Maatschappijleer parlementaire democratie

Beoordeling 0
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 2507 woorden
  • 21 juni 2022
  • nog niet beoordeeld
Cijfer
nog niet beoordeeld

Hoofdstuk 3 

parlementaire democratie 

Paragraaf 1

Politiek gaat over het maken van keuzes waar aan alle burgers in een staat zijn gebonden. Deze keuzes van politici liggen vast in wetten waaraan alle burgers zich moeten houden.

  •  De besluiten van politici hebben veel invloed op ons leven. Ze gaan over zaken die voor het

algemeen belang zijn, omdat veel mensen er nu of later mee te maken hebben

Algemeen belang gaat over dit soort zaken:

  •  Welvaart, genoeg banen
  •  Volksgezondheid, zorgen voor genoeg vaccinaties en genoeg ziekenhuisbedden
  •  Infrastructuur, aanleg en onderhoud van bruggen, wegen en dijken
  •  Onderwijs, invoering van de basisbeurs van de studenten
  •  Buitenlandse betrekkingen, het opnemen van vluchtelingen in Europa
  •  Veiligheid, het stoppen van criminaliteit en terrorisme
  •  Landbouw en milieu, het duurzamer maken van de landbouw en het verminderen van de Co2 uitstoot

Om al deze zaken te kunnen betalen heeft de overheid geld nodig, daarom betalen we belasting.

Politici kunnen niet al het geld aan één ding uitgeven daarom moeten er keuzes gemaakt worden.

Uitleggen aan stemmers waar ze geld aan uit willen geven hoort bij politiek.

Een democratie is een bestuursvorm waarbij de bevolking direct of indirect invloed uitoefent op de

politieke besluitvorming

Directe democratie = een bestuursvorm waarbij burgers zelf direct invloed uitoefenen op het wetgevingsproces. Directe democratie wordt in deze tijd uitgevoerd door middel van een

referendum dat is een volksstemming over een bepaalde kwestie.

-Indirecte democratie = het volk neemt niet zelf de beslissingen maar kiezen vertegenwoordigers in het parlement die beslissingen maken. We spreken bij indirecte democratie spreken we ook over parlementaire democratie omdat de gekozen vertegenwoordigers samen het parlement vormen.

 De rechtstaat met de grondrechten zijn de basis van onze democratie. Dit zijn de belangrijkste kenmerken van de Nederlandse parlementaire democratie:

  •  De rechten van minderheden worden gerespecteerd. Hierdoor kunnen grondrechten niet zomaar worden afgeschaft, ook niet als een meerderheid dat zou willen.
  •  Er is een machtenscheiding, zodat een kleine groep niet te veel macht krijgt
  •  De bevolking kiest volksvertegenwoordigers voor het parlement
  •  De regering en het parlement maken samen te wetten. Deze wetten tellen pas als de meerderheid in het parlement het besluit
  •  Er is individuele vrijheid. Je mag je mening uiten en je leven inrichten zoals je wilt
  •  Burgers hebben politieke grondrechten
    •  Iedereen mag stemmen op 18-jarige leeftijd en zich verkiesbaar stellen
    • Iedereen mag een vereniging politieke partij opzetten
    •  Verkiezingen zijn vrij, eerlijk en geheim. Dus je hoeft niet te vertellen op wie je gestemd hebt als je dat niet wilt
    •  Iedereen mag demonstreren - Er bestaat persvrijheid. Journalisten bepalen zelf welk nieuws ze brengen. Ze hebben geen toestemming nodig van de overheid.

 We spreken van autoritair regime wanneer alle macht in de handen van één persoon (dictator) of een groep ligt. De burgers van een autoritair land hebben vaak weinig vrijheid en rechten.

De meest vergaande vorm van autoritair regime noemen we een dictatuur.

-Sommige autoritaire regimes zijn gebaseerd op een ideologie. Een andere vorm is religieus regime. Ook kennen we militaire regimes, waar het leger alle macht heeft en de leider een militair is.

Een land met een autoritaire regime is geen rechtsstaat omdat allerlei grondrechten en vrijheden ontbreken

 De belangrijkste kenmerken van een autoritaire regime:

  •  Er is geen machtenscheiding, want alle macht is in handen van één persoon of een kleine groep.
  •  Er zijn geen onafhankelijke rechters. De machthebbers stellen zelf rechters aan of

controleren ze

  •  Bij verkiezingen is er vaak sprake van verkiezingsfraude, manipulatie en geweld. Om zeker te zijn van de winst frauderen machthebbers met de uitslag, verbieden ze andere partijen of intimideren ze kiezers.
  • Oppositiepartijen zijn vaak verboden, oppositiepartijen zijn partijen die niet in de regering zitten.
  •  Er is geen rechtsstaat en grondrechten worden niet gerespecteerd:
  •  Burgers hebben geen recht op vrije meningsuiting en mogen niet demonstreren.
  •  Critici en politieke tegenstanders lopen kans om gemarteld, gevangen gezet of zelfs

vermoord te worden.

  •  Er is geen persvrijheid. Journalisten komen in de problemen als ze kritisch berichten over de machthebbers. Soms bepaalt de overheid wat er op tv of internet mag komen. Dit noemen we censuur, overheidscontrole van de media
  •  Er is een grote politieke rol voor militairen om verzet van het volk te onderdrukken.

Paragraaf 2

Veel politieke partijen kun je koppelen aan een politieke stroming

Bijna alle politieke partijen ontstaan vanuit een ideologie dat is een verzameling van ideeën over

wat belangrijk is in de maatschappij en hoe mensen het best met elkaar kunnen samenleven. Daarbij

gaat het meestal om 2 vragen:

  •  Welke normen en waarden staan centraal?
  • Wat is de gewenste rol van de overheid op sociaal economisch gebied?

Links wil dat de overheid actief ingrijpt om de ongelijkheid tussen de mensen te verminderen. De Overheid is er vooral om mensen in kwetsbare posities te beschermen, want niet alle mensen kunnen goed voor zichzelf zorgen. Door bijvoorbeeld meer belasting aan de rijken te vragen hopen ze om de kwetsbaren te beschermen.

Rechts vindt juist dat mensen zelf verantwoordelijk zijn voor een beter bestaan. De overheid moet zich daar niet te veel mee bemoeien door extra belasting te vragen aan bedrijven of de rijken.

Politieke midden ligt tussen links en rechts in, deze partijen hebben zowel linkse als rechtse

standpunten.

  •  Er zijn 3 verschillende politieke stromingen waar we het over gaan hebben Liberalisme,

Sociaaldemocratie en Christendemocratie.


In Liberalisme is niet iedereen gelijk maar wel gelijkwaardig. Ze moeten elkaars opvattingen

respecteren. In Liberalisme gaat een paar dingen centraal: persoonlijke en economische vrijheid, individuele verantwoordelijkheid en tolerantie. Liberalen wijzen de zorgstaat niet af maar ze willen wel dat de overheid niet te regelt.

Het Socialisme wijst er op dat niet iedereen gelijk kansen en mogelijkheden heeft. De overheid moet zorgen dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen. De socialisten wilden een einde maken aan armoede en ongelijkheid, maar verschilden onderling hoe ze dat wilden doen:

  • Communisten: wilden dat arbeiders alle macht zouden krijgen door middel van een

revolutie

  • Sociaaldemocraten: wilden via verkiezingen in de regering komen en dan de maatschappij verbeteren

Socialisme noemen we tegenwoordig sociaaldemocratie. Ze zijn niet meer tegen een

vrijemarkteconomie, maar ze vinden dat kennis, inkomen en macht eerlijker verdeeld moeten worden. In sociaaldemocratie staan een paar dingen centraal: Solidariteit en gelijkwaardigheid.

Confessionalisme baseert zich op het geloof. In Nederland is dat het Christendom. Een paar dingen staan in Christendemocratie centraal: naastenliefde en saamhorigheid. Ze streven naar een samenleving die gebaseerd is op de waarden van de bijbel, bijvoorbeeld rentmeesterschap: mensen hebben de taak goed te zorgen voor de aarde die God aan ons heeft toevertrouwd. De overheid laat zoveel over aan maatschappelijke organisaties zoals kerken, vakbonden, etc. Deze organisaties noemen we ook wel het maatschappelijk middenveld.

Christendemocratische partijen zitten het politiek midden omdat ze zowel linkse als rechtse

standpunten hebben.

Het ecologisme is een politieke stroming die vindt dat de taak van de mensheid is om goed voor de aarde te zorgen. In ecologisme staan een paar dingen centraal: Duurzaamheid en bescherming van ons leefmilieu.

Het populisme is een politieke stroming die opkomt voor de ‘gewone’ mens. De standpunten die populisme hebben zijn vaak wel erg nationalistisch, ze zijn vaak tegen immigranten en tegen inmenging van andere landen. Ook hechten ze zich vaak aan Nederlandse tradities zoals zwarte Piet

Progressief en Conservatief zijn ook 2 begrippen net zoals links en rechts om een politieke partij in te delen. Progressief betekent in de politiek vooruitstrevend. Daar gaat het om meer persoonlijke vrijheid. Het kan gaan om veranderingen in het algemeen zoals groene energie

Conservatief betekent behoudend. Conservatieve politici kijken meer naar wat als behaald is. Ze Willen bijvoorbeeld niet meer macht overgeven aan de EU.

Net zoals links en rechts is een partij niet helemaal progressief of helemaal conservatief maar sommige standpunten kunnen iets progressiever zijn en sommige meer conservatief.

Paragraaf 3

Om de maatschappij te veranderen heb je politiek nodig, maatschappelijke veranderingen gaan vaak via het aanpassen van wetten. Dat gebeurt door ministers en Kamerleden van politieke partijen.

Actiegroepen zijn partijen met één doel voor ogen, dat verschilt tussen actiegroep. Ze roepen op om actie te doen tegen een bedrijf / organisatie of demonstreren

Belangengroepen zijn partijen die een groep mensen wil verdedigen ( studenten, werknemers, etc.) Belangengroepen geven voorlichtingen, proberen politici te beïnvloeden (lobbyen) en voeren soms ook acties

Een politieke partij bestaat uit een groep mensen die globaal hetzelfde idee hebben over een

goede samenleving. Het doel van een politieke partij is om mee te beslissen over het bestuur van ons

land, actie- en belangengroepen hebben dat niet.

Politieke partijen:

  • Hebben ideeën over de samenleving als geheel
  •  Wegen verschillende belangen af
  •  Willen politieke macht én bestuurlijke verantwoordelijkheid
  • Doen mee aan verkiezingen
  • Zijn vertegenwoordigd in politieke organen

Actie- Belangengroepen:

  • Hebben ideeën op één specifiek terrein
  •  Komen op voor deelbelangen
  •  Willen politieke invloed, maar geen bestuurlijke verantwoordelijkheid
  • Doen niet mee aan verkiezingen
  • Zijn hooguit vertegenwoordigd in adviesorganen, maar lobbyen wel bij politieke partijen

One- issue partijen zij vertegenwoordigen één specifieke groep

Politieke partijen mogen over alle onderwerpen iets vinden, ook als dat in strijd is met de grondwet.Er mag dus een partij zijn die de democratie wil afschaffen. Als niet-democratische partijen de verkiezingen winnen kan dat dus grote gevolgen hebben. In ons land hebben we geen niet-democratische partijen.

Politieke partijen proberen via verkiezingen zetels te krijgen in het parlement, de gemeenteraad, de Provinciale Staten of het waterschap. In onze parlementaire democratie hebben partijen verschillende functies:

  • Samenbundeling van ideeën over onze samenleving.
  • Informeren van kiezers, de kiezers vertellen over wat ze vinden over actuele problemen
  • Participatie van burgers, als je wil kan je lid worden van een partij. Zo heeft de ‘gewone’ burger ook invloed op de politiek
  • Selectie van kandidaten, Politieke partijen kiezen kandidaten voor politieke functies als gemeenteraadslid en als Kamerlid.
  • Politiek spectrum is een assenstelsel die laat zien hoe progressief / conservatief en Links / rechts een partij is

Paragraaf 4

Actief kiesrecht is het recht om bij verkiezingen je stem uit te brengen

Passief kiesrecht is het recht om je verkiesbaar te stellen

De bekendste kandidaat van elke partij staat nummer 1 op de kandidatenlijst en noemen we de lijsttrekker. Hij of zij representeert de partij in verkiezingsdebatten. De lijsttrekker is het gezicht van de partij.

Partijen stellen een campagneteam samen. Hierin zitten mensen van de partij maar ook

spindokters, dit zijn communicatiedeskundigen die kandidaten adviseren over een zo positief mogelijk imago

Via media proberen de partijen de stem te winnen van de zwevende kiezers, dit zijn mensen die bij elke verkiezing niet perse op dezelfde partij stemmen

Opiniepeiler = de media vraagt aan de mensen op wie ze gaan stemmen, dit geeft de rest een indicatie van hoeveel stemmen een partij krijgt

De voornaamste redenen om op een partij te stemmen:

  • Standpunten, je bent het eens met de standpunten van een partij
  • Belangen, je bent het eens met waar zij voor streven
  • Strategisch, je kijkt naar welke partij een grotere kans heeft om in het kabinet te komen
  • Persoon, je vindt de lijsttrekker waardig om op te stemmen
  • Evenredige vertegenwoordiging = alle uitgebrachte stemmen worden verdeeld over het totaal aantal zetels.

paragraaf 5

De dagelijkse leiding van Nederland ligt in handen van de regering, die bestaat uit de koning en ministers. Maar in de praktijk is het, het kabinet, bestaande uit ministers en staatssecretarissen, voor alle besluiten in landelijk politiek. De koning zit niet in het kabinet en de staatssecretarissen zitten niet in het parlement. Elke minister heeft een eigen beleidsterrein, zoals financiën, onderwijs of defensie. Een minister heeft meestal een staatssecretaris onder zich, die verantwoordelijk is voor een deel van zijn beleidsterrein. De leider van de regering noemen we de premier, ook wel minister president. Op de derde dinsdag in september is het prinsjesdag. hier leest de koning de troonrede voor, hierin staat wat de regering heeft bereikt en wilt bereiken. Vervolgens wordt door de tweede kamer de miljoenennota , hierin staan de plannen voor het komend jaar. In de miljoenennota bevindt zich ook de rijksbegroting, hierin is een overzicht van alle inkomsten en uitgaven te vinden. Direct na de tweede kamer verkiezingen begint de kabinetsformatie, met het doel om een kabinet van ministers en staatssecretarissen samen te stellen. Daarom is het belangrijk om partijen te zoeken die:

  • het samen in grote lijn eens zijn over het beleid dat ze willen voeren
  • samen een meerderheid in de 2de kamer hebben

de formatie in het kabinet verloopt in 3 fase

  1. Welke partijen kunnen en willen samenwerken?

een samenwerkingsverband tussen 2 of meer partijen noemen we een coalitie. onder leiding van de informateur stellen de coalitiepartijen een regeerakkoord met daarin de plannen voor de komende jaren. 

  1. wie komen er in het kabinet?

als de informateur klaar is benoemd de tweede kamer een formateur. die geschikte ministers en staatssecretarissen bij elkaar zoekt. 

  1. wanneer gaat het kabinet aan het werk?

de minister-president legt de regeringsplannen uit, hierin vertelt hij over de belangrijkste plannen voor de komende regeerperiode. 

Een constitutionele monarchie is een staatsvorm waarin de taken en bevoegdheden van het staatshoofd in de grondwet zijn vastgelegd. 

wat zijn de taken van de koning?

  • een handtekening onder de wetten zetten
  • de troonrede voorlezen op prinsjesdag
  • ons land vertegenwoordigen in het buitenland door staatsbezoeken aan andere landen

ministers zijn verantwoordelijk voor alles wat de koning doet en zegt, dit noemen we ministeriële verantwoordelijkheid. Dit is waarom ook wel wordt gezegd dat de koning onschendbaar is. 


paragraaf 6

Nederland is een parlementaire democratie: de bevolking kiest de vertegenwoordigers. dit wil zeggen dat alle uitgebrachte stemmen worden verdeeld over het totale aantal zetels. zij vertegenwoordigen dus letterlijk de stem van de bevolking. Ons parlement bestaat uit de eerste en tweede kamer, samen ook wel staten-generaal genoemd. De kamerleden die voor een bepaalde partij in het parlement zitten, vormen samen een fractie onder leiding van een fractievoorzitter. Oppositiepartijen zijn alle partijen die niet in de regering zitten. Trias politica is dat de macht verdeeld is in de wetgevende macht, rechterlijke macht en de uitvoerende macht. 

In de wet staat dat de regering en parlement samen de wetten maken. Zij vormen de wetgevende macht, om deze taken goed uit te voeren hebben de 1ste en 2de kamer de volgende rechten:

    • Stemrecht bij wetsvoorstellen. ze hebben het recht een wetsvoorstel te aanvaarden of te verwerpen
  • Budgetrecht om de rijksbegroting wel of niet goed te keuren.

de tweede kamer heeft nog extra rechten

  • Het recht van initiatief om zelf een wetsvoorstel in te dienen
  • Het recht van amendement hiermee kan een wetsvoorstel gewijzigd worden. 

De rechten om te controleren zijn:

  • Het recht om vragen te stellen aan ministers of staatssecretarissen
  • Het recht om een motie in te dienen. Dit is een verzoek aan een minister om iets wel of juist niet te doen. 
  • Het recht van interpellatie hiermee kunnen kamerleden een speoddebat met ministers aanvragen.
  • Het recht van onderzoek en enquête geeft kamerleden de kans om onderdeel van het regeringsbeleid grondig te onderzoeken.

De politieke cultuur is de manier hoe politici met elkaar omgaan

paragraaf 7

De rijksoverheid stelt de grote lijnen van het beleid vast, maar de preciese invulling gebeurd door de lagere overheden. Dit noemen we decentralisatie. De gedachtegang hierachter is:

  • lagere overheden zijn beter op de hoogte van regionale situaties en kunnen dus beter oordelen over wat er nodig is.
  •  inwoners zijn zo meer betrokken bij de politiek


REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.