Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 3

Beoordeling 8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 2025 woorden
  • 23 mei 2008
  • 36 keer beoordeeld
Cijfer 8
36 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Maatschappijleer Hoofdstuk 3

Volkssoevereiniteit - Politieke macht is afgeleid van volk en wordt door hun uitgeoefend
Democratie  - Het volk heerst; politiek stelsel dat het mogelijk maakt om op basis van meerderheidsbesluiten conflicten vreedzaam en ordelijk op te lossen
Conflict - Probleem over een vraagstuk, vanwege verschillende belangen
Belangen - Verschillende groepen hebben bepaalde waarden en normen
Waarden  - Opvattingen over wat in het leven belangrijk is

Normen - Geven aan hoe men zich in een situatie (niet) zou moeten gedragen
Directe democratie - De belangrijkste beslissingen worden door de kiezers genomen
Indirecte democratie - Beslissingen worden genomen door gekozen vertegenwoordigers
Parlementair stelsel - De bevolking kiest het parlement rechtstreeks
Presidentieel stelsel - De bevolking kiest het parlement én een president rechtstreeks
Politiek  - Situaties waarbij de overheid betrokken is / zou moeten zijn
Totalitaire dictatuur - Het privé-leven wordt bespioneerd, en verklikken loont
Algemeen belang - Welvaart, veiligheid, onderwijs, gezondheidszorg
Ideologie - Het geheel van ideeën over de mens, menselijke relaties en de inrichting van de samenleving
Politieke stroming - Een grote groep mensen die een ideologie aanhangt
Rechtsbescherming - Het gedrag van burgers én overheid is beperkt door wetten
Actief kiesrecht - Iedereen boven de 18 mag zijn stem uitbrengen
Passief kiesrecht - Iedereen boven de 18 mag gekozen worden
Lijsttrekker  - Nummer 1 op de lijst van kiezers van een politieke partij

Zwevende kiezers - Mensen die niet steeds op zelfde partij stemmen en ’t nu ook niet weten
Kiesdrempel  - Partij moet minimumpercentage halen om zetels te mogen delen
Kiesdeler  - De hoeveelheid stemmen die je nodig hebt voor één zetel
Constitutionele monarchie - Er is een koning, maar ook ‘n democratisch parlementair stelsel
Het geheim van Noordeinde - De adviezen van de koningin blijven onder de ministers
Troonrede  - Regeerakkoord, wordt door de koningin uiteengezet
Regering  - Alle ministers en het staatshoofd (de koningin)
Parlement  - De Eerste en de Tweede Kamer = Staten-Generaal
Eerste Kamer - 75 leden, toetst wetsvoorstellen, heeft vragenrecht, leden gekozen door leden van de provinciale staten, deeltijdfunctie i.t.t. Tweede Kamer
Ministerraad  - Alle ministers en de premier
Kabinet  - Alle ministers en de staatssecretarissen
Miljoenennota - Begroting: voornemens over de financiën worden gepresenteerd door de minister van Financiën, en zijn gebaseerd op veronderstellingen
Informateur - Persoon die uitzoekt welke partijen gezamenlijk beleid kunnen voeren

Formateur - Iemand die het kabinet daadwerkelijk gaat vormen – wordt de leider (premier) van het nieuwe kabinet
Regeerakkoord - De hoofdlijnen van het beleid dat de coalitie wil gaan voeren
Coalitie - Verbond tussen politieke partijen, om samen de meerderheid te halen
Oppositiepartijen - De niet-regeringspartijen, zij hebben een minderheid in de Kamer
Fractie - De leden van een partij in de 2e Kamer, geleid door fractievoorzitters
Fractiespecialisten - Andere leden in de partij, die over specialistische zaken gaan
Raad van State - Adviescollege van de regering, geeft adviezen aan de 1e en 2e Kamer
Kabinetscrisis - Hele kabinet moet aftreden, gevolg van een motie van wantrouwen tegen het gehele kabinet, tijdelijk demissionair, dan verkiezingen
Dualisme - Regering en parlement zijn duidelijk gescheiden
Monisme - De regeringsfracties zijn een verlengstuk van de regering
Europese Unie - Nieuwe naam van de EGKS, voor een 3e machtsblok: Europa
EGKS - Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, tegen oorlog
Intergouvernementele Organisaties - Samenwerking tussen landen, maar ze blijven soeverein

Supranationale Organisaties - Samenwerkingsverband van landen, mét soevereiniteits-verlies
Vetorecht - Recht dat een staat heeft om een iets te verbieden / niet toe te laten
Raad v Ministers - Uit ieder EU-lidstaat neemt één minister deel. Bijv Landbouwraad
Europese Commissie - De EU-uitvoerende macht, ook één lid per staat (geleverd door regering), maakt arbeidsplannen en wetten, bijv verantw. voor milieu
Europees Parlement - Kan wetten wijzigen, moet instemmen voor nieuwe leden, 786 leden
Subsidiariteitsbeginsel - Hoger orgaan regelt slechts zaken als lager orgaan dat niet kan
Europese richtlijnen - Landen moeten hun nationale wetgeving aanpassen aan EU-afspraken
Euro. verordeningen - Gelden direct voor alle EU-burgers, zonder enige tussenkomst
Euro. Hof v Justitie - Als land zich niet aan Euro. regelgeving houdt, kan burger hier melden
Massamedia Media - zoals kranten, radio, televisie, internet. Brengen info over
Wet openbaarheid v bestuur - Burgers kunnen toegang krijgen tot beleidsplannen en rapporten
Verzuiling  - Verdeling van de samenleving in gescheiden groepen, bijv protestanten
Ontzuiling  - Einde van de verzuiling. Gevolg: objectievere kijk op de wereld

Pluriformiteit - Veelvormigheid: meerdere meningen / groepen leven naast elkaar
Infotainment  - Een mix van informatie en amusement bij sommige massamedia
Referentiekader - Het geheel v opvattingen, kennis, etc. op grond waarvan wij waarnemen
Sociale ongelijkheid - Ongelijke verdeling van inkomen, bezit, hulpmiddelen, kansen
Politieke agenda - Lijst van onderwerpen waar de politiek binnenkort over zal besluiten
Bureaucratie  - Een organisatie, getypeerd door officiële voorschriften en structuur
Ambtenaar  - Iemand die bij de overheid in dienst is. Ook wel de “vierde macht”
Vijfde macht  - Pressiegroepen, bijv de FNV en de ANWB. Demonstreren vaak ook.
Lobbyen - Het via persoonlijk contact proberen steun te krijgen bij politici voor je standpunten en belangen
Corruptie - Illegale middelen om politiek te beïnvloeden, bijv ambtenaren omkopen
Planbureau - Instellingen die de gevolgen van beleidsvoornemens voorspellen
Adviesorganen - Belangengroepen die meepraten over het beleid van de regering
Consensus - Overeenstemming, kenmerkend voor de Nederlandse politieke cultuur

Politieke cultuur - De manier waarop mensen met elkaar omgaan in de politiek
Polderen - Het zoeken en streven naar compromissen (= consensus)
Politieke participatie - Interesseren en overhalen deel te nemen van burgers voor de politiek
Individualisering - Het richten op eigenbelang, zonder belangstelling voor de publieke zaak
Representatie - De manier waarop parlementariërs hun kiezers vertegenwoordigen
Referendum - Volksstemming, bijv over een aan te nemen wet
Correctief referendum - Na handtekeningenactie tegen een wet, een referendum aanvragen. Als de meerderheid “tegen” stemt, wordt de wet afgewezen
IJzeren Ring - Bestaat uit regeerakkoord, ambtenaren, belangengroepen adviesorganen
Legitimiteit - De mate waarin mensen het gezag als rechtmatig ervaren
Autonomie - Provincies en gemeenten kunnen alles zelf regelen
Medebewind - Lagere overheden voeren opdrachten uit van hogere overheden
Verordeningen - Regels voor de gemeente of belasting, gemaakt door bestuur daarvan
Gedeputeerde Staten - Vormen samen met de commissaris van de Koningin het dagelijks bestuur van de provincie: over Ruimtelijk ordening, verkeer, milieu
Afspiegelingscollege - Alle grote partijen van de provinciale Staten nemen deel aan de GS

Meerderheidscollege - De GS steunt op meerderheidsbesluiten van de Provinciale Staten
Burg. en Wethouders - Het college van B en W is het dagelijks bestuur van de gemeente
Televisiedemocratie - Personen worden soms belangrijker dan hun standpunten door media

Rechtsstaat:

- Alle burgers hebben gelijke rechten
- Legaliteitsbeginsel = misdrijven zijn alleen strafbaar, als zij al in het wetboek stonden
- Rechtsbescherming = Burgers en overheid houden zich aan de wet
- Machtenscheiding (trias politica) = wetgevende, uitvoerende, rechtsprekende
- Klassieke grondrechten worden gewaarborgd

Democratie:
- Alle volwassen inwoners kunnen d.m.v algemeen kiesrecht invloed uitoefenen op besluiten
- Een aantal grondrechten is gewaarborgd, om in vrijheid invloed te kunnen uitoefenen
- Er is sprake van een rechtstaat
- Inwoners zijn burgers, met plichten en rechten
- Meerderheidsbesluit is slechts democratisch als sprake is van vrijheid: eigen levensinrichting
- “ “ “ “ “ “ “ “ en gelijkheid: geen discriminatie

- Conflicten worden erkent en gereguleerd
- Garanties tegen machtsmisbruik

Parlementaire democratie:
- Algemeen kiesrecht, stemmen zijn geheim
- Regelmatige parlementsverkiezingen, bijv. elke 4 jaar
- Vrijheid van meningsuiting
- Vrijheid van vereniging en vergadering
- Machtenscheiding

De kans dat het met een democratie goed gaat, is groot als:
- Er gunstige sociaal-economische ontwikkeling is
- Er een zekere mate van sociaal-economische gelijkheid bestaat
- Er een democratische politieke cultuur is, en er dingen getolereerd (verdragen) worden
- Burgers zich hebben verenigd in organisaties (kerken, vakbonden, milieuactiegroepen)
- Militairen geen invloed hebben op de politiek
- De staat goed functioneert, goede diensten verleent, niet de belangen v één groep behartigt

- Er geen hevige conflicten zijn tussen etnische groepen / godsdiensten

- Burgers hebben respect voor de grondrechten
- Er hoge participatie is bij verkiezingen, in organisaties, en bij activiteiten
- De ervaring dat politiek & democratie ertoe doen, en t welzijn van de bevolking bevorderen

Dictatuur:
- Er is geen rechtsstaat
- Er heerst vaak angst
- Verschillen in belangen en opvattingen worden onderdrukt
- Mensen met afwijkende opvattingen zijn “vijanden” van het volk
- Inwoners hebben weinig / geen invloed op de besluitvorming
- “ “ “ weinig rechten, veel plichten, en zijn onderdaden
- Macht is in handen van één persoon / familie / kleine groep mensen / partij / militairen
- De media zijn in handen van de staat en moeten alles voorleggen aan de censuur

Politieke partij: Georganiseerde groep mensen die

- Ideeën heeft over alle belangrijke beleidsterreinen. De ideeën samen vormen programma
- Kandidaten stelt bij verkiezingen. Hoe meer gekozen worden, hoe meer kans om programma
uit te voeren

Verkiezingen: Elke 4 jaar, voor
- De Tweede Kamer
- De Provinciale Staten
- De gemeenteraad
- Deelgemeenteraden

- Iedere 5 jaar voor het Europees Parlement
- Eerste Kamer wordt indirect gekozen door de leden van de Provinciale Staten

Kiesstelsels:
1. Districtenstelsel = meerderheidsstelsel:
- Nauwe relatie kiezer en gekozene.
- The winner takes it all – snelle regeringsvorming
- Kleine partijen hebben minder kans
- Bij een enkelvoudig stelsel wint de grootste partij, bij een meervoudig stelsel wordt opnieuw
een stemronde tussen de 2 grootsten gehouden: de meerderheidspartij wint alles.


2. Stelsel van evenredige vertegenwoordiging:
- Grotere afstand kiezer en gekozene.
- Eerlijke zetelverdeling – trage regeringsvorming
- Ook kleine partijen kunnen burgers vertegenwoordigen
- Een zetel = 1 / 150 * 100 % = 0,67 %
Democratisch socialisme Christen-democratie Liberalisme Communisme (mislukt altijd) Fascisme Populisme
Positie (meestal) Links Midden Rechts Links Rechts ~~
Overheidsbemoeienis Veel Soms Weinig Geen ~~ Geen
Kenmerkende Partij PvdA (& SP) CDA VVD Geen Geen LPF (& Wilders)
Centrale waarde Gelijkheid Broederschap SolidariteitNaastenliefde Vrijheid (persoonlijk & economisch) Gelijkheid Geen (ongelijkheid) Volks-soevereiniteit
Gedrag Progressief Verschillend Conservatief Progressief ~~ ~~
Rol overheid Sturend Aanvullend Terughoudend Geen overheid Sturend Niks
Belangrijkste grondrechten Sociale ~~ Klassieke Sociale Geen ~~

Oorspronkelijke rechtsstaat Verzorgings-staat Verzorgings-staat Nachtwakers-staat ~~ Geen rechtsstaat ~~

Belangrijkste taken koningin:
- Het plaatsen van haar handtekening onder alle wetten
- Het voorlezen van de Troonrede op Prinsjesdag
- Het benoemen van ministers en (in)formateurs
- Het voeren van regelmatig overleg met de premier over het kabinetsbeleid
- Ceremoniële functie van Nederland – Lintjes doorknippen, staatshoofdbezoek

De Tweede Kamer:
1. Taken:
- Medewetgever
- Controleert de regering

2. Rechten:
- Initiatiefrecht = Kamerleden kunnen een wetsvoorstel indienen
- Stemrecht = wetsvoorstellen van de regering verwerpen of aannemen
- Amendementenrecht= “ “ “ “ wijzigen
- Budgetrecht = begrotingsvoorstellen aannemen, verwerpen, wijzigen
- Vragenrecht = regering moet binnen 3 weken antwoorden op kamervragen
- Interpellatierecht = Een spoeddebat over een belangrijk onderwerp, minister legt uit
- Motie recht = Kamer kan schriftelijke uitspraak doen over het beleid van een minister waarover de Kamer moet gaan stemmen

- Enquête recht = Kamer mag zelfstandig onderzoek instellen als ze niet genoeg informatie krijgt

De weg van wetsontwerp tot wet:
- De regering maakt een ontwerp, in de praktijk doen ambtenaren dat, ze moeten verplicht
advies vragen aan de Raad van State, dit ontwerp kan nog worden gewijzigd.
- Regering stuurt het naar de Tweede Kamer, en de fractiespecialisten bekijken en wijzigen het, dan stemt de Tweede Kamer over de wijzigingsvoorstellen, dan over de gehele wet.
- Als de meerderheid vóór stemt, gaat het voorstel naar de Eerste Kamer: zij stemmen ook.
- De betreffende minister en de koningin ondertekenen het voorstel. Áls één van hun weigert
te tekenen, moet hij / zij aftreden.

EU:
- Streeft naar vrij verkeer van goederen, diensten, kapitaal, mensen
- Streeft naar het afbreken van barrières tussen landen
- Komen jaarlijks met zo’n 200 wetsvoorstellen
- Regelt alleen zaken die grensoverschrijdend zijn
- Bemoeit zich veel met het landbouwbeleid, want ze geven subsidies aan boeren
- Houdt concurrentie goed in de gaten, om vrij verkeer te garanderen
- Heeft nauw samenwerkingsverband tussen landen, betreffende migratie


Massamedia:
1. Kenmerken:
- De informatie die ze overbrengen is voor een groot en anoniem publiek
- De informatie is openbaar en voor iedereen toegankelijk
- De relatie tussen zender en ontvanger is onpersoonlijk
- De communicatie verloopt meestal eenzijdig
- De ontvanger kan meestal slechts indirect en achteraf reageren

2. Functies:

- Informatiefunctie = ze verschaffen info over belangrijkste problemen
- Platform- of spreekbuisfunctie = ze bieden mensen / organisaties mogelijkheid standpunten
kenbaar te maken
- Controlefunctie = ze volgen de regering / parlement en hun beloften kritisch
- Commentaarfunctie = journalisten leveren commentaar op politici en hun plannen
- Onderzoeksfunctie = soms zoeken ze zaken tot op de bodem uit, bijv bij Nova


Theorieën over invloed van de media:
- Injectienaaldtheorie = de mensen worden volgespoten van meningen en informatie
- Agendatheorie = media kiezen belangrijke onderwerpen, dit wordt een leuk punt op de
politieke- en de gespreksagenda
- Selectieve perceptietheorie = Mensen willen alleen die informatie krijgen die ze interesseert of die ze al wisten
- Two-step-flowtheorie = Mensen gaan vooral af op wat de voor hen belangrijkste mensen
vinden van de informatie uit de media

Pressiegroepen:
- Belangengroepen = voor belangen van een bepaalde groep uit de samenleving. Bijv de
Consumentenbond en de vakbonden.

- Actiegroepen = zetten zich voor korte tijd in voor één duidelijke kwestie. Bijv tegen een
snelweg door de veluwe o.i.d.

- Actieorganisaties = zetten zich voor langere tijd in voor één duidelijke kwestie. Bijv
Amensty International of Greenpeace. Er worden protesten georganiseerd en plannen om aan te geven hoe het wél moet, waardoor ze meer invloed krijgen op de politieke besluitvorming.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.