Massamedia en Politieke Besluitvorming

Beoordeling 6.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 2081 woorden
  • 15 juni 2001
  • 146 keer beoordeeld
Cijfer 6.9
146 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak

wetten= voor iedereen geldende regels

Drie kenmerken van een staat:
Een precies afgebakend grondgebied (grenzen in de loop van de tijd ontstaan door bergen etc, of door oorlogen etc)

Binnen dat gebied woont de bevolking (die vaak iets gemeenschappelijks heeft, zoals een geschiedenis of cultuur)

Overheid heeft binnen dat gebied het hoogste gezag (overheid mag-> fysiek geweld tegen mensen die de wetten overtreden)

gezag= juiste en redelijke macht van de overheid (mogelijkheid om mensen te straffen of te dwingen)

De overheid probeert rekening te houden met de belangen van het volk, ook zorgt ze ervoor dat conflicten tussen verschillende groepen binnen de perken blijven. (werknemers mogen wel staken, maar geen fysiek geweld gebruiken)

politiek= alles wat te maken heeft met de overheid

beleid voeren= een bepaald doel bereiken  door het doelgericht gebruik van bepaalde middelen. (werkeloosheid verminderen? Meer geld besteden aan (om)scholing van werklozen

dictatuur= bewoners worden niet om hun mening gevraagd, de gevangenis in als je openlijk kritiek levert op de overheid. Oftewel een persoon, of een kleine groep heeft alle macht in handen. Weinig rechten, enkel plichten.

democratie= het tegenovergestelde van een dictatuur. De bewoners hebben naast plichten ook rechten. (=het volk heerst)
via vertegenwoordigers, indirecte democratie
bij kleine aantallen mensen, directe democratie

In een democratie draait het om:
gelijkheid: alle burgers hebben gelijke rechten, er mag niet gediscrimineerd worden op grond van sekse, huidskleur, politieke of geloofsopvattingen
vrijheid: de burgers moeten hun leven zo in kunnen richten als ze zelf willen. Zolang zij daarmee de vrijheid van andere burgers niet schaden, mag de overheid ze niet beperken.

Nederland is zo'n democratie, bijna de helft van de wereldbevolking leeft in een dictatuur.

referendum= het volk mag rechtstreeks stemmen over een belangrijke kwestie

De belangrijkste kenmerken van een vertegenwoordigde democratie zijn:
algemeen kiesrecht alle volwassen mannen en vrouwen mogen kiezen. Hoe men kiest is geheim
regelmatige verkiezingen:  om de 4 jaar kiest men een volksvertegenwoordiging (parlement=> neemt besluiten over wetten en controleert de regering.)             (regering=> het dagelijks bestuur van een land)
vrijheid van meningsuiting: mensen kunnen hun mening geven via kranten, radio, televisie en internet. Er zijn grenzen-> bij belediging van personen, maar dan nog mag de regering geen publicaties of uitzendingen verbieden. De onafhankelijke rechter mag dit wel, die niet onder controle van de regering staat.
Vrijheid van vereniging en vergadering: iedereen mag een vereniging oprichten van mensen met dezelfde ideeën of belangen. Je mag bijeenkomsten en demonstraties organiseren, zo kun je de politieke besluiten beïnvloeden.  
Machtenscheiding.

De kans dat het met een democratie goed gaat, is groot als:
Er sprake is van sociaal- economische ontwikkeling. Lonen en winsten kunnen omhoog en er is werk voor iedereen.
Er een zekere mate van sociaal- economische gelijkheid bestaat. Grote ongelijkheid in opleiding, inkomen en kansen zorgt ervoor dat de bovenlaag gemakkelijk contact kan leggen met de regering. Mensen met lage inkomens hebben deze mogelijkheden niet en kunnen dus minder invloed uitoefenen op de regering. Velen zullen zich van de politiek afkeren, ze worden niet serieus genomen.
Er  sprake is van een democratische politieke cultuur. Conflicten moeten niet worden beslecht met geweld, maar met verkiezingen, demonstraties of stakingen. Mensen moeten ruimte geven aan meningen waar ze het niet mee eens zijn.
Burgers zich hebben verenigd in organisaties op grond van belangen of ideeën. Voorbeelden zijn kerken, vakbonden, organisaties van werkgevers en milieu- actiegroepen.
Militairen geen invloed hebben op de politiek. Zij zouden immers door geweld of bedreigingen hun gelijk kunnen krijgen. Daarmee zouden zij democratisch genomen besluiten ongedaan kunnen maken.
De staat goed functioneert, goede diensten verleent (zorgt voor wegen, ziekenhuizen etc) en niet teveel belangen van één groep behartigd. Mensen krijgen dan meer vertrouwen in democratische besluitvorming
Er geen hevige conflicten zijn tussen etnische groepen of mensen van verschillende godsdiensten. Denk aan de burgeroorlog in ex- Joegoslavië.

Kenmerken van een rechtsstaat:
Gelijke rechten: voor alle burgers (grondwet). Deze wettelijke rechten (kiesrecht) moeten in de praktijk worden nageleefd
Wat wel en niet mag staat in de wetten, ook de overheid moet zich aan deze wetten houden.
Er bestaat een machtenscheiding tussen:       
i De wetgevende macht, die de wetten maakt (parlement samen met de regering)
i De uitvoerende macht, die zorgt dat de wetten uitgevoerd worden (regering en ambtenaren)
i De rechterlijke macht, die optreedt als de wetten overtreden worden
      (rechters)
      (In een dictatuur worden rechters voor het leven benoemd en kunnen niet ontslagen  
      worden. Eén man maakt de wetten, of een kleine groep mensen en heeft de leiding
      over de uitvoering daarvan.)
In de grondwet en internationale verdragen zijn de belangrijkste grondrechten opgenomen. Deze beperken de machten van de overheid tegenover de burger.

Klassieke grondrechten in de Nederlands grondwet zijn:
Vrijheid van godsdienst
Vrijheid van drukpers en meningsuiting
Vrijheid van vereniging, vergadering en demonstratie

Sociale rechten in de Nederlandse grondwet zijn:
Recht op eten
Recht op onderdak
Recht op onderwijs

Beide grondrechten zijn in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van de VN uit 1948 opgenomen. De meeste landen hebben de mensenrechtenverklaring ondertekend, maar met de naleving is het vaak droevig gesteld.
Openlijke kritiek op de regering is in sommige democratische landen mondjesmaat toegestaan, journalisten zitten in de gevangenis en er worden op politiebureaus mensen gemarteld. Rechters zijn niet zo onafhankelijk als ze zouden moeten zijn, ze volgen aanwijzingen op van de regering of mensen met  geld.

Ideologieën= opvattingen hoe de maatschappij functioneert en in de toekomst moet functioneren. (mensen met dezelfde ideologieën vormen een politieke stroming)

Politieke partij is een groep mensen die:
Ideeën heeft over alle belangrijke beleidsterreinen, niet alleen economie maar ook, gezondheidszorg, uitkeringen, onderwijs etc. (programma)
Kandidaten stelt bij verkiezingen, zo hoopt men dat de partij veel kans krijgt haar programma uit te voeren.

Links
Rechts
progressief  (vooruitstrevend) Conservatief (terughoudend)
nadruk op gelijkheid/ gelijkwaardigheid nadruk op vrijheid
maatschappij kritisch maatschappij bevredigend
grote rol overheid in de maatschappij minimale overheidsbemoeienis
verzorgingsstaat Nachtwakersstaat
SP, PvdA, Groen- Links VVD, GPV, RPF

Derde dinsdag in september; Prinsjesdag. Het politieke jaar wordt dan geopend met een plechtige bijeenkomst van parlement, ministers en de koningin. De koningin leest dan de troonrede voor die gemaakt is door de ministers.

Nederland is een constitutionele monarchie.
We hebben een koningin als erfelijk staatshoofd.
Zij kan geen politieke beslissingen nemen of uitspraken doen. Voor alles wat zij zegt zijn de ministers verantwoordelijk.
Regelmatig praat onze koningin met de ministers, maar wat er besproken is mag niet openbaar worden gemaakt ('het geheim van Noordeinde')

Elke vier jaar kunnen de Nederlanders rechtstreeks kiezen voor:
Tweede Kamer: belangrijkste onderdeel van het parlement/ volksvertegenwoordiging
Provinciale Staten: volksvertegenwoordiging in elke provincie (12)
Gemeenteraad: volksvertegenwoordiging in elke gemeente (±550)
Europees Parlement: volksvertegenwoordiging in de Europese Unie (eens in de vijf jaar)
Deelgemeenteraden voor wijken van grote gemeenten als A'dam en Rotterdam

Parlement= Eerste Kamer (75 leden) & Tweede Kamer (150 leden)

Eerste Kamer wordt indirect gekozen, leden van de Provinciale Staten bepalen wie er in de komt

Actief kiesrecht-> alle Nederlanders van 18 jaar en ouder kunnen hun stem uitbrengen
Passief kiesrecht-> zij kunnen worden gekozen als lid van de Tweede Kamer en de andere vertegenwoordigende lichamen.

Mensen van buiten de EU hebben op gemeenteniveau stemrecht als ze 5jaar legaal in Nederland wonen

Verkiezingscampagne: lijsttrekkers reizen het hele land rond om propaganda te maken

Evenredige vertegenwoordiging= het aantal zetels is evenredig aan het aantal stemmen

informateur= door de koningin benoemt, bekijkt wat voor soort regering er mogelijk is: welke partijen kunnen het eens worden over het programma en rekenen op een meerderheid?

formateur= door de koningin benoemt, deze stelt een nieuwe regering samen en kijkt hoeveel ministers elke partij krijgt en wie minister gaan worden. Deze formateur wordt dan vaak minister- president.

regeerakkoord= daarin staan de belangrijkste plannen voor vier jaar
(uitgewerkt in de troonrede en de miljoenennota {miljardennota?} )
coalitie(regering)= regering bestaande uit verschillende partijen

regering-> 15 ministers en de koningin
ministerraad-> 15 ministers
kabinet-> 15 ministers en 14 staatssecretarissen (wordt geleid door minister- president)

Twee belangrijke taken van het parlement:
Wetgeving: alle wetsvoorstellen moeten door het parlement worden goedgekeurd; eerst door de Tweede en daarna door de Eerste Kamer
Controleren van de regering

Het parlement heeft een aantal rechten voor de wetgeving:
Begrotingsrecht. De jaarlijkse begroting, opgenomen in de miljoenennota, moet voor ieder ministerie/ departement afzonderlijk worden goedgekeurd
Recht van amendement. Aanbrengen van veranderingen in wetsvoorstellen met de meerderheid van stemmen
Recht van initiatief. Wanneer zij vinden dat er een nieuwe wet moet komen en de regering doet er niets aan, kunnen zij zelf een wetsvoorstel indienen

De weg van het wetsontwerp:
Regering maakt een wetsontwerp (eigenlijk de ambtenaren). Wanneer de ministerraad het hier mee eens, vraagt hij hier en daar om advies en wijzigt het eventueel
Regering zendt het door aan de Tweede Kamer. Er worden vragen gesteld aan de betreffende minister en doen voorstellen om bepaalde punten te wijzigen. Er wordt gestemd, eerst over de ingediende amendementen en daarna over het gehele wetsontwerp
Als een meerderheid van de Tweede Kamer vóór heeft gestemd, gaat het wetsontwerp door naar de Eerste Kamer. Er mogen geen wijzigingen aangebracht worden of ze zeggen 'ja' tegen het wetsontwerp of 'nee'. Meestal neemt de Eerste Kamer het voorstel aan
Tenslotte zetten de betreffende minister en koningin hun handtekening onder de wet, deze wordt dan gepubliceerd in het Staatsblad.

Om de regering te controleren beschikken de Eerste en Tweede Kamer over de volgende middelen:
Het stellen van mondelinge en schriftelijke vragen aan de regering
Houden van interpellatie=> spoeddebat waarbij de minister uitleg aan de Kamer moet komen geven
Enquête instellen. Kamerleden vormen dan een onderzoekscommissie, zij kunnen mensen verplichten om voor de commissie te verschijnen en onder ede te getuigen. Deze verhoren zijn openbaar en vaak op tv uitgezonden.
Indienen van een motie van wantrouwen. Wanneer zo'n motie wordt aangenomen, moet de minister of het hele kabinet (=kabinetscrisis) aftreden.

Omgeving
Poortwachters
Politiek systeem




Besluiten




UITVOER
                                                   

INVOER
  OMZETTING

   


Eisen steun
 

Terugkoppeling
 

Omgeving
eisen
verlangens
wensen
  politieke
wensen en verlangens
  politieke
agenda punten
  besluiten   wetten
en
maatregelen

         (h)erkennen              afweging                  besluitvorming          uitvoering
         van problemen

pressiegroepen= in een democratie kunnen burgers zich organiseren en proberen druk uit te oefenen op de overheid

Deze pressiegroepen verschillen op 2 punten van politieke partijen:
Pressiegroepen richten zich op een deel van het overheidsbeleid(bijvoorbeeld economie, milieu, gezondheidszorg etc), terwijl partijen zich richten op het gehele overheidsbeleid.
Pressiegroepen doen niet mee aan verkiezingen voor vertegenwoordigende lichamen, partijen wel

Pressiegroepen komen op voor belangengroepen van bijvoorbeeld werkgevers, werknemers, boeren etc.

Lobbyen= actie voeren op straat of regelmatig praten met ministers, Kamerleden en ambtenaren over hun wensen, door sommige groepen

Planbureaus-> doen onderzoek en voorzichtige voorspellingen over wat er de komende jaren kan gaan gebeuren en wat er voor beleid gevoerd kan worden

Massamedia:
Waakhond van de democratie. Zij proberen de politiek kritisch te volgen en fouten van politici en ambtenaren aan het licht te brengen
Heeft veel invloed op de besluitvorming. Zij kunnen zoveel aandacht aan bepaalde zaken besteden, dat politici zich gedwongen voelen om zich ermee bezig te houden

  Liberalisme Socialisme Christen- Democratie Fascisme
Historische achtergrond * Franse Revolutie
* Verzet tegen koning en adel
* 2e helft 19 e eeuw, roept om meer rechten voor de burgerij
* Franse Revolutie
* Slechte situatie arbeiders 19 e eeuw
* Marx- mobilisatie van de arbeidersbeweging
* 2e helft 19 e eeuw door schoolstrijd en opvatting van de antithese van
A. Kuyper; gelovigen moesten zich verenigen tegen ongelovigen
* 1920, Italië, Mussolini
* Nazi- Duitsland, Hitler
Trefwoord Vrijheid Gelijkheid Christelijk geloof Macht/ dictatuur
Idealen * persoonlijke vrijheid
* economische vrijheid
* bescherming van deze vrijheden

(nachtwakersstaat)
Mensen leven samen als bondgenoten

Spreiding van:
- kennis
- inkomen
- macht
(verzorgingsstaat)
Bijbelse idealen:
* dienstbaarheid
* vrede
* gerechtigheid
* naastenliefde
* rentmeester-schap (omgang met Gods schepping)
* machtige staat met een sterke leider

* vrijwillige en voorwaardelijke onderwerping van het individu aan de staat
Voorbeelden van standpunten * grote vrijheid op gebied van zeden (abortus, homoseksualiteit)
* vrije ondernemersschap (lastenverlichting, prestatieloon)
* sterke defensie en harde aanpak criminaliteit
- gelijke kansen in het onderwijs voor iedereen
- inkomens-verschillen nivelleren. Goede sociale voorzieningen
- medezeggen-schap voor werknemers in bedrijven

* defensie  minimaliseren
* vrije zeden
* emancipatie
* abortus en euthanasie
* gezin is de hoeksteen van de samenleving
* herstel van de (bijbelse) normen en waarden
* handhaving zondagsrust (geen 24uurs economie)
* standpunten over defensie en economie paralel aan de liberalen
* verheerlijking van geweld als machtsmiddel
* sterke vaderlandsliefde
* racisme/ seksisme
* aanwijzen van een zondebok voor sociaal- economische problemen in de samenleving
* voorliefde voor uniformen en symbolen
Partijen VVD, D'66 (gedeeltelijk) SP, Groen Links, PvdA, D'66 (gedeeltelijk) Door ontzuiling en ontkerkeling ontstaat in 1980 het CDA, een fusie van ARP, CHU, KVP
SGP, Christen Unie
CD, CP '86 worden beschouwd als neo- fascistische partijtjes, terwijl ze dat zelf steevast ontkennen

CP '86 is inmiddels verboden, zij vormden een criminele organisatie.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.