Hoofdstuk 5

Beoordeling 8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 1878 woorden
  • 5 januari 2014
  • 6 keer beoordeeld
Cijfer 8
6 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode

Maatschappijleer Hoofdstuk 5

Paragraaf 1

Verzorgingsstaat: overheid bemoeit zich actief met de welvaart en het welzijn van haar inwoners

Piet Thoënes: wel welvaartsstaat, maar wel binnen een democratisch staatsbestel en met Handhaving van het kapitalistische productiesysteem

→ Actief ingrijpen zou niet ten koste mogen gaan van de economische vrijheid en grondrechten van burgers

Solidariteitsgedachte: bereidheid om risico’s met elkaar te delen

Collectief belang: jou kan hetzelfde overkomen

Functies verzorgingsstaat

  • Verzekeren: socialezekerheidsstelsel, mensen verzekert van een inkomen bij werkloosheid, ziekte, ouderdom of arbeidsondergeschiktheid
  • Verzorgen
  • Verheffen: onderwijs
  • Verbinden: socialezekerheidsstelsel, overheidsbemoeienis verkleint ongelijkheid tussen mensen

Sociale grondrechten

  • Voldoende werkgelegenheid (art. 19);
  • Bestaanszekerheid en welvaart (art. 20);
  • Goed leefmilieu (art. 21)
  • Volksgezondheid en voldoende woongelegenheid (art. 22)
  • Goed onderwijs (art. 23)

Sociale plichten

  • sollicitatieplicht
  • betalen van premies en verzekeringen

Keuze planeconomie of vrijemarkteconomie: vrijheid of gelijkheid?

Scandinavisch model: flexicurity (Denemarken, Zweden, Finland)

→ Een combinatie van een flexibele arbeidsmarkt en een sterke sociale zekerheid

Hoge uitkeringen, uitgebreide verlofregelingen voor ouders met kleine kinderen

Hoge collectieve lastendruk

Angelsaksisch model: geen uitgebreide sociale zekerheid, liberale waarden belangrijker (Engeland, VS)

Goed ondernemingsklimaat

Uitkeringen korte duur, minder belasting en premies

Rijnlands of corporatisch model: sociale zekerheid (Nederland)

Sterk ontwikkelde collectieve sector, harmonieuze samenwerking tussen overheid, Werkgeversorganisaties en vakbonden

Paragraaf 2

Nachtwakersstaat: overheid beperkte zich tot handhaven van de rechtsorde

Liberale grondslag: iedereen kon produceren wat hij wilde, er waren geen regels over minimumloon en je kon zo ontslagen worden

1854: Armenwet, overheid heeft zorgplicht voor mensen die zelf niet in hun onderhoud kunnen voorzien

1874: Kinderwet van Van Houten, kinderarbeid verboden

1901: Ongevallenwet

1913: Invaliditeitswet

1917: Werkloosheidsbesluit

Redenen ingrijpen overheid volgens politieke partijen

  • Katholieken en protestanten: zwakkeren beschermen, overheidsbemoeienis aanvulling op eigen inspanningen
  • Socialisten: streefden naar beter leefomstandigheden en wilden een sterkere rechtspositie van de arbeiders
  • Liberalen: verloedering en onveiligheid in arbeidersbuurten onvermijdelijk gevolg van de grote armoede, bedreiging van de bestaande orde

Behoefte aan collectieve goederen en diensten: goede scholen en vakopleidingen, goed wegennet, vuilnisophaaldiensten en riolering

Gemengde markteconomie: niet alles aan het marktmechanisme overgelaten, maar overheid een voorwaardenscheppende en producerende rol

1929: wereldwijde economische crisis (instorting Amerikaanse aandelenhandel Wall Street)

→ Grote werkloosheid en enorme armoede

→ Programma met minimale uitkeringen voor kost winnende werklozen en Werkverschaffingsprojecten

Begin van interventie door de overheid

Vóór Tweede Wereldoorlog: sociale verzekeringen golden alleen voor werkende

Na Tweede Wereldoorlog: sociale zekerheid van toepassing op alle burgers

→ Loonpolitiek

Geleide loonpolitiek was compromis tussen de katholieken en de sociaaldemocraten

- Sociaaldemocraten gingen akkoord onder de voorwaarde dat de positie van werknemers versterkt zou worden met nieuwe sociale wetgeving

Werklozenwet (1949) Ziektewet (1952)

- Katholieken wilden dat de vakbonden en werkgeversorganisaties betrokken zouden worden bij loonpolitiek, twee overlegorganisaties elk eigen taak op sociaaleconomisch gebied

Stichting van de Arbeid (1945) Sociaaleconomische Raad (1950)

Vrije ondernemingsgewijze productie bleef intact, dus accepteerden de liberalen (VVD) uiteindelijk de stijgende lastendruk, verzorgingsstaat

Uitbreidingen van de sociale voorzieningen

  1. Aantal risico’s (AOW, 1956), (Bijstandswet, 1965), (WAO, 1967)
  2. Aantal gerechtigden, gold nu ook voor werknemers die niet premies betaalden
  3. Aantal sectoren, financiële steun op meer terreinen, (schoolgeld, studiebeurzen, gezondheidszorg, huisvestings- en huurtoeslagen, subsidies aan kunst- en welzijnorganisaties

Mijlpalen

  • Algemene Ouderdomswet: 1956
  • Vaccinaties baby’s: 1957
  • Bijstandswet: 1965
  • Anticonceptiepil: 1962
  • Woningbezit van woningbouwverenigingen steeg: 1947-1985 (huursubsidies)
  • Onderwijs groeide enorm (1969: Leerplichtwet)

Opvattingen drie grote politieke stromingen

  • Liberalen, verzorgingsstaat sociaal vangnet voor mensen in problemen, groeiende lastendruk
  • Belemmering van economische groei
  • Sociaaldemocraten, accepteren vrijemarkteconomie van onze verzorgingsstaat, omdat sociale
  • Wetten de onrechtvaardige nadelen ervan terugdringen, streven naar sociale gelijkheid
  • Christendemocraten, tevreden over grote rol die maatschappelijke middenveld op
  • Sociaaleconomisch gebied inneemt
  • Samenwerking werkgevers en werknemers wordt ook door liberalen sociaaldemocraten gesteund

Paragraaf 3

Sociaaleconomische doel van verzorgingsstaat

  • Overheid ene kant
  • Werknemers andere kant

Vijf doelstellingen overheid gemengde markteconomie

  • Evenwichtige arbeidsmarkt: iedereen aan een baan helpen (allochtonen, mindervalide)
  • Rechtvaardige inkomensverdeling: minimumloon, progressief belastingstelsel, uitkeringen
  • Evenwichtige betalingsbalans: evenwichtig overzicht alle grensoverschrijdende geldstromen met het buitenland
  • Arbeidsvoorwaarden: halfjaarlijks overleg met werkgeversorganisaties en vakbonden over loonontwikkelingen
  • Goede arbeidsomstandigheden: Arbo-wet, inspectiedienst

Vakbond voor werknemers: werknemers kunnen individueel bij een bond aankloppen als ze problemen hebben in hun werksituatie, voor belangenbehartiging van werknemers

→ Vakbond bemiddelen tussen werkgever en werknemer of namen de werknemer naar de rechter stappen

Werkgeversorganisaties voor werkgevers: behartigen de belangen van ondernemers in de onderhandelingen met de vakbonden

→ Oefenen als pressiegroep druk uit op de regering (verlagen premiedruk, verminderen aantal bureaucratische regels)

Vakcentrales + werkgeversorganisaties = sociale partners

Arbeidsverhoudingen: manier waarop sociale partners met elkaar omgaan

→ Basis afspraken over factor arbeid

Landelijk

Sociaal-Economische Raad (SER): werkgevers- en werknemersorganisaties, vertegenwoordigers van Ministerie van Economische Zaken en onafhankelijke deskundigen (Kroonleden) overleggen

- Adviseert de regering op sociaal en economisch gebied

Stichting van de Arbeid: werkgevers- en werknemersorganisaties overleggen over arbeidsvoorwaarden, afspraken worden opgenomen in centraal akkoord

Binnen bedrijfstakken

Overleg binnen bepaalde bedrijfstak tussen vakbonden en werkgeversorganisaties → collectieve arbeidsovereenkomst (cao): overeenkomst tussen werkgevers en werknemers uit één bedrijfstak over de arbeidsvoorwaarden

- Als de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een cao algemeen verbind verklaart, geldt deze voor alle werkgevers en werknemers in een bedrijfstak

Harmoniemodel: partijen zoeken gezamenlijke oplossingen, uitgaande van wederzijdse afhankelijkheid

Conflictmodel: belangentegenstellingen worden benadrukt

Na Tweede Wereldoorlog conflictmodel

Begin jaren tachtig harmoniemodel

Begin 21e eeuw conflictmodel

Poldermodel: je levert iets in, maar je krijgt er iets voor terug

Paragraaf 4

Doelen onderwijs:

  1. Iedereen de kans geven zijn of haar talenten te ontwikkelen
  2. Zorgen voor voldoende hoogopgeleid personeel

Leerplicht: zolang jongeren tot hun achttiende nog geen startkwalificatie(mbo-niveau 2) hebben behaald zijn zij leerplichtig

Onderwijsinspectie: publiceert hoe scholen en opleidingen presteren en houdt op haar website een lijst van zwakke opleidingen bij

Gezondheidszorg: verplicht zorgverzekering afsluiten, betalen door:

- Zorgpremies: 100 euro per maand

- Inkomensafhankelijke bijdrage: deel van je loon

Eigen risico van een paar honderd euro: eerste ziektekosten zelf betalen

Marktwerking: zorgverzekeringen kopen zelf zorg in voor hun verzekerden

Nadeel: gaat misschien ten koste van de kwaliteit van de zorg

Voordeel: ziekenhuizen functioneren beter, lange wachtlijster verdwijnen

Drie hoofdvragen:

  1. Welke individuen of groepen krijgen recht op voorziening?
  2. Wat biedt de overheid als recht of voorziening aan?
  3. Hoe worden de voorzieningen gefinancierd

Collectief antwoord: iedereen dezelfde rechten, overheid zorgt voor alle voorzieningen en iedereen betaalt via de belastingen mee

Individualistisch antwoord: alleen degenen die iets nodig hebben recht op voorziening, iemand die veel verdient moet veel betalen; iemand die weinig verdient krijgt alles vergoed

Socialezekerheidsstelsel

- Sociale verzekeringen: verplicht

Werknemersverzekeringen

  • Werkloosheidswet (WW)
  • Wet uitbreiding loondoorbetalingsplicht bij ziekte (WULBZ): bij ziekte gedurende max. 2 jaar doorbetalen
  • Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA): voorziet in een inkomen voor werknemers die door langdurige ziekte of ongeval niet kunnen werken

Volksverzekeringen

  • Algemene Ouderdomswet (AOW)
  • Algemene Nabestaandenwet (ANW)
  • Algemene Kinderbijslagwet (AKW)

- Sociale voorzieningen

Bestemd voor mensen die geen aanspraak kunnen maken op een sociale verzekering, omdat ze bijv. nog nooit gewerkt hebben

Wet werk en bijstand: vanaf 21 jaar zelfstandig in eigen bestaan voorzien

  • Bijstandsuitkering

- Algemene bijstand: bijstand voor noodzakelijke kosten

- Bijzondere bijstand: bijstand voor ongewone, extra kosten

Paragraaf 5

Piramide van Maslow

Werk draagt er sterk toe bij dat mensen deze vijf materiële en immateriële basisbehoeften kunnen vervullen

- Loon biedt mogelijkheid om eten en drinken te kopen en geeft zekerheid op langere termijn voor

  grotere aankopen

- Loon is in geld uitgedrukte waardering voor je werk

- Door werk in contact met mensen

- Werk zorgt voor vast oriëntatiepunt in je leven en biedt de mogelijkheid om je persoonlijk te

  ontplooien

Een mens zal zijn behoefte aan erkenning pas willen vervullen als hij zich geen zorgen meer hoeft te maken over zijn directe levensonderhoud

Arbeidsethos: de waarde die mensen aan arbeid toekennen

Klassieke oudheid: werk noodzakelijk kwaad

Middeleeuwen: noodzakelijk kwaad, maar arme mensen legden zich bij de situatie neer

Achttiende en negentiende eeuw: middel tot sociale mobiliteit

Twintigste eeuw: recht op arbeid, maatschappelijke plicht

Sociale ongelijkheid: ongelijke verdeling van welvaart, macht en sociale privileges

Machtsverschillen zijn gebaseerd op ongelijke afhankelijkheidsrelaties tussen mensen

Sociale privileges: bepaalde voorrechten die het gevolg zijn van verschillen in welvaart en macht

Sociaal kapitaal: mate waarin iemand beschikt over voordelige sociale connecties

Hoe hoger op de maatschappelijke ladder, hoe uitgebreider het sociale kapitaal en hoe effectiever ervan gebruik wordt gemaakt

Maatschappelijke positie: plaats die je inneemt op de maatschappelijke ladder

  • Economische factoren (beroep, inkomen bezit)
  • Politieke factoren (hoe meer macht, hoe hoger de maatschappelijke positie)
  • Sociale factoren (opgroeien in achterstandswijk minder kans op hoge maatschappelijke positie)
  • Culturele factoren (cultureel kapitaal: kennis en vaardigheden waardoor je gemakkelijker een hoge positie verwerft)

Sociale mobiliteit sinds de jaren 60 toegenomen, door betere kansen in het onderwijs

Emancipatiebeleid: gesubsidieerde banen en wettelijke regelingen stimuleren werkgevers om eerder sollicitanten uit bepaalde groepen in dienst te nemen

Paragraaf 6

Arbeidsmarkt: plaats waar de vraag naar en het aanbod van arbeidskrachten elkaar ontmoeten

Beroepsbevolking: alle personen die geheel of gedeeltelijk beschikbaar zijn voor werk

Werkgelegenheid: vraag naar arbeidskrachten

Officieel geregistreerde werkloze:

- Tussen de 15 en 65 jaar oud;

- Geen werk of minder dan twaalf uur per week;

- Actief op zoek naar een baan van twaalf uur per week of meer;

- Ingeschreven als werkzoekende bij het UWV WERKbedrijf

Vier soorten werkloosheid

  • Frictiewerkloosheid: korte tijd geen baan, bijv. overstap
  • Seizoenswerkloosheid: bijv. strandpaviljoen
  • Conjuncturele werkloosheid: tijdelijke vraag neemt af tijdens economische laagconjunctuur
  • Structurele werkloosheid: werk verdwijnt structureel door automatisering of verplaatsing van bedrijfsonderdelen naar lagelonenlanden

Veranderingen arbeidsmarkt

- Verdwijnen van bedrijfstakken en opkomst van nieuwe bedrijfstakken, groei werkgelegenheid

- Schaalvergroting bij bedrijven, groei werkgelegenheid

- Informatisering van arbeid, directeur is niet meer degene met meeste kennis, groei

  werkgelegenheid ICT-sector

- Flexibilisering van de arbeid, flexibele arbeidsrelaties, alle werksituaties met een variabele

  Inzetbaarheid, grens arbeid en vrije tijd vervaagt

Voordeel werkgevers: hoeven tijdelijke arbeidskrachten niet te ontslaan en hoeven geen premies te betalen voor zzp’ers

Voordeel werknemers: eerder aan werk

- Internationalisering van de arbeidsmarkt, Europese arbeidsmigranten kunnen Nederlandse

  werknemers verdringen, maar werknemers kunnen werken in het buitenland

Paragraaf 7

Kritiek verzorgingsstaat na Tweede Wereldoorlog: toenemende staatsbemoeienis en regelzucht zou de vrijheid van mensen te veel beperken

Tweede golf van kritiek jaren zestig vanuit linkse partijen: doelstellingen vzs niet gehaald, economische groei bracht geen grotere gelijkheid

Factoren die vzs onbetaalbaar maken

  • Collectieve kosten lopen uit de hand;
  • Veelheid aan voorzieningen en uitkeringen maakt mensen passief;
  • Misbruik van de voorzieningen

Mensen worden passief bij het zoeken naar oplossingen voor hun problemen, want de overheid lost het wel op

Oplossingen overheid:

- Stimuleren om te gaan of blijven werken

- Verantwoordelijkheid delen

- Meer controleren

Twee ontwikkelingen die momenteel plaatsvinden:

- Verschuiving van oude naar nieuwe risico’s;

- Veranderde verhoudingen tussen de generaties

Door vrouwen arbeidsparticipatie is de behoefte aan kinderopvang groter

Door de flexibilisering op de arbeidsmarkt wisselen werknemers vaker van baan, om risico op werkloosheid voor te blijven is goede scholing of bijscholing nodig

Door vergrijzing en ontgroening betalen steeds minder mensen de AOW en de pensioenen van steeds meer mensen

Door de vergrijzing stijgen ook de kosten in gezondheidszorg

Microniveau: families, gezinnen

Macroniveau: samenleving als geheel

Voor solidariteit op macroniveau is een duaal stelsel nodig;

Basisverzekering voor cure plus een particulier opererende voorziening voor care

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.