Maatschappijleer Hoofdstuk 5
Paragraaf 1
Verzorgingsstaat: overheid bemoeit zich actief met de welvaart en het welzijn van haar inwoners
Piet Thoënes: wel welvaartsstaat, maar wel binnen een democratisch staatsbestel en met Handhaving van het kapitalistische productiesysteem
→ Actief ingrijpen zou niet ten koste mogen gaan van de economische vrijheid en grondrechten van burgers
Solidariteitsgedachte: bereidheid om risico’s met elkaar te delen
Collectief belang: jou kan hetzelfde overkomen
Functies verzorgingsstaat
- Verzekeren: socialezekerheidsstelsel, mensen verzekert van een inkomen bij werkloosheid, ziekte, ouderdom of arbeidsondergeschiktheid
- Verzorgen
- Verheffen: onderwijs
- Verbinden: socialezekerheidsstelsel, overheidsbemoeienis verkleint ongelijkheid tussen mensen
Sociale grondrechten
- Voldoende werkgelegenheid (art. 19);
- Bestaanszekerheid en welvaart (art. 20);
- Goed leefmilieu (art. 21)
- Volksgezondheid en voldoende woongelegenheid (art. 22)
- Goed onderwijs (art. 23)
Sociale plichten
- sollicitatieplicht
- betalen van premies en verzekeringen
Keuze planeconomie of vrijemarkteconomie: vrijheid of gelijkheid?
Scandinavisch model: flexicurity (Denemarken, Zweden, Finland)
→ Een combinatie van een flexibele arbeidsmarkt en een sterke sociale zekerheid
Hoge uitkeringen, uitgebreide verlofregelingen voor ouders met kleine kinderen
Hoge collectieve lastendruk
Angelsaksisch model: geen uitgebreide sociale zekerheid, liberale waarden belangrijker (Engeland, VS)
→ Goed ondernemingsklimaat
Uitkeringen korte duur, minder belasting en premies
Rijnlands of corporatisch model: sociale zekerheid (Nederland)
Sterk ontwikkelde collectieve sector, harmonieuze samenwerking tussen overheid, Werkgeversorganisaties en vakbonden
Paragraaf 2
Nachtwakersstaat: overheid beperkte zich tot handhaven van de rechtsorde
Liberale grondslag: iedereen kon produceren wat hij wilde, er waren geen regels over minimumloon en je kon zo ontslagen worden
1854: Armenwet, overheid heeft zorgplicht voor mensen die zelf niet in hun onderhoud kunnen voorzien
1874: Kinderwet van Van Houten, kinderarbeid verboden
1901: Ongevallenwet
1913: Invaliditeitswet
1917: Werkloosheidsbesluit
Redenen ingrijpen overheid volgens politieke partijen
- Katholieken en protestanten: zwakkeren beschermen, overheidsbemoeienis aanvulling op eigen inspanningen
- Socialisten: streefden naar beter leefomstandigheden en wilden een sterkere rechtspositie van de arbeiders
- Liberalen: verloedering en onveiligheid in arbeidersbuurten onvermijdelijk gevolg van de grote armoede, bedreiging van de bestaande orde
Behoefte aan collectieve goederen en diensten: goede scholen en vakopleidingen, goed wegennet, vuilnisophaaldiensten en riolering
→ Gemengde markteconomie: niet alles aan het marktmechanisme overgelaten, maar overheid een voorwaardenscheppende en producerende rol
1929: wereldwijde economische crisis (instorting Amerikaanse aandelenhandel Wall Street)
→ Grote werkloosheid en enorme armoede
→ Programma met minimale uitkeringen voor kost winnende werklozen en Werkverschaffingsprojecten
Begin van interventie door de overheid
Vóór Tweede Wereldoorlog: sociale verzekeringen golden alleen voor werkende
Na Tweede Wereldoorlog: sociale zekerheid van toepassing op alle burgers
→ Loonpolitiek
Geleide loonpolitiek was compromis tussen de katholieken en de sociaaldemocraten
- Sociaaldemocraten gingen akkoord onder de voorwaarde dat de positie van werknemers versterkt zou worden met nieuwe sociale wetgeving
→ Werklozenwet (1949) Ziektewet (1952)
- Katholieken wilden dat de vakbonden en werkgeversorganisaties betrokken zouden worden bij loonpolitiek, twee overlegorganisaties elk eigen taak op sociaaleconomisch gebied
→ Stichting van de Arbeid (1945) Sociaaleconomische Raad (1950)
Vrije ondernemingsgewijze productie bleef intact, dus accepteerden de liberalen (VVD) uiteindelijk de stijgende lastendruk, verzorgingsstaat
Uitbreidingen van de sociale voorzieningen
- Aantal risico’s (AOW, 1956), (Bijstandswet, 1965), (WAO, 1967)
- Aantal gerechtigden, gold nu ook voor werknemers die niet premies betaalden
- Aantal sectoren, financiële steun op meer terreinen, (schoolgeld, studiebeurzen, gezondheidszorg, huisvestings- en huurtoeslagen, subsidies aan kunst- en welzijnorganisaties
Mijlpalen
- Algemene Ouderdomswet: 1956
- Vaccinaties baby’s: 1957
- Bijstandswet: 1965
- Anticonceptiepil: 1962
- Woningbezit van woningbouwverenigingen steeg: 1947-1985 (huursubsidies)
- Onderwijs groeide enorm (1969: Leerplichtwet)
Opvattingen drie grote politieke stromingen
- Liberalen, verzorgingsstaat sociaal vangnet voor mensen in problemen, groeiende lastendruk
- Belemmering van economische groei
- Sociaaldemocraten, accepteren vrijemarkteconomie van onze verzorgingsstaat, omdat sociale
- Wetten de onrechtvaardige nadelen ervan terugdringen, streven naar sociale gelijkheid
- Christendemocraten, tevreden over grote rol die maatschappelijke middenveld op
- Sociaaleconomisch gebied inneemt
- Samenwerking werkgevers en werknemers wordt ook door liberalen sociaaldemocraten gesteund
Paragraaf 3
Sociaaleconomische doel van verzorgingsstaat
- Overheid ene kant
- Werknemers andere kant
Vijf doelstellingen overheid gemengde markteconomie
- Evenwichtige arbeidsmarkt: iedereen aan een baan helpen (allochtonen, mindervalide)
- Rechtvaardige inkomensverdeling: minimumloon, progressief belastingstelsel, uitkeringen
- Evenwichtige betalingsbalans: evenwichtig overzicht alle grensoverschrijdende geldstromen met het buitenland
- Arbeidsvoorwaarden: halfjaarlijks overleg met werkgeversorganisaties en vakbonden over loonontwikkelingen
- Goede arbeidsomstandigheden: Arbo-wet, inspectiedienst
Vakbond voor werknemers: werknemers kunnen individueel bij een bond aankloppen als ze problemen hebben in hun werksituatie, voor belangenbehartiging van werknemers
→ Vakbond bemiddelen tussen werkgever en werknemer of namen de werknemer naar de rechter stappen
Werkgeversorganisaties voor werkgevers: behartigen de belangen van ondernemers in de onderhandelingen met de vakbonden
→ Oefenen als pressiegroep druk uit op de regering (verlagen premiedruk, verminderen aantal bureaucratische regels)
Vakcentrales + werkgeversorganisaties = sociale partners
Arbeidsverhoudingen: manier waarop sociale partners met elkaar omgaan
→ Basis afspraken over factor arbeid
Landelijk
Sociaal-Economische Raad (SER): werkgevers- en werknemersorganisaties, vertegenwoordigers van Ministerie van Economische Zaken en onafhankelijke deskundigen (Kroonleden) overleggen
- Adviseert de regering op sociaal en economisch gebied
Stichting van de Arbeid: werkgevers- en werknemersorganisaties overleggen over arbeidsvoorwaarden, afspraken worden opgenomen in centraal akkoord
Binnen bedrijfstakken
Overleg binnen bepaalde bedrijfstak tussen vakbonden en werkgeversorganisaties → collectieve arbeidsovereenkomst (cao): overeenkomst tussen werkgevers en werknemers uit één bedrijfstak over de arbeidsvoorwaarden
- Als de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een cao algemeen verbind verklaart, geldt deze voor alle werkgevers en werknemers in een bedrijfstak
Harmoniemodel: partijen zoeken gezamenlijke oplossingen, uitgaande van wederzijdse afhankelijkheid
Conflictmodel: belangentegenstellingen worden benadrukt
Na Tweede Wereldoorlog conflictmodel
Begin jaren tachtig harmoniemodel
Begin 21e eeuw conflictmodel
Poldermodel: je levert iets in, maar je krijgt er iets voor terug
Paragraaf 4
Doelen onderwijs:
- Iedereen de kans geven zijn of haar talenten te ontwikkelen
- Zorgen voor voldoende hoogopgeleid personeel
Leerplicht: zolang jongeren tot hun achttiende nog geen startkwalificatie(mbo-niveau 2) hebben behaald zijn zij leerplichtig
→ Onderwijsinspectie: publiceert hoe scholen en opleidingen presteren en houdt op haar website een lijst van zwakke opleidingen bij
Gezondheidszorg: verplicht zorgverzekering afsluiten, betalen door:
- Zorgpremies: 100 euro per maand
- Inkomensafhankelijke bijdrage: deel van je loon
Eigen risico van een paar honderd euro: eerste ziektekosten zelf betalen
Marktwerking: zorgverzekeringen kopen zelf zorg in voor hun verzekerden
Nadeel: gaat misschien ten koste van de kwaliteit van de zorg
Voordeel: ziekenhuizen functioneren beter, lange wachtlijster verdwijnen
Drie hoofdvragen:
- Welke individuen of groepen krijgen recht op voorziening?
- Wat biedt de overheid als recht of voorziening aan?
- Hoe worden de voorzieningen gefinancierd
Collectief antwoord: iedereen dezelfde rechten, overheid zorgt voor alle voorzieningen en iedereen betaalt via de belastingen mee
Individualistisch antwoord: alleen degenen die iets nodig hebben recht op voorziening, iemand die veel verdient moet veel betalen; iemand die weinig verdient krijgt alles vergoed
Socialezekerheidsstelsel
- Sociale verzekeringen: verplicht
Werknemersverzekeringen
- Werkloosheidswet (WW)
- Wet uitbreiding loondoorbetalingsplicht bij ziekte (WULBZ): bij ziekte gedurende max. 2 jaar doorbetalen
- Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA): voorziet in een inkomen voor werknemers die door langdurige ziekte of ongeval niet kunnen werken
Volksverzekeringen
- Algemene Ouderdomswet (AOW)
- Algemene Nabestaandenwet (ANW)
- Algemene Kinderbijslagwet (AKW)
- Sociale voorzieningen
Bestemd voor mensen die geen aanspraak kunnen maken op een sociale verzekering, omdat ze bijv. nog nooit gewerkt hebben
Wet werk en bijstand: vanaf 21 jaar zelfstandig in eigen bestaan voorzien
- Bijstandsuitkering
- Algemene bijstand: bijstand voor noodzakelijke kosten
- Bijzondere bijstand: bijstand voor ongewone, extra kosten
Paragraaf 5
Piramide van Maslow
Werk draagt er sterk toe bij dat mensen deze vijf materiële en immateriële basisbehoeften kunnen vervullen
- Loon biedt mogelijkheid om eten en drinken te kopen en geeft zekerheid op langere termijn voor
grotere aankopen
- Loon is in geld uitgedrukte waardering voor je werk
- Door werk in contact met mensen
- Werk zorgt voor vast oriëntatiepunt in je leven en biedt de mogelijkheid om je persoonlijk te
ontplooien
Een mens zal zijn behoefte aan erkenning pas willen vervullen als hij zich geen zorgen meer hoeft te maken over zijn directe levensonderhoud
Arbeidsethos: de waarde die mensen aan arbeid toekennen
Klassieke oudheid: werk noodzakelijk kwaad
Middeleeuwen: noodzakelijk kwaad, maar arme mensen legden zich bij de situatie neer
Achttiende en negentiende eeuw: middel tot sociale mobiliteit
Twintigste eeuw: recht op arbeid, maatschappelijke plicht
Sociale ongelijkheid: ongelijke verdeling van welvaart, macht en sociale privileges
Machtsverschillen zijn gebaseerd op ongelijke afhankelijkheidsrelaties tussen mensen
Sociale privileges: bepaalde voorrechten die het gevolg zijn van verschillen in welvaart en macht
Sociaal kapitaal: mate waarin iemand beschikt over voordelige sociale connecties
Hoe hoger op de maatschappelijke ladder, hoe uitgebreider het sociale kapitaal en hoe effectiever ervan gebruik wordt gemaakt
Maatschappelijke positie: plaats die je inneemt op de maatschappelijke ladder
- Economische factoren (beroep, inkomen bezit)
- Politieke factoren (hoe meer macht, hoe hoger de maatschappelijke positie)
- Sociale factoren (opgroeien in achterstandswijk minder kans op hoge maatschappelijke positie)
- Culturele factoren (cultureel kapitaal: kennis en vaardigheden waardoor je gemakkelijker een hoge positie verwerft)
Sociale mobiliteit sinds de jaren 60 toegenomen, door betere kansen in het onderwijs
Emancipatiebeleid: gesubsidieerde banen en wettelijke regelingen stimuleren werkgevers om eerder sollicitanten uit bepaalde groepen in dienst te nemen
Paragraaf 6
Arbeidsmarkt: plaats waar de vraag naar en het aanbod van arbeidskrachten elkaar ontmoeten
Beroepsbevolking: alle personen die geheel of gedeeltelijk beschikbaar zijn voor werk
Werkgelegenheid: vraag naar arbeidskrachten
Officieel geregistreerde werkloze:
- Tussen de 15 en 65 jaar oud;
- Geen werk of minder dan twaalf uur per week;
- Actief op zoek naar een baan van twaalf uur per week of meer;
- Ingeschreven als werkzoekende bij het UWV WERKbedrijf
Vier soorten werkloosheid
- Frictiewerkloosheid: korte tijd geen baan, bijv. overstap
- Seizoenswerkloosheid: bijv. strandpaviljoen
- Conjuncturele werkloosheid: tijdelijke vraag neemt af tijdens economische laagconjunctuur
- Structurele werkloosheid: werk verdwijnt structureel door automatisering of verplaatsing van bedrijfsonderdelen naar lagelonenlanden
Veranderingen arbeidsmarkt
- Verdwijnen van bedrijfstakken en opkomst van nieuwe bedrijfstakken, groei werkgelegenheid
- Schaalvergroting bij bedrijven, groei werkgelegenheid
- Informatisering van arbeid, directeur is niet meer degene met meeste kennis, groei
werkgelegenheid ICT-sector
- Flexibilisering van de arbeid, flexibele arbeidsrelaties, alle werksituaties met een variabele
Inzetbaarheid, grens arbeid en vrije tijd vervaagt
Voordeel werkgevers: hoeven tijdelijke arbeidskrachten niet te ontslaan en hoeven geen premies te betalen voor zzp’ers
Voordeel werknemers: eerder aan werk
- Internationalisering van de arbeidsmarkt, Europese arbeidsmigranten kunnen Nederlandse
werknemers verdringen, maar werknemers kunnen werken in het buitenland
Paragraaf 7
Kritiek verzorgingsstaat na Tweede Wereldoorlog: toenemende staatsbemoeienis en regelzucht zou de vrijheid van mensen te veel beperken
Tweede golf van kritiek jaren zestig vanuit linkse partijen: doelstellingen vzs niet gehaald, economische groei bracht geen grotere gelijkheid
Factoren die vzs onbetaalbaar maken
- Collectieve kosten lopen uit de hand;
- Veelheid aan voorzieningen en uitkeringen maakt mensen passief;
- Misbruik van de voorzieningen
Mensen worden passief bij het zoeken naar oplossingen voor hun problemen, want de overheid lost het wel op
Oplossingen overheid:
- Stimuleren om te gaan of blijven werken
- Verantwoordelijkheid delen
- Meer controleren
Twee ontwikkelingen die momenteel plaatsvinden:
- Verschuiving van oude naar nieuwe risico’s;
- Veranderde verhoudingen tussen de generaties
Door vrouwen arbeidsparticipatie is de behoefte aan kinderopvang groter
Door de flexibilisering op de arbeidsmarkt wisselen werknemers vaker van baan, om risico op werkloosheid voor te blijven is goede scholing of bijscholing nodig
Door vergrijzing en ontgroening betalen steeds minder mensen de AOW en de pensioenen van steeds meer mensen
Door de vergrijzing stijgen ook de kosten in gezondheidszorg
Microniveau: families, gezinnen
Macroniveau: samenleving als geheel
Voor solidariteit op macroniveau is een duaal stelsel nodig;
Basisverzekering voor cure plus een particulier opererende voorziening voor care
REACTIES
1 seconde geleden