Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Maatschappijleer Pluriforme Samenleving 1 t/m 6

Beoordeling 8.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 4110 woorden
  • 12 april 2018
  • 36 keer beoordeeld
Cijfer 8.3
36 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

1: pluriformiteit in Nederland

In Nederland is er sprake van een pluriforme samenleving, een land waarin mensen naast elkaar leven met uiteenlopende godsdiensten en levensstijlen en waar een redelijke mate van verdraagzaamheid heerst.

Toch zien we de laatste jaren een toename van spanningen die te maken hebben met culturele verschillen tussen bevolkingsgroepen.

Wat is cultuur?
Wanneer mensen veel en langdurige met elkaar te maken hebben, ontwikkelen ze hun eigen cultuur. Onder cultuur verstaan we alle waarden, normen en gewoonten die mensen binnen een groep of samenleving met elkaar delen.

Belangrijke cultuurkenmerken zijn: normen en waarden, kennis, gewoonten, kunst, sport, symbolen en feestdagen.
V.b.: cultuurkenmerken spanje: siësta en stierengevechten.
V.b.: cultuurkenmerken amerika: volwassenen mogen wapens dragen, hollywood glamour
V.b.: cultuurkenmerken nederland: het vakmanschap om dijken te bouwen.

Dominante cultuur
De overheersende cultuur in een land of samenleving noemen we de dominante cultuur; alle waarden, normen en gewoonten die de meerderheid van de bevolking met elkaar deelt.
Het spreken van de Nederlandse taal, de gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen, het vieren van Koningsdag, en de tolerantie zijn kenmerken voor de Nederlandse dominante cultuur.

Subcultuur
Naast de dominante cultuur bestaan er talloze kleine subculturen. We spreken van een subcultuur wanneer binnen een groep sommige waarden, normen en andere cultuurkenmerken afwijken van de dominante cultuur.

Vaak kun je een subcultuur herkennen aan een specifieke levensstijl; denk aan moslims, hipsters, studenten of voetbalsupporters. De verschillende subculturen maken deel uit van de dominante cultuur, maar door hun levensstijl verschillen ze er ook weer van. Een subcultuur hoeft niet strijdig te zijn met de dominante cultuur.

Tegencultuur
Een tegencultuur is strijdig met de dominante cultuur. Met tegencultuur worden groepen aangeduid die zich verzetten tegen (delen van) de dominante cultuur of daar zelfs een bedreiging voor vormen; denk hierbij aan feministen of Anonymous, een groep van hackers en activisten.

Culturele diversiteit
Als je in een pluriforme samenleving leeft, zie je om je heen een grote culturele diversiteit, dat wil zeggen dat er veel verschillende subculturen en levensstijlen bestaan. Die culture verschillen hebben te maken met de volgende factoren:

Stad en platteland
Sociale cohesie geeft aan hoe sterk mensen zich verbonden voelen met elkaar. In dorpen is de sociale cohesie vaak sterk, mensen kennen elkaar en er heerst een sterk wij-gevoel. In steden is de sociale cohesie vaak zwakker, mensen zijn meer op zichzelf en hebben minder contact met hun naaste omgeving, maar dit geeft juist weer meer individuele vrijheid.

Jong en oud
Tussen jongeren en ouderen bestaan grote culturele verschillen, omdat de samenleving heel snel verandert. Omdat ouderen in zo’n andere samenleving zijn grootgebracht hebben ze een ander referentiekader dan jongeren.
Soms leiden generatieverschillen tot een generatieconflict, wanneer ouders en kinderen tegenover elkaar staan en elkaars visie en levensstijl totaal niet begrijpen.

Beroep en maatschappelijke positie
Als je ergens werkt, moet je je aanpassen aan de bedrijfscultuur: alle waarden, normen en gewoonten die er in een bedrijf gelden.
Niet iedereen verdient even veel geld. Door deze ongelijkheid gedragen mensen zich ook anders. Je maatschappelijke positie en je inkomen hebben invloed op je levensstijl.

Mannen en vrouwen
Hoe mannen en vrouwen worden behandeld ten opzichte van elkaar, wordt sterk bepaald door de cultuur. Dit heeft niet alleen te maken met persoonlijke keuzes maar ook met rolpatronen: algemene verwachtingen en opvatting over hoe iemand zich moet gedragen. Mede door de emancipatiebeweging zijn rolpatronen flink veranderd.

Etniciteit
In Nederland leven er veel mensen met verschillende etnische achtergronden samen. Vooral in de grote steden. Het CBS voerde de volgende begrippen in:

  • Autochtoon: iemand die in Nederland is geboren en van wie de (groot)ouders ook hier zijn geboren en opgevoed.
  • Allochtoon: iemand die zelf, of waarvan tenminste één van de ouders in het buitenland is geboren.

Tegenwoordig worden deze begrippen als generaliserend beschouwd en zorgt het voor een tweedeling in de samenleving.

Godsdienst
Bij elke godsdienst of kerk horen specifieke opvattingen, gebruiken en feestdagen. Bij alle geloven zie je mensen die de voorschriften streng opvolgen en mensen die er losser en op een persoonlijke manier mee om gaan. Dat zijn allemaal cultuurverschillen.

Cultuur in beweging
Sommige kenmerken van onze cultuur veranderen niet, omdat we deze zo belangrijk vinden. Op andere gebieden zijn culturen voortdurend in ontwikkeling. Cultuur is dynamisch en verschilt in de loop van de tijd, maar ook per plaats en per groep.

2: pluriformiteit in Nederland

Nature of nurture?
Hoe wordt je wie je bent? Wordt je gedrag meer bepaald door aangeboren of door aangeleerde eigenschappen?

Nature-aanhangers denken dat ons gedrag vooral wordt bepaald door aangeboren eigenschappen (zoals lichaamsbouw, ritmegevoel of seksuele voorkeur).
Nurture-aanhangers denken dat ons gedrag vooral aangeleerd is en dat je omgevingen de cultuur waarin je opgroeit bepalend zijn.

Waarschijnlijk hebben ze allebei gelijk. Veel eigenschappen horen bij je karakter, maar worden verder gevormd door je ervaringen en door socialisatie.

Cultuuroverdracht
Cultuuroverdracht noemen we ook wel socialisatie, het proces waarbij iemand de waarden, normen en andere cultuurkenmerken van zijn samenleving of groep aanleert. Je raakt hierdoor aangepast aan je omgeving en het zorgt er ook voor dat een cultuur blijft voortbestaan.

Iedereen heeft vanaf zijn geboorte met socialisatie te maken, daarom is iemand die in Nederland is opgegroeid een heel ander mens dan iemand die op is gegroeid in een sloppenwijk van India.

Waar vindt socialisatie plaats?
In iedere samenleving bestaan verschillende socialiserende instituties; groepen, organisaties en collectieve gedragspatronen die specifieke waarden en normen overdragen.

  • Binnen de gemeenschappen waar je toe behoort: gezin, school, sportclub;
  • Overheid: vormt specifieke waarden en normen om tot wetten;
  • Media: heeft een grote invloed op het denken en gedrag van mensen;
  • Collectieve gedragspatronen: gemeenschappelijke gebeurtenissen zoals carnaval, ramadan, Prinsjesdag, de Tweede Kamerverkiezingen.

Hoe vindt socialisatie plaats?
De manieren waarop cultuur wordt overgedragen zijn gebaseerd op:

Imitatie
Imitatie zien we vooral bij kinderen, zoals peuters die hun ouders nadoen of jonge meisjes die zich willen kleden als hun popidool.

Informatie
Kennisoverdracht gaat een grotere rol spelen naarmate kinderen ouder worden. Denk aan kennis die wordt overgedragen via school, werk of de media. Toegang tot kennis is belangrijk om mee te komen in de samenleving, maar is niet voor iedereen toegankelijk.

Sociale controle
Soms gaat socialisatie niet vanzelf en is er dwang nodig van buitenaf. Sociale controle zijn de manieren waarop mensen anderen stimuleren of dwingen zich aan de geldende normen te houden. Van je omgeving krijg je voortdurend signalen waarbij goed gedrag wordt beloond en verkeerd gedrag wordt gestraft.

We spreken van formele sociale controle als deze is gebaseerd op geschreven regels.
We spreken van informele sociale controle bij beleefdheidsvormen en andere ongeschreven regels.

Internalisatie
Socialisatie leidt uiteindelijk tot internalisatie. Internalisatie is wanneer mensen zich waarden, normen en gewoonten eigen maken en zich automatisch gaan gedragen zoals hun omgeving van hun verwacht.

Identiteit
Door socialisatie ontwikkelt ieder mens een persoonlijke identiteit en een sociale identiteit:

  • Je persoonlijke identiteit omvat alle aangeleerde kenmerken die bij jouw persoonlijkheid horden. Daarnaast heb je aangeboren kenmerken zoals je uiterlijk en je talenten.
  • je sociale identiteit bestaat uit de groepen en culturen waarmee je je verboden voelt. We noemen dit ook wel groepsidentificatie.

Groepen kunnen een wij-zijgevoel ontwikkelen. Dan is er niet alleen een onderling saamhorigheid, maar zetten ze zich ook af tegen andere groepen. Daardoor kunnen spanningen ontstaan binnen de samenleving.

Individualisme en collectivisme
De mate waarin iemand de vrijheid krijgt om een persoonlijke identiteit te ontwikkelen is niet in iedere cultuur hetzelfde.

De Nederlandse dominante cultuur is individualistisch. We leggen veel nadruk op individuele ontplooiing en persoonlijke ontwikkeling. Banden tussen mensen zijn in de samenleving vrij los.

Veel andere culturen zijn collectivistisch. Het collectief staat dan boven het individu. Vanaf hun geboorte behoren mensen al tot een hechte en sterke groep. De groep gaat dan ook voor het individu. Het is belangrijk om gastvrij te zijn en goed voor elkaar te zorgen.

Masculiniteit en feminiteit
De verhoudingen tussen mannen en vrouwen in de maatschappij kunnen ook per cultuur verschillen.

In masculiene culturen zijn de werelden van mannen en vrouwen duidelijk gescheiden. Mannen zijn meer leidend, gericht op succes. Terwijl van vrouwen wordt verwacht dat zij een meer bescheiden en dienstbare rol aannemen.
In feminiene culturen lopen vrouwelijke en mannelijke rollen meer in elkaar over. Beide partijen houden rekening met elkaar, de kwaliteit van het leven staat bij beiden centraal.

3: Nederland is veranderd

Wat was Nederland voor samenleving?
Voor de Tweede Wereldoorlog zag de Nederlandse samenleving er heel anders uit dan nu:

Sterke gezagsverhoudingen
Er waren sterke gezagsverhoudingen. Kinderen respecteerden het gezag van hun ouders en onderwijzers.

Grote verschillen tussen de sociaaleconomische klassen
Er waren grote verschillen tussen arm en rijk en er was weinig sociale mobiliteit, het was moeilijk om de maatschappelijke ladder op te klimmen.

Sterk godsdienstig en verzuild
Er was een grote mate van verzuiling; mensen organiseerden zich rond hun geloof of overtuiging. Katholieken waren lid van een katholieke vakbond, hun kinderen zaten op een katholieke school etc.

Traditionele rolpatronen
Mannen en vrouwen leefden volgens traditionele rolpatronen waarbij de man werd gezien als hoofd van het gezin en de vrouw zorgde voor de kinderen en het huishouden.

Groeiende welvaart

Na de oorlog was er een periode van wederopbouw; er werd hard gewerkt aan het herstellen van alles wat tijdens de oorlog was verwoest. Nederland kreeg financiële steun van de VS en de economie kwam langzaam weer op gang.

Door de groeiende economie had de overheid meer belastinginkomsten die gebruikt werden om de verzorgingsstaat verder uit te breiden. Daardoor verbeterden de kansen van lagere klassen en nam de sociale mobiliteit toe.
Inkomens stegen waardoor mensen meer geld hadden voor luxeproducten. Ook groeide de vrijetijdsindustrie.
Nederland veranderde langzaam in een consumptiemaatschappij, een samenleving die sterk is gericht op vrijetijdsbesteding en materieel bezit.

Ontzuiling en ontkerkelijking
Het aantal katholieken nam vanaf 1960 sterk af, omdat zij zich niet langer konden vinden in de strenge regels van de Paus in Rome. Er was sprake van ontkerkelijking.

Met de ontkerkelijking kwam er een einde aan de verzuiling. Bij deze ontzuiling speelde de tv een belangrijke rol, omdat er maar 1 zender was. De groepen zagen dat de anderen helemaal niet zo anders of slecht waren, groeiden naar elkaar toe en de scheidslijnen tussen de zuilen verdwenen.

Individualisering
Door de toegenomen welvaart en de ontkerkelijking gingen mensen zichzelf steeds meer als individu zien in plaats van een onderdeel van een gemeenschap of zuil. Dit noemen we individualisering. Individualisering bracht nieuwe normen en waarden met zich mee, zoals persoonlijke vrijheid, zelfontplooiing en mondigheid. De grotere mondigheid had invloed op de bestaande gezagsverhoudingen, die waren niet meer zo vanzelfsprekend.

Ontstaan jongerenculturen
Door de welvaart veranderde ook de leefstijl van jongeren. Zij hielden meer geld over voor leuke dingen zoals kleding of muziek. Daardoor ontstond eind jaren 50 de eerste jongerencultuur in Nederland: de ‘nozems’. Later verschenen nog andere jongerenculturen, vaak gegroepeerd rond kledingstijl en muziekvoorkeur. Sommige jongerenculturen zetten zich duidelijk af tegen de gevestigde orde.

De emancipatiebeweging

Aan het begin van de twintigste eeuw werden vrouwen nog als handelingsonbekwaam gezien.
In de jaren '60 breidde de emancipatiebeweging zich uit. Meisjes gingen studeren en werken, waardoor ze economisch onafhankelijk werden en de rolpatronen veranderden. Er werd een begin gemaakt aan een meer gelijkwaardige taakverdeling tussen mannen en vrouwen.

Mede door de acties van feministen kwam later de anticonceptiepil in de verzekering en kreeg Nederland een soepelere abortuswetgeving.

Ondanks de emancipatiebeweging is er nu nog steeds ongelijkheid zichtbaar.

Globalisering
Een eeuw geleden waren mensen vooral gericht op Nederland. In de loop van de twintigste eeuw groeide de internationale handel door:

  • nieuwe communicatiemiddelen;
  • betere transportmogelijkheden.

Bedrijven gingen op steeds grotere schaal handeldrijven er ontstonden multinationals, ondernemingen die in meer landen vestigingen hebben.

Globalisering is de ontwikkeling waardoor mensen wereldwijd steeds meer met elkaar verbonden raken. Het heeft gezorgd voor grote cultuurveranderingen, omdat we massaal eetgewoonten, kledingstijlen en sociale omgangsvormen hebben overgenomen die van oorsprong niet Nederlands zijn.

4: migratie naar Nederland

Immigratie is een belangrijke reden waarom er cultuurverschillen bestaan binnen onze samenleving. Mensen uit alle hoeken van de wereld komen naar Nederland en brengen hun eigen gewoonten en gebruiken mee.

Motieven voor migratie
Het verhuizen naar een ander land, migreren, is een grote stap. De belangrijkste motieven zijn:

Economische motieven
Mensen migreren omdat ze een baan hebben gevonden in een ander land, of juist omdat ze de armoede van hun eigen land willen ontvluchten.

Sociale motieven
Mensen migreren om bij hun familie in het buitenland te gaan wonen, of omdat ze een geliefde in het buitenland hebben waarmee ze willen trouwen en een gezin stichten.

Politieke motieven
Mensen migreren vanwege de politieke situatie in hun land. Bijvoorbeeld als er oorlog is, of omdat ze worden vervolgd vanwege hun geloof of seksuele geaardheid. Deze groep noemen we ook wel politieke vluchtelingen.

Een korte geschiedenis
Mensen verhuizen al eeuwen naar andere landen. Na de Tweede Wereldoorlog zijn er vier belangrijke migratiestromen geweest.

Migratie uit vroegere kolonies
Nederland heeft lange tijd koloniën gehad: Nederlands-Indië, Suriname en de Antillen.
In 1949 werd Indonesië zelfstandig → 400.000 Indische Nederlanders en 15.000 Molukkers kwamen naar Nederland in de hoop op een betere toekomst.
De Molukkers hadden tijdens de vrijheidsoorlog voor Nederland gevochten, de Nederlandse Regering beloofde hun een Molukse staat, maar die is er nooit gekomen en de Molukkers zijn in Nederland gebleven.
Surinamers kwamen al lange tijd naar Nederland om te studeren, of zij waren getrouwd met een Nederlander. Na de onafhankelijkheid van Suriname nam het aantal Surinaamse immigranten toe.
Veel Antilianen en Arubanen komen naar Nederland wegens studie of betere werkmogelijkheden.

Arbeidsmigratie
We onderscheiden vier groepen arbeidsmigranten:

  1. Gastarbeiders
    In de jaren '60 groeide de Nederlandse economie en was er behoefte aan laaggeschoolde, goedkope arbeidskrachten. Er werd vanuit gegaan dat deze gastarbeiders tijdelijk zouden blijven. De meesten keerden ook weer terug naar hun land toen het daar beter ging, maar veel Marokkanen en Turken zijn gebleven.
  2. Arbeidsmigranten binnen de EU
    Inwoners van de EU-lidstaten mogen zich in de hele EU vrij vestigen en er werken. Mensen uit minder welvaren landen komen naar Nederland om praktisch werk te doen. Zij willen vaak voor lagere lonen werken dan Nederlanders zelf.
  3. Kennismigranten van buiten de EU
    Uit landen als VS, Japan, China, Zuid-Korea en India komen mensen naar Nederland die kennis met zich meebrengen waar hier grote behoefte aan is, bijvoorbeeld in de wetenschap of in de techniek. Vaak krijgen ze een verblijfsvergunning.
  4. Illegalen van buiten Europa
    Jaarlijks proberen honderdduizenden mensen Europa te bereiken om de armoede in hun eigen land te ontvluchten en hier een beter bestaan te vinden. Zij hebben geen wettige toestemming om hier te wonen en te werken.

Vluchtelingen
In de afgelopen jaren kreeg Nederland te maken met een stroom van vluchtelingen, mensen die hun land onder druk van oorlog en geweld moeten verlagen. Vluchtelingen emigreren vaak vanuit politieke motieven.
Een deel kan meestal worden opgevangen in buurlanden en een ander deel vlucht naar het Westen om asiel aan te vragen, in de hoop hier te kunnen blijven.

Volgmigratie
Bij alle soorten migrantengroepen is er meestal sprake van ‘volgmigratie’, dat een gevolg is van eerdere migratie.

In Nederland zijn er twee vormen van volgmigratie:

  1. Gezinshereniging: iedereen boven de 21 jaar met voldoende inkomen en een verblijfsvergunning heeft het recht om zijn gezin hierheen te laten verhuizen.
  2. Gezinsvorming: een inwoner van Nederland (vaak zelf immigrant) trouwt met een buitenlandse en sticht hier een gezin.

Het Nederlandse immigratiebeleid
In Nederland hanteert de overheid een restrictief toelatingsbeleid. Dit houdt in dat er strenge voorwaarden zijn voor het toelatingsbeleid.

Arbeidsmigranten van buiten de EU worden alleen toegelaten als er vraag is naar hun beroep. Vaak zijn dit hoogopgeleide kennismigranten die werken voor internationale bedrijven.
Arbeidsmigranten van binnen de EU zijn vanwege Europese verdragen wel vrij om in Nederland te komen werken.
Asielaanvragen worden zeer grondig onderzocht. Een asielzoeker moet geldige identiteitspapieren hebben en kunnen bewijzen dat hij of zij bij uitzetting van het land gevaar loopt. Wie hier niet aan voldoet, moet het land verlaten.

Internationale wetten en verdragen
Nederland kan niet helemaal zelf bepalen wie we wel of niet toelaten, omdat er internationale verdragen van toepassing zijn. De belangrijkste zijn:

  • VN-Vluchtelingenverdrag: waarin regels staan over hoe Nederland moet omgaan met asielaanvragen en wanneer aan asielzoeker recht heeft op een verblijfsvergunning.
  • Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens: waarin de belangrijkste mensenrechten staan. Het recht op gezinsvorming en -hereniging is hier ook in opgenomen.
  • Universele verklaring van de Rechten van de Mens: een verklaring waarin staat dat Nederland de rechten en vrijheden moet respecteren en niet mag discrimineren, dus ook niet aan de grens.
  • Verdrag van Schengen: waarin is geregeld dat vrij verkeerd van goederen en personen mogelijk is in de Schengenzone.

5: samenleven betekent integreren

De culturele diversiteit is in Nederland sterk toegenomen door de komst van immigranten. Dit zie je vooral terug in de grote steden waar veel verschillende cultuurgroepen bij elkaar wonen.

Hoe gaan we met elkaar om?
Er zijn drie manieren waarop immigranten en de autochtone bevolking met elkaar omgaan:

Assimilatie
Assimilatie betekent dat mensen uit een cultuurgroep zich volledig aanpassen aan de dominante cultuur in een samenleving.
Er blijft weinig over van de eigen culturele identiteit van nieuwkomers. In Nederland komt assimilatie nauwelijks voor, omdat de regering niet aan nieuwkomers vraagt om te assimileren en hun eigen afkomst negeren en vergeten.

Segregatie
Segregatie betekent dat groepen gescheiden van elkaar samenleven.
Het bekendste voorbeeld is de vroegere rassenscheiding, waarbij de zwarte bevolking niet alleen afgescheiden leefde van de blanke bevolking, maar er ook andere regels voor hun golden.

Segregatie kan leiden tot onbegrip en botsingen tussen cultuurgroepen. Ook werkt het de sociale cohesie tegen en daarom probeert de Nederlandse regeren segregatie te voorkomen.

Integratie
Integratie is de wederzijdse aanpassing tussen cultuurgroepen. Het gaat erom dat nieuwkomers zich aanpassen aan de kernwaarden van de dominante cultuur, de taal leren en actief deelnemen aan de maatschappij.
Andersom biedt de Nederlandse samenleving aan immigranten de ruimte om hun eigen gewoonten en tradities te behouden.

Het doel van integratie is om een tweedeling in de samenleving tegen te gaan.

De open samenleving
In een open samenleving beschikken burgers over veel vrijheden om hun eigen waarden en normen te kunnen naleven. Deze vrijheden zie je zelfs terug in de Nederlandse grondwet. Iedereen moet dus zichzelf kunnen zijn, maar tegelijkertijd wordt er ook van nieuwkomers gevraagd om zich aan te passen aan de Nederlandse dominante cultuur. De overheid stimuleert integratie.

Culturele diversiteit en de politiek
Verschillende partijen hebben verschillende standpunten al het gaat over de toekomst van de pluriforme samenleving en hoe er om moet worden gegaan met integratie.

Christendemocraten
Christendemocraten hechten grote waarde aan vrijheid van godsdienst

CDA

Geen bezwaar tegen tempels, moskeeën en joodse of islamitische scholen.

Gevaar is dat nieuwkomers zich uitsluitend gaan richten op hun eigen groep, werkt de integratie tegen en is slecht voor de sociale cohesie.

Ritsmodel: de Nederlandse cultuur als hoofdweg; verschillende cultuurgroepen moeten invoegen; zij moeten de belangrijkste normen en waarden overnemen, maar mogen voor de rest hun eigen cultuur behouden.

ChristenUnie en SGP

Minder tolerant

Nederland heeft een christelijk karakter en dat gemeenschappelijk erfgoed moet door iedereen gerespecteerd worden.

Liberalen

VVD en liberalen van D66

Nieuwkomers zijn zelf verantwoordelijk voor het aanleren van de taal en het verwerven van een plek in de Nederlandse samenleving.

Het is belangrijk dat iedereen de klassieke mensenrechten en de belangrijkste fatsoensnormen respecteert.

Sociaaldemocraten
Sociaaldemocraten staan voor een samenleving zonder ongelijkheid en armoede.

GroenLinks

Benadrukt de eigen verantwoordelijkheid van nieuwkomers. (liberaal)

PvDA en SP

Overheid moet actief optreden bij integratie, maar mag ook hard optreden als nieuwkomers zich niet willen aanpassen aan de Nederlandse samenleving.

Rechtspopulisten

PVV

Multiculturaliteit is een bedreiging voor het voorbestaan van de Nederland als herkenbare natie. Islam vormt een gevaar voor de samenleving.

Geen nieuwe moskeeën en islamitische scholen.

Mensen met een migratieachtergrond moeten een assimilatiecontract krijgen en pas als zij aan alle eisen voldoen kunnen zij Nederlander worden. Anders hebben ze geen rechts op uitkeringen en het stemrecht. Bij wetsovertreding worden ze het land uitgezet.

Europese dilemma’s
De politieke opvattingen over immigratie zijn de laatste jaren scherpen tegenover elkaar komen te staan. Ieder land wordt geconfronteerd met aan de ene kant zorg voor het welzijn van de eigen bevolking en aan de andere kant zorg voor de vluchtelingen van buiten de grenzen.

Protectionisten
Protectionisten willen een beleid dat zorgt voor bescherming van de eigen cultuur.
Zij zijn tegen en immigratie en meestal ook tegen Europese samenwerking en vrijhandel. Ze zijn voor het behoud van de nationale cultuur en politieke autonomie en willen zo min mogelijk bemoeienis van buitenaf.

Internationalisten
Internationalisten zien immigratie en internationale samenwerkingen als iets onvermijdelijks en benadrukken de voordelen ervan.
Zij zien de opvang van vluchtelingen als een morele plicht en vinden dat Europese samenwerking nodig is om een strategische positie in te kunnen nemen tegenover de grote wereldmachten.

6: integratie gaat niet vanzelf

 

Drie fasen
Er zijn drie fasen in het integratieproces:

  1. Vermijding;
  2. Conflict;
  3. Aanvaarding.

In werkelijkheid verlopen deze drie fasen nooit op dezelfde manier. De ene groep immigranten integreert namelijk sneller dan een andere groep. Dat is afhankelijk van hoe groot de cultuurverschillen zijn, van de periode en de situatie waarin een land verkeert. Integreren is een lastig proces dat veel tijd kost.

Vermijding
In het begin is er een gevoel van verlies, zowel de nieuwkomers als de autochtonen ervaren dit, omdat ze hun thuisland moesten verlaten en de autochtonen hun omgeving zien veranderen.

Mensen die migreren zoeken vooral de eerste tijd aansluiting bij hun eigen groep, omdat ze die cultuur kennen, en de rest van de samenleving onbekend voor hen is. Ook autochtonen gaan het onbekende uit de weg en houden afstand.

Conflicten
Mensen kunnen elkaar niet blijven ontlopen. Ze komen elkaar tegen op het werk, op school of in de wijk waar ze wonen.
Naarmate autochtonen en immigranten meer met elkaar in aanraking komen, ontstaan er tegelijkertijd soms conflicten. Die conflicten hebben drie oorzaken:

  1. Sociaaleconomische oorzaken
    Aan de onderkant van de arbeidsmarkt is er vaak grote concurrentie tussen autochtone werknemers en immigranten. De immigranten willen vaak voor lagere lonen werken.
    Daarnaast zijn er soms vooroordelen en stereotypen op de arbeidsmarkt, die kunnen leiden tot discriminatie en soms zelfs uitsluiting.
  2. Politieke oorzaken
    Conflicten in de landen van herkomst van migranten werken door in de samenleving. Migranten hebben bijvoorbeeld oorlogstrauma’s of er ontstaan Nederlandse jongere migrantengroepen die de boel radicaliseren en de veiligheid bedreigen.
    Conflicten ontstaan ook wanneer autochtonen zichzelf zien als eigenaar van het land en er moeite mee hebben om het land te delen.
  3. Cultureel-religieuze oorzaken
    Autochtone Nederlanders begrijpen de gewoonten en opvattingen van migranten niet, waardoor er conflicten ontstaan.
    Hieronder een aantal voorbeelden van cultureel-religieuze conflicten:

Vrouwenbesnijdenis behoort tot een culturele en religieuze traditie.

Vanwege geloofsovertuiging laten sommige mensen hun kinderen niet inenten tegen Polio.

Sommige moslims en christenen vinden dat de man boven de vrouw moet staan en dat homoseksualiteit verboden moet zijn.

Vanwege de familie eer is in sommige culturen seks voor het huwelijk verboden. Ouders bemoeien zich met de partnerkeuze van hun kinderen.

Vrouwenbesnijdenis heeft in Nederland veel verzet en is strafbaar

Polio is een gevaarlijke ziekte. Daarom is er vaak discussie over de vraag of ouders het recht hebben om hun kinderen niet te laten vaccineren,

In Nederland hebben emancipatiebewegingen juist jarenlang gestreden voor gelijke rechten voor vrouwen en homo’s,

In Nederland wordt meestal veel vrijer over seks en het huwelijk gedacht.

Aanvaarding en aanpassing

Wanneer mensen accepteren dat de veranderingen definitief zijn, kunnen ze er iets van maken. Vermijding en conflicten maken plaats voor aanvaarding en aanpassing.
Hierbij moet niet alleen worden gewezen naar de grondwet, het is vooral ook afhankelijk van onderlinge tolerantie en het respect dat mensen voor elkaar hebben.

Er zijn ook veel positieve ontwikkelingen op het gebied van opleiding en werk en een meer open houden bij veel migranten naar de Nederlandse samenleving.

Drie generaties

Wanneer het moment van aanvaarding zal zijn, is lastig te voorspellen. Een vergelijking die vaak wordt gemaakt is die van de drie generaties migranten.

  1. De eerste generatie migranten
    De oorspronkelijke immigranten, zij houden sterk vast aan de tradities uit hun land van herkomst.
  2. De tweede generatie migranten
    Zij krijgen de normen en waarden van het land van herkomst van hun ouders mee, maar ook die van het nieuwe land.
  3. De derde generatie migranten
    Voelen zich geworteld in de veranderde samenleving en hebben minder sterke banden met de cultuur van het land van herkomst van hun grootouders.

Uit de cyclus van vermijding, conflict en aanvaarding vallen twee conclusies te trekken:

  1. Immigratie is zowel voor de nieuwkomers als voor de autochtone bevolking een lastig proces waarbij veel tradities en vanzelfsprekendheden onder druk komen te staan of verloren gaan.
  2. Op langere termijn gaan migranten bindingen voelen met het land van aankomst en een plaats in de samenleving vinden.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.