Massamedia

Massamedia

Subhoofdstuk 1

1. Wat is cultuur, en waarom is cultuur dynamisch?
* Cultuur is alle normen (gedragsregels), waarden (principes) en andere aangeleerde kenmerken die de leden van een groep/samenleving met elkaar gemeen hebben en vanzelfsprekend vinden.
* Cultuur is dynamisch omdat het verandert in de loop van de tijd, maar ook per plaats en samenleving.

2. Welke soorten cultuurgroepen zijn er ( wat houden ze in)?
* Een dominante cultuur is er als een cultuur gedragen word door een groep die binnen een samenleving overheerst.
* Een subcultuur is wanneer binnen een groep normen en waarden op bepaalde onderdelen afwijken van de dominante cultuur. Zij zijn niet tegenstrijdig.
* Een tegencultuur zijn mensen die zich verzetten tegen de dominante cultuur. Ze proberen de dominante cultuur te veranderen.
* Een multiculturele samenleving is een samenleving met veel verschillende etnische groepen, allemaal met een eigen cultuur.

3. Hoe wordt cultuur overgedragen?
*Door middel van socialisatie, sociale controle en internalisatie.

4. Welke soorten sociale controle zijn er?
* Formele positieve sancties (bijv diploma of promotie)
* Formele negatieve sancties (bijv strafwerk of boete)
* Informele positieve sancties (bijv compliment of fooi)
* Informele negatieve sancties (bijv kind naar z’n kamer sturen)

5. Wat is internalisatie?
* Internalisatie ontstaat als socialisatie en sociale controle is bereikt, dit is als mensen zich gedragen zoals de samenleving van hen verwacht, wat op het moment in Nederland dus niet helemaal het geval is.
_______________________________________________

Subhoofdstuk 2

1. Wat houdt communicatie in?
*Communicatie is afgeleid van het Latijns: Communicato.
* Communicatie is een proces waarbij een zender bedoeld of onbedoeld bepaalde boodschappen overbrengt aan een ontvanger.
* Communicatie gaat langs een medium, in gesproken of geschreven taal, gebaren, kleding of kunstwerken.
* Communicatie is een sociaal proces.

2. Welke soorten communicatie zijn er?
* Directe en Indirecte (direct = face to face)
* Eenzijdig en Meerzijdig (Eenzijdig = krant/tv) (Meerzijdig = MSN)
* Verbale en Non-verbale (verbaal= woorden)
* Interpersoonlijke en Massa (Inter. = vergadering) (massa = massamedia)

3. Waarom is communicatie ook economisch?
* Bedrijven communiceren ook, bijvoorbeeld door middel van de telefoon of email, en aangezien alle bedrijven in Nederland veel met de economie te maken hebben, en daarbij communicatie erg belangrijk is, is communicatie ook economisch.

4. Wat is massamedia?
* Massamedia zijn dragers van openbare boodschappen
* Voorbeelden zijn radio, tv, kranten.
* Het publiek is groot en anoniem
* De informatie is openbaar en voor iedereen toegankelijk
* De relatie tussen zender en ontvanger is onpersoonlijk
* Er is weinig feedback (conversatie)
Voorbeelden van massamedia:
* Amusement
* Nieuws
* Reclame
* Meningsvorming
* Kunst
* Educatie en onderwijs

5. Welke functies heeft massamedia?
Functies voor het individu:
* Informatie = journaal,krant, Nova, Teleac
* Sociaal = MSN, talkshows
* Recreatief = ontspanning, gezelligheid, soap, columns, film
Functies voor de samenleving:
* Politieke functie = instandhouding van de democratie
* Socialiserende functie = cultuuroverdracht
___________________________________________

Subhoofdstuk 3

Welke drie soorten media zijn er? En waarin zijn ze weer onderverdeelt?

- Gedrukte media
* Kranten
* Tijdschriften
* Huis-aan-huis bladen
* Boeken
- Audiovisuele media
* Radio
* Televisie
* Film
* Video
- Nieuwe media
* Cd-rom en dvd
* Internet
* Email, forumsites
* Sms, mms en wap
2. er zijn verschillende soorten kranten? Welke soorten en wat houdt het in?
* algemene kranten= niet gebonden aan een levensbeschouwelijke of politieke richting
* richtingkranten= juist wel richting gebonden
* progressieve kranten= hechten waarde aan maatschappelijke veranderingen en zijn vernieuwingsgezind
* conservatieve kranten= behoudend, steunen het gezag en hechten waarde aan tradities
* populaire kranten/massakranten= richten zich vooral op het grote publiek
* kwaliteitskranten= worden ook wel ‘kaderkranten’ genoemd omdat het ‘beter opgeleidde deel’ van de Nederlanders ze leest.

3. Ook tijdschriften zijn onder te verdelen, waarin en wat houdt het in?

* jongerenbladen: variaties voor alle leeftijden, vooral advertenties waren/zijn belangrijk

* familiebladen: over van alles over het huishouden

* roddelbladen

* special interest bladen: schrijven over 1 specifiek onderwerp

* vakbladen: bedoelt voor een bepaalde beroepsgroep

* opiniebladen: geven achtergrondinformatie en commentaar bij politieke, economische, culturele & maatschappelijke kwesties

* omroepgidsen: geven meer informatie over televisie- en radioprogramma’s
4. Wat zijn de 4 soorten televisie en radio zenders? En wat houden ze in?
* Landelijke publieke omroepen= worden uitgezonden op ned1, 2 &3. ze vallen onder de minister van onderwijs, cultuur en wetenschap. Het zijn idieële instellingen en zijn niet bedoelt om winst te maken
* regionale en lokale omroepen= geven vooral plaatselijk nieuws. Worden gefinancierd door reclames en subsidies van gemeente of provincie
* landelijke commerciële omroepen= zijn vrije ondernemingen die marktgericht zijn en geen maatschappelijke groeperingen vertegenwoordigen. Enige opbrengst is van de reclameboodschappen
* buitenlandse omroepen= zenders uit het buitenland. Meestal van aangrenzende landen.
5. Wat is het belangrijkste verschil van nieuwe media met andere media?
* De mogelijkheid tot interactiviteit. En het verschil tussen zender en ontvanger valt (bijna) geheel weg

__________________________________
Subhoofdstuk 4
1. wat zijn de selectiecriteria voor nieuwsberichten?
* is het actueel?
* is het uitzonderlijk?
* is het interessant?
* zijn de gevolgen ingrijpend?
* over beroemdheden?
* voegt het iets toe aan de al bekende feiten?
* is er beeldmateriaal?

2.Wat zijn de drie nieuwsbronnen?

* Instellingen: verstrekken uit eigen initiatief informatie aan journalisten om via persberichten het nieuws te behalen.

* nieuwsgaring: eigen journalisten gaan op pad

* persbureaus: commerciële bedrijven, die zelf een selectie maken voordat ze berichten naar redacties van radio, krant en tv-zenders sturen
3. Waardoor wordt een nieuwsbericht betrouwbaar?
* Scheiding tussen feiten en meningen
* meerdere kanten van het verhaal
* verschillende soorten bronnen
* voorkennis
4. Waardoor kan een krant nooit helemaal objectief zijn?
* De redactie is verantwoordelijk voor zakelijk en financieel management.
* de redactie heeft inhoudelijke verantwoordelijkheid
ze moeten dus keizen wat voor hun voorgaat, en of het in hun ‘identiteit’ past

5. Ook berichten zijn nooit helemaal objectief, waarom niet?
* Persoonlijke waarden en normen van de journalist
* eigen ervaringen van de journalist
* hun mening of het wel in de krant past waarvoor ze schrijven

__________________________________________
Subhoofdstuk 5
1. Massamedia geeft in het algemeen geen reëel beeld. Waarom heeft de massamedia zo’n grote invloed op het beeld dat wij hebben van de criminaliteit en de daders?
* Wij krijgen door de massamedia een vooroordeel dat criminaliteit vooral gaat om zware en agressieve criminaliteit.
* Door de massamedia word de hoeveelheid agressieve criminaliteit hoog geschat.
* Door de media word het stereotiepe beeld van de misdadiger gegeven.
* Door de massamedia word er aan de bestrijding van criminaliteit vaak gedacht aan zware straffen, soms zelfs de doodstraf.
2. Waaruit bestaat injectienaaldtheorie?
* Propaganda. Dit betekent dat er alleen eenzijdige informatie wordt gegeven met als doel aanhangers voor een standpunt of zaak te winnen.
* Indoctrinatie. Dat is het voortdurend opdringen van bepaalde opvattingen en meningen aan het publiek, waardoor het denkpatroon van het publiek sterk word beïnvloed.
* Manipulatie. Dit is vervormde informatie geven over een bepaalde kwestie, omdat met opzet feiten worden weggelaten of verdraaid, zonder dat de ontvanger het merkt.
3. Wat houd de multiple-step-flow-theorie in?
* Deze theorie heeft meestal directe invloed, onder leiding van opinieleiders (mensen binnen een bepaalde kring die veel gezag hebben). In de 1e fase wordt de mening duidelijk gemaakt. In de 2e fase wordt de mening overgenomen van de opinieleider.
4. Wat houd selectieve perceptie in?
* Dan wordt alle informatie zodanig vervormd dat deze zoveel mogelijk past in onze referentiekader (dat is het geheel van persoonlijke normen, waarden, kennis en ervaring).
5. Wat houdt de agendatheorie in?
* De media beïnvloeden politieke agenda en de gespreksagenda van burgers. Daar kun je dan gebruik van maken.

_____________________________________________

Subhoofdstuk 6

1. Om het algemeen belang van de media te waarborgen treedt de overheid soms wel actief op. Welke uitgangspunten gebruikt de overheid dan?
* Het goed functioneren van de democratie
* Vrijheid van meningsuiting
* De bescherming van een pluriform aanbod. Pluriformiteit van de massamedia is dat veel verschillende kranten, tijdschriften, omroepen, zenders en internetbedrijven aanwezig zijn.
2. De houding van de overheid tegenover de pers wordt gekenmerkt door 2 tegengestelde principes. Welke zijn dat?
* Het vrije marktprincipe. Dat is het bestaansrecht van bladen, als er genoeg vraag naar is.
* Bescherming van pluriformiteit. Dat betekend dat de overheid ervoor zorgt dat er voldoende bladen zijn met een duidelijk verschillende ‘kleur’.
3. Wat word er gedaan om de digitale snelweg voor iedereen mogelijk te maken?
* Er worden subsidies aan scholen gegeven om de kinderen wegwijs te maken met computers.
* Er zijn belastingsmaatregelen om burgers in staat te stellen computers aan te schaffen.
* Er worden cursussen gegeven om personeel om te scholen.
4. Wat word er met verzuiling bedoeld? En wat gebeurde daarmee?
* Verzuiling is het maatschappelijk leven dat werd bepaald door geloofs- en levensovertuigingen.
* De mensen kregen minder behoefte om hun hele leven te laten bepalen door hun geloofs- of levensovertuiging.
5. Een concurrentiestrijd heeft een aantal gevolgen. Welke?
* Persconcentratie.
* Marktsegmentering bij tijdschriften.
* Commercialisering bij de omroepen.
* Mediaconcentratie bij mediabedrijven