Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Massamedia

Beoordeling 5.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 1948 woorden
  • 27 mei 2009
  • 9 keer beoordeeld
Cijfer 5.9
9 keer beoordeeld

Maatschappijleer

MASSAMEDIA


Massamedia = communicatie met boodschap voor groot, vrijwel onbekend, publiek. Meerdere soorten massamedia met verschillende functies.

Kenmerken van massamedia:
- Informatie die wordt overgebracht is voor een groot en anoniem publiek.
- Informatie is openbaar en voor iedereen toegankelijk.
- De relatie tussen zender en ontvanger is onpersoonlijk.
- De ontvanger kan in de meeste gevallen alleen indirect reageren. Zenders kunnen vaak niet controleren of de boodschap is overgekomen.

Vormen van massamedia:
- Gedrukt (kranten, tijdschriften, vakbladen)

- Audiovisueel (televisie, radio)
- Digitaal of nieuw (interactieve televisie, sms, internet, teletekst)
(Interactieve televisie: stemmen op de deelnemers)

Doel van massamedia:
- Amusement
- Nieuws
- Meningsvorming
- Cultuur
- Onderwijs

Functies van massamedia:
- informerend

* politieke informatie (informatie verstrekken over overheidsbeleid)
* agenda (wensen en eisen van ‘gewone man’ naar politiek)
* controle / waakhond (eventuele tekortkomingen naar voren brengen)
* opiniërend (bijdragen aan publieke debat)
- socialiserend
* normen en waarden culturen; dominante cultuur en subculturen
* reportages
- amusement
* ontspanning via massamedia
- sociale cohesie
* verbonden in een cultuur

* programma’s kijken met het hele gezin
* bekende Nederlanders hebben veel fans, komen voor in programma’s

Kritiek op functies van massamedia:
- informerend
* informatie is te gekleurd, van één kant
* presentatoren hebben een mening die zij naar voren willen brengen
* reclameboodschappen zijn opdringerig
- socialiserend
* verslaving
* minder spelletjes met de familie, nu tv-kijken
* kinderen kijken op eigen kamer, niet meer samen met hele gezin
- amusement
* passieve en consumptieve rol van de kijker
* media leert dat de wereld flitsend en snel is
* infantilisering: niveau programma’s is beneden peil [KISS-principe]
* iedereen wordt naar grauwe en grijze kennisniveau getrokken
* vervreemding: werkelijkheid is anders dan programma zegt
* verwarring: ene omroep zegt A, andere omroep zegt B


Beïnvloedingstheorieën van massamedia:
- Injectienaald (wat er op tv komt, wordt opgenomen door de mensen; veel geweld op tv leidt tot veel geweld in de samenleving)
- Multiple-step-flow of communication (informatiestromen van media naar opinieleiders, media naar volgers, opinieleiders naar volgers, tussen de opinieleiders onderling, volgers naar opinieleiders en volgers onderling)
- Selectieve perceptie (je bepaalt zelf wat je met de informatie doet en welke programma’s of nieuwsberichten volgt; de rest laat je links liggen)
- Agenda (de media bepaalt waar wij over praten)

Media heeft winst maken als doel. Met het aanbod houden media rekening met de vraag of interesse van hun publiek. Door in te spelen op die vragen en interesses kunnen media een groter marktaandeel bereiken.

Markt- of publiekgerichtheid = aandacht hebben voor de kijkcijfers; welke programma’s worden goed bekeken en welke niet.
Onderzoek onder kijkers en luisteraars geeft informatie over de kijkdichtheid, waardering en samenstelling van het publiek. Dit is een vorm van feedback. Hierdoor kunnen de programmamakers de inhoud en programmering aanpassen.
Persconcentratie = groter aandeel van een markt komt in handen van een kleinere groep uitgevers of concerns.

Vormen van persconcentratie:
- redactioneel (redacties gaan samen)

- publiek (verdeling publiek over kranten)
- aanbieder (uitgevers gaan samen)
Bij deze vormen gaat het steeds om:
- horizontaal (minder verschillende bladen of zenders)
- verticaal (minder verschillende redacties)
- diagonaal (minder verschillende producten; dagbladen, tv- en radiozenders)

Persconcentratie leidt tot monopolievorming. De mededingingswet kan concentraties verbieden.

Marktsegmentering = meer programma’s of tijdschriften voor dezelfde groep

Cultuur = leefwijze van een groep die tot uiting komt in waarden, normen, gewoontes, regels, tradities, rituelen, kunst en symbolen.
Cultuur wordt door de massamedia verspreid.

Externe pluriformiteit = divers aanbod van zenders, omroepen, tijdschriften en kranten; elk met een eigen kleur (allerlei politieke en religieuze stromingen komen aan de orde)
Interne pluriformiteit = één medium geeft aandacht aan verschillende opinies en opvattingen

Overheid probeert pluriformiteit van de media in stand te houden door middel van subsidies en wetgeving.

Landelijke dagbladen = De Telegraaf, Algemeen Dagblad, de Volkskrant, NRC Handelsblad, NRC.Next, Trouw, Het Financieele Dagblad, Nederlands Dagblad, Reformatorisch Dagblad, deels Het Parool

Kranten met politieke kleur:
- rechts: Telegraaf, AD, NRC
- conservatief rechts: Reformatorisch Dagblad en Nederlands Dagblad
- midden: Trouw
- links: de Volkskrant, het Parool

Kaderkrant:
- Zakelijk
- Veel tekst, klein lettertype
- Minder foto's
- Minder gebruik van kleuren
- Kleine/rustige koppen

Populaire massakrant:
- Druk
- Minder tekst
- Meer foto's
- Veelvuldig gebruik van kleuren
- Grote/drukke koppen (in Telegraaf balken onder de kop)
- Veel advertenties

Verschillende inforubrieken in dagbladen:
- beleidsinformatie (nieuwsfeiten en achtergronden van politieke en maatschappelijke ontwikkelingen)
- human-interest (artikelen en stukjes over alledaagse of bijzondere mensen en gebeurtenissen)

- verstrooiing (informatie die mensen ontspanning brengt)
- praktische informatie (informatie die direct praktisch nut heeft)
- opinie (redactioneel commentaar op nieuws en andere artikelen)
- advertenties (blokjes tekst met foto’s waarin er reclame gemaakt wordt)

Categorieën tijdschriften:
- damesbladen
* margriet + libelle voor gewone huisvrouw
* opzij voor vrouwen die vrouwenemancipatie hoog in vaandel hebben staan
* viva voor vrouwen die op seksueel gebied goed geïnformeerd willen blijven
* cosmopolitan, elegance, flair, avenue voor chiquere vrouwen
- mannenbladen
* penthouse en playboy
- jongerenbladen
* tina, donald duck, yes, break out
- familiebladen
* panorama, nieuwe revue
- roddel- of gossipbladen
* story, privé, party, weekend
- omroepgidsen
* VARA-gids, Troskompas, Studio (KRO)

- lifestylebladen
* avantgarde, marie claire, residence, beaumonde
- special-interestbladen
* tuinieren, internationale samenwerking, oor, beleggersbelangen
- vakbladen
* historisch nieuwsblad, filosofie magazine, natuur&techniek

Het beleid van de overheid heeft 2 uitgangspunten:
- vrijheid van meningsuiting
- bescherming van pluriformiteit

Twee uitersten binnen opvattingen over mediabeleid van de overheid:
- meer regulerende (regeltjes) en controlerende overheid
- terughoudende overheid; markt en samenleving zijn zelfregulerend

Duaal bestel = publieke en commerciële zenders
Duaal bestel is geregeld in de Mediawet.
Erkenning publieke omroepverenigingen op grond van Concessiewet. Erkenning geeft recht op financiële middelen.
Commissariaat voor de Media ziet toe op naleving wetten reclameregels en programmavoorschriften.


Omroepen:
- NCRV; protestants-christelijk
- KRO; katholiek
- VARA; sociaaldemocratisch
- VPRO; sociaalkritisch
- AVRO; algemeen, meer liberaal
- TROS; algemeen, meer liberaal
- EO; reformatorisch
- BNN; jongeren
- MAX; ouderen
- LLiNK; milieu, mondiale verhoudingen en dierenbelangen

Omroepwet 1969:
- geen commerciële omroep, via STER (Stichting Ether Reclame) adverteren
- verzuilde omroepen bleven bestaan; ruimte voor nieuwe zendgemachtigden.
- aantal leden bepaalde zendtijd (A-, B-, C- of aspirant-omroepen)
- 1966 TROS, 1970 EO, 1975 Veronica
- NOS ontstond uit NTS en kreeg meer zendtijd

Nieuwe Mediawet 1988:
- geen commercieel omroepbestel, nog steeds alleen publiek

- C-omroep moet tenminste 150.000 leden hebben, aspirant-omroep 60.000; heeft aspirant-omroep na 2 jaar geen 150.000 leden  afname zendtijd
- totaal programmapakket omroepen (20% cultuur, 25% informatie, 25% verstrooiing, 5% educatie; 50% van programma-aanbod moet eigen programma’s zijn)
- publieke omroep moet eigen identiteit hebben
- publieke omroep mag geen winst maken
- opbrengsten STER worden verdeeld over de pers en omroepen
- splitsing NOS in omroepstelling en productiebedrijf
- oprichting Commissariaat voor de Media; toezicht houden omroepen
- wettelijke regeling regionale en lokale omroepen; zendtoewijzing door CvdM

Wijziging Mediawet 1991 [door duaal bestel; publiek + commercieel]:
- reclamemogelijkheden verruimd in lijn met EU-richtlijn
- commerciële omroep gelegaliseerd via de kabel; concessie bij voldoende kabelhuishoudens & programmavoorschriften volgens EU-richtlijn naleven
- aanvraag concessie 10 jaar publieke omroep
- zenderindeling drie gelijkwaardige netten

Wijziging Mediawet 2002:
- publieke omroepverenigingen moeten minstens 300.000 betalende leden hebben om zendtijd te krijgen

- aspirant-omroepen moeten 50.000 leden als zij willen toetreden
- omroeporganisatie moet een pluriforme vereniging of stichting zijn met een pluriform programma-aanbod van hoge kwaliteit
- volledig programma-aanbod (35% informatie of educatie, 25% cultuur, 25% verstrooiing, 15% zelf bepalen)
- STER verzorgt reclame; opbrengst verdeeld onder publieke omroepen
- sponsors culturele programma’s en sportevenementen aan het begin of aan het einde van dat programma; geen sluikreclame
- 6,5% van de zendtijd voor reclame
- 50% van de tv-zendtijd voor Europese producties (waaronder Nederlandse)

Wijziging Mediawet 2004:
- omroep moet 150.000 leden hebben
- omroepen met 150.000 (B) krijgen de helft van het geld en de uitzenduren van omroepen met 300.000 leden (A)
- aspirant-omroepen moeten 50.000 leden hebben om toe te kunnen treden en binnen 5 jaar uitgegroeid naar 150.000 leden

Concessiewet 2000:
- verbetering slagkracht publieke omroep
- openheid bestel nieuwkomers
- aandacht moeilijk bereikbare publieksgroepen (jongeren en allochtonen)
- versterking culturele functie publieke omroep

- grotere verantwoordingsplicht tegenover overheid en samenleving
- strikter regime sponsoring
- ruimte ontwikkeling nieuwe diensten op internet, digitale radio en televisie

Zender- of netprofilering = elke zender een eigen gezicht

Zenderprofilering TV:
- Nederland 1: familiezender met kijkcijferhits, amusement en sport
- Nederland 2: informatie en verdieping met achtergronden, zingeving, kunst, cultuur
- Nederland 3: jonge, vernieuwende programma’s met experimenteel karakter
- RTL 4: familiezender
- RTL 5: hoogopgeleide jonge mannen
- Veronica: jongeren
- SBS 6: familiezender
- Net5: vrouwen tussen 20 en 34 jaar

Zenderprofilering Radio:
- Radio 1: nieuws- en actualiteitenzender
- Radio 2: brede amusement, nieuws en muziekzender
- Radio 3FM: populaire muziekzender

- Radio 4: klassieke muziekzender
- Radio 5: achtergrond- en opiniezender, programma’s voor een klein publiek en doelgroepen

Programmeringstrategieën:
- verticale programmering (programma’s die vergelijkbaar zijn achter elkaar zetten; kijkers blijven langer kijken)
- horizontale programmering (programma’s dagelijks op dezelfde tijdstippen)
- counterprogrammering (aanbieden andere programma’s dan concurrent)
- offensieve programmering (sterke programma’s op zwakke avond concurrent)
- blockbuster (sterk programma van 90-120 minuten tegenover concurrerend blok met kortere programma’s)
- sandwich- of hammockformule (nieuw of zwak programma tussen 2 topprogramma’s plaatsen)

Politieke partijen over omroepbestel:
- SP: publieke omroepen niet afhankelijk van reclame en kijkcijfers; nieuwe omroepen makkelijker tot omroepbestel toetreden en falende omroepen verliezen zendtijd
- GroenLinks: publieke zenders die een divers programma moeten bieden terugbrengen naar 2; geheel reclamevrij
- PvdD: stelsel van promotie en degradatie; toegewezen programmamiddelen en zendtijd in relatie met ledental en geleverde prestaties tot taakopdracht van publieke omroep (verspreiding Nederlandse cultuur)

- PvdA: handhaving publieke omroep [kwaliteit, pluriformiteit, onafhankelijk, maatschappelijke actualiteiten]; reclame mag bron van inkomsten zijn, in programmering mag publieke omroep niet afhankelijk van reclame zijn
- D66: handhaving pluriformiteit publieke omroepen; geen reclame publieke omroepen; financiële compensatie vereist
- CU: handhaving publieke omroep van goede kwaliteit en gericht op breed publiek; meer financiële middelen door overheid; commerciële omroepen onder toezicht Commissariaat voor de Media
- CDA: handhaving maatschappelijk verankerde publieke omroepen; minder afhankelijk van reclame; meer geld van de overheid
- VVD: sterke publieke omroep; reclame; programma’s die commerciële omroepen niet bieden; 1 net minder
- SGP: omroepen en anderen die via de media verantwoordelijk zijn voor radio- en tv-programma’s moeten door de overheid aangesproken kunnen worden op wat zij uitzenden

Stromingen over omroepbestel:
- sociaaldemocratisch (PvdA, SP): maatschappelijke problemen aan de kaak stellen; steun voor omroepverenigingen als pluriformiteit gewaarborgd wordt
- christendemocratisch / confessioneel (CDA, CU, SGP): bijbel is uitgangspunt politiek handelen; respect voor andere levensovertuigingen; bescherming bieden aan omroepen met een godsdienstige basis
- liberaal (VVD, D66): marktwerking en marktgerichtheid; vrije concurrentie; weinig bemoeienis door overheid

CDA, PvdA, SP, GroenLinks, CU, SGP, PvdD steunen publieke omroep.

VVD, D66, PVV zien voordelen commerciële omroep.

Voordelen commerciële omroep:
- door vergroot aanbod meer programma’s en meer informatie
- commercie maakt omroep goedkoper
- omroepen worden marktgerichter
- geen bemoeienis door overheid

Nadelen commerciële omroep:
- commerciële omroep is niet goedkoper
- commercie krijgt impact op programma’s
- verschraling van het programma-aanbod
- weinig kansen kleine maatschappelijke groeperingen
- commerciële omroepen winnen strijd vanwege inkomsten storende reclame

Sectoren werk:
- primair (landbouw)
- secundair (industrie)
- tertiair (commerciële dienstverlening; winst maken)
- quartair (niet-commerciële dienstverlening; geen winst maken)

Ontwikkelingen in wereld massamedia door technologische ontwikkelingen:
- meer media

- nieuwe media
- vergroot en veranderend aanbod
- vergroot en veranderend gebruik massamedia

Technologische vernieuwingen die leiden tot nieuwe vormen dienstverlening:
- satelliettelevisie (toename buitenlandse televisieprogramma’s)
- abonneetelevisie (programma’s ontvangen tegen betaling)
- kabelnet (plaatselijke en regionale televisie via de kabel)
- elektronisch betalen
- pay-per-view (beelden die je wil zien, moet je betalen)
- view data (gegevensbestanden raadplegen)
- videorecorder en beeldplaat
- tekstverwerking
- internet

Oude media = omroep, pers, telefoon
Nieuwe media = internet; meerdere toepassingen, interactief karakter

Gevolgen cultureel gebied door technische ontwikkelingen:
- vergroting aanbod
- ontzuiling en individualisering zet door
- uitgebreide en snellere vormen van dienstverlening
- publieke omroep krijgt veel concurrentie van commerciële omroepen

- makkelijker informatie inwinnen
- diversificatie media-aanbod
- aanwezigheid ict versterkt proces informalisering
- tegemoetkomen aan verlangen intense beleving en ervaring
- digitalisering vervaagt grenzen massa- en persoonlijke communicatie
- internationalisering

Gevolgen sociaaleconomisch gebied door technologische ontwikkelingen:
- internationalisering van handel en dienstverlening
- beter economisch beleid gevoerd door toename informatie
- kans op tweedeling maatschappij
- overkill aan informatie
- terugdringen menselijke fouten

Gevolgen politiek-juridisch gebied door technologische ontwikkelingen:
- gewijzigd mediabeleid ten gunste van commerciële omroep
- inbreuk op de privacy
- ongrijpbaarheid van internet in verband met problemen met persvrijheid
- democratie kan aan kracht winnen, mensen hebben makkelijker informatie


Factoren die bepalen of iets nieuws is:
- actueel
- uitzonderlijkheid
- voorkennis
- samenhang

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.