Samen met onze partner #UseTheNews doen we onderzoek naar de Europese en Amerikaanse verkiezingen. Geef jouw mening en maak kans op 20 euro Bol.com tegoed!

Hoofdstuk 2 politieke besluitvorming

Beoordeling 8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 573 woorden
  • 14 maart 2005
  • 6 keer beoordeeld
Cijfer 8
6 keer beoordeeld

Aantekeningen Hoofdstuk 2 Politieke Besluitvorming Paragraaf 1 Democratie Kenmerken van democratie:  Algemeen kiesrecht  Regelmatige verkiezingen  Vrijheid van meningsuiting  Vrijheid van vereniging en vergadering  Machtenscheiding (Trias Politica) Een goede democratie is een rechtsstaat
Sociale voorwaarden voor democratie:  Gunstig sociaal-economische ontwikkeling  Zekere mate van sociaal-economische gelijkheid  Democratische politieke cultuur (tolerantie is belangrijk)  Burgers hebben zich verenigd in organisaties op grond van ideeën of belangen  Militairen hebben geen invloed op politiek  De staat functioneert goed  Geen hevige conflicten tussen etnische groepen of religieuze groeperingen Paragraaf 2 Rechtsstaat Kenmerken rechtsstaat:  Alle burgers hebben gelijke rechten (artikel 1 grondwet)  Overheid moet zich aan de wetten houden  Er bestaat een machtenscheiding: o Wetgevende macht: parlement/regering

o Uitvoerende macht: regering
o Rechterlijke macht  Er zijn grondrechten
Onderscheid mensenrechten:  Klassiek individuele rechten  Sociale rechten: recht op onderwijs, werk, eten, onderdak, gezondheidszorg
Grondrechten of mensenrechten:  Vrijheid van godsdienst  Vrijheid van drukpers/meningsuiting  Vrijheid van vereniging, vergadering, demonstratie  Onaantastbaarheid lichaam  Briefgeheim Paragraaf 3 Politieke stromingen en partijen Ideologie: samenhangend stelsel van opvattingen over het functioneren van de staat
Kernvragen ideologie: 1. Welke rol speelt de overheid in het sociaal-economische proces? 2. Hoe is de macht verdeeld? 3. Individuele vrijheid of vaste waarden en normen? Politieke stroming: mensen met eenzelfde ideologie
Politieke partij: georganiseerde groep mensen van een bepaalde ideologie, die: 1. ideeën heeft over alle belangrijke beleidsterreinen (= partijprogramma) 2. kandidaten stelt bij verkiezingen
indeling politieke stromingen en partijen: Links: Actieve overheid
Gelijke kansen
Rechts: Beperkte rol overheid
Vrijheid
Schema visies politieke stromingen: Socialisme Christen-democraten Liberalisme
gelijkheid organische samenleving vrijheid
eerlijke verdeling van bijbelse waarden en persoonlijke

kennis, macht en inkomen normen vrijheid
bescherming van de persoonlijke verant- economische
zwakkeren woordelijkheid vrijheid naasteliefde en zorg bescherming voor zwakkeren vrijheid zowel nationaal als belang particulier internationaal initiatief
benadrukt de belangen benadrukt zorgzame benadrukt belan- van samenleving als samenleving en ge- gen van indivi- geheel spreide verantwoordelijkheid du en bedrijfs- leven
actieve rol overheid aanvullende of terughou- passieve rol dende rol overheid overheid
PvdA CDA VVD
Groen Links D’66
SP
One-issue partijen: partijen die opkomen voor 1 onderwerp bijv. cd, ouderenpartij, partij voor de dieren Paragraaf 4 Regering en Parlement Constitutionele monarchie: Koninkrijk met erfopvolging, waarbij taken vorst in grondwet verankerd zijn:  symbolische en ceremoniële functie  onschendbaarheid van de kroon  geen politieke uitspraken/beslissingen  geheim van Huis den Bosch
Verkiezingen:  elke 4 jaar  1e en 2e kamer, provinciale staten, (deel)gemeenteraden, Europees Parlement  alle Nederlanders van 18 jaar en ouder  actief en passief kiesrecht  directe en indirecte (getrapte) verkiezing  evenredige vertegenwoordiging
Regering:  kabinetsformatie  informateur  onderzoekt  formateur  stelt regering samen  regeerakkord  regeringsprogramma  coalitie  regeringspartijen  minsterraad  miljoenennota

Parlement:  2e kamer  Staten-Generaal  1e kamer (75 zetels) + 2e kamer (150 zetels) = 225 zetels  Oppostitiepartijen  Fractie  Taken: 1. wetgeving: goedkeuring door 1e + 2e kamer
2. controle regering
Wetgeving: Rechten parlement:  begrotingsrecht of budgetrecht  amendement: wijziging wetsvoorstel (alleen 2e kamer)  initiatief: zelf wet indienen
Controle: Middelen parlement:  vragen stellen vragenuurtje  interpellatie spoeddebat  enquête onderzoek  motie uitspraak kamer  motie van wantrouwen Paragraaf 5 Proces van besluitvorming Invloed: Belangengroepen:  pressiegroepen: richt zich op bepaald deel overheidsbeleid
doen niet mee aan verkiezingen  actiegroepen: tijdelijk karakter één doel
Adviesorganen: Sociaal Economische Raad (SER) Centraal Planbureau (CPB) Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) Paragraaf 6 Burgers Burgerlijke ongehoorzaamheid = bewust overtreden van de wet
Factoren van succes voor actiegroepen: - doorzettingsvermogen - organisatievermogen - kennis van zaken
vormen van politieke participatie: direct:  stemmen bij verkiezingen  lidmaatschap van een politieke partij  meewerken aan verkiezingscampagne
indirect formeel of informeel:  lidmaatschap maatschappelijke organisatie  benaderen politici  benaderen ambtenaren  benaderen media  handtekeningenactie  bezwaarschrift

indirect acties:  demonstreren  bezetting van een gebouw  staking  blokkade  geweld tegen bijv. gebouwen  geweld tegen personen
referendum: volksstemming

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.