strikt van elkaar gescheiden; als katholiek las niet Het Parool.
Vanaf jaren ’50 oude scheidslijnen tussen de zuilen gingen vervagen; Ontzuiling; mensen kregen minder behoefte om hun hele leven te late bepalen door hun geloofs- of levensovertuiging. Met name door de tv kwam een brede massa in contact met andere opvattingen. Mensen gingen op basis van smaak en voorkeur kranten/omroepen kiezen. Vooral kranten/opiniebladen kwamen in de problemen; concurrentiestrijd. Meer kranten verdwenen meer omroepen verschenen. Meer zendtijd en tv-reclame werd toegestaan; Ster
1969; Omroepwet gewijzigd; omroepsysteem veranderde van een gesloten naar een open bestel. (logisch gevolg ontzuilen jaren ’60) programma’s gingen steeds meer letten op kijk- en luistercijfers. Moeilijke programma’s gingen naar een later tijdstip en in prime time populaire programma’s; vertrossing.
DUAAL OMROEPBESTEL:
1988: Omroepwet werd vervangen door de 1e mediawet. Nederlandse commerciële zenders waren nog steeds verboden. Maar buitenlandse bedrijven kregen vanwege een bepaling uit het Europese Verdrag van Rechten v/d mens vrije toegang tot de kabel.
1989: buitenlandse tv-zender RTL4 startte met programma’s gericht op NL, gevolgd door RTL5, MTV, TMF. De uitzendingen vonden plaats vanuit o.a. Luxemburg en Engeland. Onder druk van deze ontwikkelingen besloot de Nederlandse overheid de mediawet te wijzigen; NL commerciële zenders mochten toen ook vanaf Nederlands grondgebied via de kabel hun programma’s aanbieden duaal omroepbestel (duaal betekent dat iets uit 2 delen bestaat: CO en PO)
omroepen die volledig in het buitenland werken en ook vanuit het buitenland uitzenden hebben in NL geen uitzendvergunning nodig. Maar zenders als RTL4/5, SBS6 of Net 5 moet net zoals de PO een uitzendvergunning hebben. Dit betekent dat zij zich moeten houden aan de regels op het gebied van reclame, het verbod om winst na te streven geldt niet voor de CO.
DE MEDIAWET
Deze geeft de kaders aan waarbinnen de PO moeten opereren maar biedt ook ruimte voor de CO. Er ligt dus wettelijk vast aan welke eisen n omroep of zender moet voldoen om n uitzendvergunning te krijgen of te behouden.
Een paar wetsbepalingen uit de Mediawet van 2002:
- PO moet de vorm hebben van ene vereniging of stichting; heeft de taak pluriforme programma’s van n kwalitatief hoog niveau te verzorgen. Ze zijn gericht op zowel de samenleving als specifieke groepen. PO zijn afhankelijk van commerciële en overheidsinvloeden.
- De televisiezendtijd moet worden gebruikt voor een volledig programma. jaarlijks; 25% besteed aan cultuur en 35% aan informatie of educatie. Niet meer dan 25% aan amusement. (programma’s van verstrooiende aard) laatste 15% mocht naar eigen invulling.
- Ene omroep moest 50% v/d zendtijd besteden aan programmaonderdelen die kunnen worden aangemerkt als Europese producties
- Beginnende PO moet 50.000 betalende leden hebben. N volledig erkende PO minstens 300.000
- Geestelijk/kerkelijke genootschappen, maatschappelijke org. En politieke partijen kunnen zendtijd toegewezen krijgen zonder dat zij leden hebben. Vb: HUMAN
MEDIAWET EN RECLAME
Bovenstaande bepalingen hebben geen invloed op CO. Toch moeten zij zich ook aan bepalingen houden m.b.t reclame.
- gemiddeld mogen de PO net meer dan 6,5% van hun zendtijd aan reclame besteden, maximum is 12 min. In 1 uur. De PO mogen alleen reclameblokken uitzenden tussen de programma’s in met uitzondering van bepaalde evenementen als voetbalwedstrijden. De CO mogen tijdens programma’s wel reclame laten zien. Zolang het om een herkenbaar reclameblok gaat van ten minste 2 minuten. CO omroep mag in totaal 15% v/d zendtijd besteden aan reclame. (conform de Europese televisielijnen)
- sponsoring is toegestaan voor culturele programma’s, verslag/weergave van ene sportwedstrijd. Sponsornamen mogen alleen aan het begin of einde in beeld komen. Sponsoring is verboden als programma’s gedeeltelijk of geheel bestaan uit nieuws, politieke informatie, of voor kinderen onder de 12 jaar.
- Sluikreclame is verboden. (doelbewust een product of productienaam te tonen of te noemen zonder dat het publiek weet dat het om reclame gaat) vb. soapsterren die een biertje drinken van ene bepaald merk en zeggen dat het heerlijk smaakt.
Mediabranche; zeer dynamisch en continu onderheven aan diverse maatschappelijke ontwikkelingen. Discussie over in welke richting de media zich zou moeten ontwikkelen.
POLITIEKE UITGANGSPUNTEN
De overheid wil dat het omroepbestel bijdraagt aan de ontwikkeling van onze democratische en pluriforme samenleving. De PO moeten o.a; kennisachterstanden verkleinen, bijdragen van begrip en verdraag-zaamheid, overbruggen van culturele verschillen in de samenleving etc. sinds de jaren ’90 wil de overheid zich minder direct met bepaalde aspecten v/d samenleving bemoeien: de terugtredende overheid. Zij geeft dus ook op het terrein v/d massamedia het marktmechanisme meer ruimte en laat zoveel mogelijk activiteiten over particuliere ondernemingen en organisaties.
STANPUNTEN POLITIEKE PARTIJEN
VVD voorstander van het vrijemarktdenken; tegen subsidiering v/d media. Initiatiefnemers; zelf betalen. Vrije concurrentie garant voor een goede afstemming van het product op de wensen en behoeften v/d kijkers en luisteraars. Blij, met digitale revolutie. Voorstander Duaal bestel, maar subsidiering v/d PO mag minder worden.
PvdA is voor regulerend optreden v/d overheid. (kwaliteitscontrole en bewaking v/d pluriformiteit. Voor duaal bestel; met een nadrukkelijke rol voor de PO. Om ervoor te zorgen dat de PO niet afhankelijk worden van reclame zijn ze voor subsidiering. Zijn voor computertechnologie maar de overheid moet er wel voor zorgen dat iedereen in NL gelijke toegang heeft tot deze nieuwe media.
CDA is voor regulerende overheid. Maar vindt dat omroepen en kranten ook zelf verantwoordelijkheid dienen te nemen. CDA wijst vooral op de socialiserende functie v/d media en op gevaren van mediabeïnvloeding, met name voor de jeugd. Voorstander duaal omroepbestel met een sterke PO. Verder een tussenpositie tussen VVD en PvdA.
BELANGENGROEPEN
De PO: behoud pluriformiteit. Zij vinden dat commercialisering leidt tot oppervlakkigheid leidt tot pleidooi voor meer opvoedende, educatieve en informerende taken v/d massamedia. Waarin verschillende maatschappelijke stromingen herkenbaar zijn
De CO: vinden dat mensen volwassen genoeg zijn om zelf te bepalen waar ze naar kijken. De kijker bepaald zelf de kwaliteit en moet daarom uit ene zo groot mogelijk aanbod kunnen kiezen. De programma’s met de meeste kijkers trekken de meeste adverteerders. Zo worden vanzelf de beste programma’s gemaakt.
het bedrijfsleven: benadrukt da commercialisering v/d media tot vergroting v/d keuzemogelijkheden voor de consument leidt. Bedrijven door sponsering nauw betrokken bij n programma en kunnen daardoor ecra aandacht vragen voor hun product.
de consument: uit onderzoek blijkt dat de gemiddelde kijker minder reclame wil. Op de CO is er veel reclame die de irritatiegrens bereikt. De consument wil ene mix van kwalitatief hoogwaardige programma’s, spelletjes en amusement. Als het gaat om informatie willen burgers wel worden ingelicht maar niet betutteld. De visies over de presentatie (wat ze uitdragen) v/d zenders en de inhoud van programma’s lopen sterk uiteen. Duaal omroepbestel lijkt dus een goede afspiegeling v/d wensen v/d consument.
Het mediabeleid zal steeds een onderwerp van discussie blijven: 2 redenen
1. de sociaal-economische en technologische ontwikkelingen staan net stil. (gebruik van massamedia is de laatste decennia drastisch veranderd de overheid zal bij nieuwe ontwikkelingen steeds opnieuw de diverse belangen tegen elkaar moeten afwegen)
2. bij de media zijn er super veel mensen en belanggroepen betrokken zodat er nooit een eenzijdige visie bereikt zal worden over de vraag in hoeverre en op welke manier de overheid zich met de media moet of mag bemoeien. Daarom is het onvoorspelbaar hoe precies de mediaproductie, de mediaconsumptie en de rol v/d overheid er over 10 jaar uit zal zien.
BEGRIPPEN
Communicatie
Directe en indirecte communicatie
Verbale en non-verbale communicatie
Massacommunicatie
Functies van de massamedia
Kwaliteitskrant
Publieke Omroep
Commerciële zender
Duaal bestel
Objectiviteit
Redactiestatuut
Identiteit
Selectie
Off the record
Embargo
Injectienaaldtheorie
Indoctrinatie
Manipulatie
Multiple-step-flow-theorie
Opinieleider
Selectieve perceptie
Referentiekader
Agendatheorie
Cultivatietheorie
Politieke agenda
Persvrijheid
Censuur
Pluriformiteit
De Mediawet
Verzuiling
Ontzuiling
Persconcentratie
sluikreclame
REACTIES
1 seconde geleden
D.
D.
YOU'RE FUCKING GREAT.
13 jaar geleden
Antwoorden