- Waarom maatschappijleer?
In de maatschappij zijn regels en afspraken.
De 4 thema’s in de Nederlandse samenleving zijn:
- Rechtstaat: regels voor de burgers en de overheid zoals waar ligt de privacygrens?
- Parlementaire democratie: Hoe word er over Nederland geregeerd?
- Pluriforme samenleving: Hoe gaat Nederland om met de cultuurverschillen?
- Verzorgingsstaat: Wanneer moet de overheid problemen oplossen en wanneer de burger zelf?
Iets is een maatschappelijkprobleem als:
- Het gevolgen heeft op grote groepen.
- Het alleen gemeenschappelijk en door de overheid kan worden opgelost.
- Het te maken heeft met een tegenstelling.
De grootste tegenstellingen onstaan tussen met met verschillende:
- Politieke visies.
- Geloofs- of levensovertuiging.
- Maatschappelijke posities.
Compromis = tussenoplossing.
- De kernbegrippen
Waarde = Is een uitgangspunt of principe van wat mensen belangrijk vinden.
Norm = Een gevolg van een waarde. Een regel die je wordt opgelegd door je omgeving.
Fatsoensnormen = Ongeschreven regel waar je je wel aan houdt.
Belang = een voor- of nadeel dat iemand ergens bij heeft.
Invloed & macht = Invloed is niet vast gelegd in de wetten maar macht wel.
Machtsmiddel = Een middel waarmee je het gedrag van andere kan beïnvloeden.
Je gedrag kan worden beïnvloed door: - De plaats waar je woont. (gastvrijheid) - De tijd waar je in leeft. - De groep waar je bij hoort. (rechts-radicale jongeren)
Sociale cohesie: samenhang tussen mensen in een gemeenschap of samenleving.
Analysevragen zijn er om je te helpen met maatschappelijke problemen.
Analysevragen:
De actoren.
- Wat is het probleem?
- Wie zijn erbij betrokken / wie zijn de actoren?
- Welke normen en waarden spelen een rol bij het probleem
- Welke belangen hebben de actoren?
- Welke normen, waarde en / of belangen heb jij bij deze kwestie?
Politie besluitvorming.
- Wat is het probleem?
- Welke beleid voert de overhied met betrekking tot dit probleem?
- Welke wetten gaan over deze kwestie en welke staan ter discussie?
- Wat vinden de politieke partijen van deze kwestie?
- Wat vind jij van dit probleem?
Oorzaken & gevolgen.
- Wat is het probleem?
- Wat zijn de oorzaken van dit probleem?
- Welke gevolgen heeft de kwestie voor de samenleving?
- Op welke manier(en) kan het probleem worden opgelost?
- Welke oplossing heeft jouw voorkeur?
De vergelijking met vroeger en met andere landen.
- Wat is het probleem?
- Heeft dit probleem te maken met normen, waarde, belangen en / of mach? Zo ja, hoe?
- Speelt dit probleem ook in andere landen?
- Is dit probleem van deze tijd, of speelt het al langer?
- Indien van toepassing: hoe is in het verleden / in het buitenland het probleem opgelost?
- Wat is waar en wat is niet waar?
Betrouwbare bron? - Wordt er een bronvermelding gegeven?
- Is er duidelijk onderscheid tussen feiten en meningen? - Wordt het onderwerp van verschillende kanten bekeken?
Objectief = feiten. Subjectief = mening.
Hoor en wederhoor = verschillende betrokkenen zijn gehoord. Communucatie = Het doorgeven van informatie. Communicatieruis = overdracht van de info verloopt niet goed. Dat kan als: - De zender de informatie verkeerd uit zendt of als – De ontvanger het verkeerde ontvangt.
- Manipulatie = Feiten zijn opzettelijk verdraait / weggelaten zonder dat de ontvanger het weet.
- Propaganda = Bewust eenzijdige informatie geven om mensen hun meningen te beïnvloeden.
- Indoctrinatie = eigenmening / opvatting zo opdringen dat het publiek het kritiekeloos moet accepteren.
Stereotype = vast staand beeld van een groep mensen.
REACTIES
1 seconde geleden