Hoofdstuk 1; Maatschappelijke problemen.
1.1 Geluk
Persoonlijk geluk; gelukkig zijn is voor iedereen anders. Vb: een mooi huis of een mooie auto.
Maatschappelijk geluk;
geluk in de samenleving. Hier draait het bij maatschappijleer om. Maatschappelijk geluk is bijvoorbeeld verschil in vrijheid, gelijkheid, cohesie (kracht waarmee afzonderlijke dingen samenhangen) en welvaart.
1.2 Belangen, waarden en dilemma’s
Voor het geluk van mensen zijn belangen en waarden belangrijk, zowel bij persoonlijk- als maatschappelijk geluk.
- Een belang is een voordeel dat iemand heeft of kan krijgen. Je hebt ergens baat bij.
- Een waarde is een abstract ideaal
Er ontstaan verschillen tussen waarden en belangen;
Belang |
Waarde |
Gericht op persoon zelf of op de groep |
Gericht op andere of alle mensen |
Voordeel |
Ideaal |
Concreet |
Abstract |
Vaak te maken met macht, aanzien, tijd, informatie en geld |
Vaak te maken met vrijheid, gelijkheid cohesie en welvaart |
Gericht op korte termijn |
Gericht of lange termijn |
Naast waarde en belangen zijn er verschillen in waarden;
Persoonlijke waarden |
Maatschappelijke waarden |
Vriendschap |
Vrijheid |
Familie |
Democratie |
Geloof |
Veiligheid |
Eerlijkheid |
Milieu |
Om geluk te optimaliseren moeten mensen en samenlevingen soms keuzes maken, omdat niet altijd alles mogelijk is. Zo’n keuze is een dilemma.
1.3 Maatschappelijke botsingen.
Een dilemma in de samenleving tussen groepen mensen met verschillende waarden en/of belangen, is een maatschappelijke botsing. Een maatschappelijke botsing is één van de kenmerken van een maatschappelijk probleem. Een probleem is een maatschappelijk probleem als het voldoet aan de volgende criteria;
- Er zijn veel mensen bij betrokken.
- Er zijn verschillende meningen over de oorzaken en oplossingen.
- De overheid is/wordt betrokken bij het probleem
Maatschappelijke problemen zijn vaak plaats- en tijdsgebonden.
Een maatschappelijk probleem kan worden uitgezet in een AWB-schema;
A: (Actor) |
A: |
W: (Waarde) |
W: |
B: (Belang) |
B: |
I: (Ideologie) |
I: |
Er kan in de laatste ook een I worden toegevoegd voor ideologie
Over maatschappelijke problemen waarover gedebatteerd gaat worden, kan opgedeeld worden in 5 fases;
Fase 1 → |
Oorzaken van het probleem |
|
Fase 2 → |
Oplossingen |
|
Fase 3 → |
Oplossingen die passen bij waarden |
|
↙ ↘ |
||
Fase 4 → |
Oplossing opdwingen (Een waarheid) |
Oplossing via debat (gelijkheid) |
Fase 5 → |
Revolutie/Burgeroorlog |
Compromis als afronding van het debat. |
In Nederland wordt er gestreefd naar debat in fase 4. Debat vindt plaats in een kader;
- Iedereen is voor de wet gelijk; ook de overheid.
- Grondrechten van burgers zijn vastgelegd.
- Machtenscheiding: Trias politica
Uitvoerende macht |
Wetgevende macht |
Rechtsprekende macht (met onafhankelijke rechter |
Hoofdstuk 2; Groepen actoren
2.1 Mensbeelden.
Mensbeeld: hoe kijkt een persoon tegen andere mensen aan. Een mensbeeld wordt bepaald door de volgende vragen;
- Hoe gelijk zijn de talenten verdeeld?
- Hoe sociaal en goed zijn mensen van nature?
De antwoorden komen neer op de twee tegenovergestelden;
- Talenten van mensen zijn ongeveer gelijk verdeeld of juist niet.
- Mensen zijn van nature goed en sociaal of juist niet.
Linkse actoren gaan uit het goede en sociale van de mens. De waarden van deze mensen zijn dan ook (etnische) vrijheid en gelijkheid.
Rechtse actoren gaan uit van het eigenbelang van de mens. De waarden zijn dan ook economische vrijheid en ongelijkheid.
2.2 Ideologieën.
Politieke stromingen:
Links van het midden |
Rechts van het midden |
|||||||||||||||
Communisme en anarchisme |
Socialisme |
Sociaaldemocratie |
Liberalisme |
conservatisme |
Fascisme en nazisme |
|||||||||||
Strijd voor gelijkheid |
Debatteert voor meer gelijkheid |
Debatteert voor meer economische vrijheid |
Strijdt voor één cultuur en één waarheid |
|||||||||||||
Christendemocraten (CU en CDA) |
||||||||||||||||
SP |
GroenLinks |
PVDA |
VVD |
|||||||||||||
D66 |
SGP & PVV |
|||||||||||||||
Politieke richting:
Links van het midden |
Rechts van het midden |
||||
Extreem-links |
Links |
Centrum-links |
Centrum-rechts |
Rechts |
Extreem-rechts |
2.3 Politieke partijen.
De meest linker partij is de SP, de Socialistische Partij, ontstaan in 1994. Ze vinden dat iedereen recht heeft op werk, fatsoenlijk inkomen of sociale uitkering, gratis onderwijs en een goede gezondheidszorg. De SP vindt gelijkheid belangrijk.
GroenLinks, deze partij vindt gelijkheid en het milieu belangrijk: GroenLinks streeft naar een duurzame toekomst, emancipatie en gelijke rechten voor iedereen.
De partij voor de dieren is een linkse partij en komt op de rechten van dieren. Hiernaast speelt natuur ook een grote rol. Ze pleitten voor een zorgvuldige, liefdevolle omgang met de natuur en de dieren.
de bekendste en grootste centrum-linkse partij is de PvdA (Partij van de Arbeid), AKA de arbeiderspartij. Deze partij probeert de arbeidsverschillen niet te groot te laten worden. De PvdA wil dat mensen zo veel mogelijk zelfstandig zijn, maar als ze dat niet kunnen, moet de overheid hen helpen.
D66, de sociaalliberale partij is daarmee links en rechts. Voor D66 is de individu en zelfontplooiing belangrijk en heeft daarom dan ook de waarden individuele- en etnische vrijheid.
De VVD (volkspartij voor Vrijheid en Democratie) is een liberale partij waar individuele vrijheid belangrijk is.
De PVV (Partij voor de Vrijheid) is een partij die tegen de islamisering van Nederland is en als waarde veiligheid heeft.
Het CDA (Christen democratisch appel) komt op voor de zwakkere in de samenleving, maar ze vinden ook dat mensen samen verantwoordelijk zijn.
De ChristenUnie komen ook op voor de zwakke en worden als centrum-linkse partij gezien.
De SGP (staatkundig gereformeerde Partij) heeft een rechts karakter.
Naast deze partijen zijn er ook nog wat alternatieve partijen in Nederland. NCPN (Nieuwe Communistische partij Nederland) is verbonden met het communisme. De NVU (Nederlandse Volksunie) pleit duidelijk voor een dominante cultuur.
2.4 Maatschappelijk middenveld.
Bij een maatschappelijk debat spelen niet alleen politieke partijen een rol, maar ook actoren met een bepaalde waarde of belang, zoals Greenpeace. Dit zijn actiegroepen, belangengroepen of goede doelen.
Een belangrijk kenmerk van zo’n actor is dat het doel niet direct voor henzelf voordeel heeft. Deze actoren zijn het Maatschappelijk middenveld. Deze organisaties worden ook wel Ngo’s genoemd, dit staat voor non-governmental organization.
2.5 Cultuurgroepen
Actoren met een maatschappelijk probleem kun onder andere gebaseerd zijn op cultuur.
Cultuur: alle aangeleerde normen, waarden, tradities en gewoontes die een groep met elkaar gemeen heeft.
Culturen kunnen voortkomen uit:
- Religie
- Etnische afkomst
- Regio
- Taal
- Werk
- Jeugdculturen
De grootste groep heet de dominante cultuur. Afwijkende groepen heten subculturen. Cultuurgroepen die tegen de dominante cultuur zijn, worden tegenculturen genoemd.
Hoofdstuk 3; Inrichting van een samenleving
3.1 Mensbeelden.
Maatschappelijke problemen zijn te groeperen, net als actoren. Dat is mogelijk omdat elke samenleving op vier hoofddomeinen wordt gericht. Bij die domeinen speelt telkens hetzelfde waardendilemma en die vier dilemma’s heten samenlevingsdilemma’s; een dilemma van een groep maatschappelijke problemen met hetzelfde dilemma. Bij deze dilemma’s spelen steeds dezelfde waarden een rol en dat maakt het analyseren van maatschappelijke problemen eenvoudiger. Er zijn vier samenlevingsdilemma’s:
- Machtsdilemma
- Mensenrechtendilemma
- Welzijnsdilemma
- Cultuurdilemma
Voor de actoren in het centrum is zo’n samenlevingsdilemma ook echt een dilemma waarbij ze moeten kiezen tussen één van de beide waarde, terwijl er voor extreme actoren er geen sprake is van een dilemma, omdat ze overtuigd zijn van hun gelijk.
Bij extreme actoren slaan de waarde soms zo door dat er soms onverwachte standpunten of praktijken verschijnen.
Bij een samenlevingsdilemma staan steeds de posities van extreem-link en extreem-rechts en alles wat ertussen staat, staat in het midden. Dit maakt het makkelijk om de ideologieën van deze actoren te begrijpen.
Hieronder staan de samenlevingsdilemma’s afgebeeld:
Machtsdilemma:
- Wie heeft de macht in een land of een gebied?
Machtsdilemma |
||||
Inspraak |
← |
Kiesrecht |
→ |
Daadkracht |
Iedereen moet meebeslissen. (Gelijkheid)
|
Zo veel mogelijk mensen mogen meebeslissen.
Er wordt recht gedaan aan beide kanten van het machtsdilemma. |
Snel en efficiënt nemen van besluiten.
|
Extreem-links |
Links |
Centrum |
Rechts |
Extreem-rechts |
De groep beslist als geheel, maar gelijkheid wordt afgedwongen |
Iedereen beslist wie mag beslissen en krijgt zo veel mogelijk invloed op de beslissers |
Iedereen beslist wie mag beslissen. |
Een kleine groep beslist |
één leider beslist. |
Mensenrechtendilemma:
Mensenrechtendilemma |
||||
Orde |
← |
Vrijheid |
→ |
Orde |
Het opstellen van strenge regels en streng controleren op de handhaving ervan.
Extreem–links: Dictatuur en weinig zeggenschap.
|
Debat
Alleen vrijheid en geen orde is niet wenselijk. |
Het opstellen van strenge regels en streng controleren op de handhaving ervan.
Extreem-rechts: Dictatuur en weinig zeggenschap.
|
- Wat is de macht van de regering?
Extreem-links |
Links |
Centrum |
Rechts |
Extreem-rechts |
Strijd om orde te krijgen voor economische gelijkheid. |
Debat over vrijheid met de nadruk op het stimuleren van het goede. |
Zo veel mogelijk vrijheid voor alle groepen. |
Debat over vrijheid met nadruk op het bestraffen van het kwade. |
Strijd om orde te krijgen voor één waarheid en één cultuur. |
Welzijnsdilemma:
- Veel verdelen om gelijkheid te krijgen of mensen zelf verantwoordelijk maken voor hun welzijn en accepteren dat er verschillen zijn?
Welzijnsdilemma |
||||
Bestaanszekerheid |
← |
Solidariteit |
→ |
Eigen verantwoordelijkheid |
Mensen moeten voldoende middelen hebben om basisbehoefte te kunnen bevredigen.
Extreem-links:
|
Mensen worden geholpen met onderwijs en zorg als het nodig is en mensen moeten ook zelf op zoek naar inkomen.
|
Er mogen verschillen tussen mensen bestaan.
Extreem-rechts:
|
Extreem-links |
Links |
Centrum |
Rechts |
Extreem-rechts |
Overheid moet zorgen dat iedereen hetzelfde welzijn heeft. |
Overheid moet gelijkheid voor iedereen bevorderen. |
Zoveel mogelijk solidariteit tussen alle groepen. |
Iedereen voor zich en hulp voor zwakkeren door rijken. |
Iedereen voor zich en zwakkeren dienen de rijkeren. |
Cultuurdilemma:
- Mag iedereen zijn eigen cultuur aanhangen en naleven of moet iedereen zich houden aan de dominante cultuur in een land?
Cultuurdilemma |
||||
Diversiteit |
← |
Pluriformiteit |
→ |
Eenheid |
Naast elkaar leven van culturen is toegestaan.
Extreem-links:
|
Er mogen verschillende culturen leven in een land maar er moeten wel normen en waarden gedeeld worden. |
Er mag maar één cultuur in het land aanwezig zijn. Extreem-rechts:
|
Extreem-links |
Links |
Centrum |
Rechts |
Extreem-rechts |
Elke cultuur mag er zijn, maar mag zich niet als politieke macht organiseren. |
Culturen mogen verschillen en moeten zich vrij kunnen uiten. |
Culturen mogen met elkaar verschillen maar moeten met elkaar in debat. |
Andere culturen moeten zich aanpassen aan de heersende cultuur. |
De heersende cultuur is de enige cultuur die er mag zijn. |
3.3 Basiswaarden.
De inrichting van de samenleving wordt bepaald door de antwoorden op de samenlevingsdilemma’s, maar de hoogte van het geluk wordt bepaald door de vier basiswaarden van de menselijke samenleving: Vrijheid, gelijkheid, cohesie en welvaart. Deze vier waarden hebben ook de tegenpolen. Ze staan hieronder in een schema:
Vrijheid |
↔ |
Onderdrukking |
Gelijkheid |
↔ |
Ongelijkheid |
Cohesie |
↔ |
Ontbinding / oorlog en polarisatie |
Welvaart |
↔ |
Armoede |
Over het algemeen hangen basiswaarden met elkaar samen: meer van de ene basiswaarde is minder van de andere basiswaarde.
Positieve vrijheid |
→ |
Afwezigheid van dwang en mogelijkheid tot zelfontplooiing. |
Negatieve vrijheid |
→ |
Dwang, onderdrukking. |
Gelijkheid |
→ |
Gelijke rechten: emancipatie. |
Ongelijkheid |
→ |
Discriminatie. |
Cohesie |
→ |
Verbondenheid van mensen. |
Ontbinding |
→ |
Polarisatie; de ontbinding van twee groepen met elkaar. |
Welvaart |
→ |
Middelen om basisbehoefte te bevredigen zijn aanwezig. |
Armoede |
→ |
Een situatie waarbij mensen niet in staat zijn te overleven |
Hoofdstuk 4; De maakbaarheid van de samenleving
4.1 Ontwikkelingen in de westerse samenleving.
De inrichting van de samenleving is te beoordelen met behulp van de samenlevingsdilemma’s. Mensen lijken de samenleving aan de hand van die dilemma’s te kunnen inrichten zoals ze zelf willen en het maatschappelijk geluk zo te kunnen vergroten.
Het inrichten van de samenleving en de rol die de mens daarbij had is lang niet altijd vanzelfsprekend geweest. Vroeger ging men ervan uit dat de samenleving gevormd werd als resultaat van de handelingen van de mens. Het geloof in God was hier erg belangrijk bij. Natuurrampen werden als een straf van god gezien. Het gezag van de koning, de macht van de adel en het bestaan van de standen werden geaccepteerd.
In de loop van de geschiedenis was steeds meer het vertrouwen gekomen van het menselijk ingrijpen in de samenleving. Nieuwe ontwikkelingen en uitvindingen gaf men vertrouwen om de door God gemaakte ordening te verbeteren. Het rationeel ingrijpen van de mens zorgde ook voor meer ellende: oorlogen en uitbuiting. De ontwikkeling van de menselijke rede en rationeel ingrijpen noemen we het proces van rationalisering: Het proces dat wetenschap en techniek zich steeds verder ontwikkelen en er nieuwe instellingen en wetten worden gecreëerd om het maatschappelijk geluk te vergroten.
Oud wereldbeeld |
↔ |
Nieuw wereldbeeld |
|
|
|
|
|
|
|
||
|
|
356
Bressen in het Oude wereldbeeld om naar het Nieuwe wereldbeeld te komen |
||
Opkomst van Natuurwetenschappen |
||
Voorheen |
Verandering |
Gevolg |
Er was een vast geloof in het feit dat dingen verliepen omdat het zo was. |
Wetenschappers VS. De kerk door de opkomst Natuurwetenschappen |
Aantasting van gezag en macht van de kerk |
Verzet tegen corruptie en machtsmisbruik van de kerk: Reformatie |
||
Voorheen |
Verandering |
Gevolg |
Katholieken VS. Protestanten door verzet tegen corruptie en machtsmisbruik van de kerk |
Twee godsdiensten in één land: Katholieken en protestanten. |
|
Ontstaan van Plakkaat van Verlatinghe. |
||
Voorheen |
Verandering |
Gevolg |
De koning was zogenaamd superieur, waardoor hij niet kon worden afgezet. Hij had veel macht. Bijvoorbeeld de Spaanse koning |
Philips II VS. De Nederlanden Toenemend verzet tegen de absolute vorst |
Het volk kon de koning afzetten als hij niet goed presteerde. Er was meer verdraagzaamheid voor verschillende godsdiensten en er kwam een scheiding van kerk en staat |
Het Proces van democratisering |
||
Voorheen |
Verandering |
Gevolg |
Rijke mensen van adel hadden allerlei privileges. |
Koningen VS. Burgers Franse en Amerikaanse revolutie Verdere opkomst burgerij die meer inspraak wilden in het bestuur. |
Franse en Amerikaanse revolutie waardoor er meer gelijke vrijheden voor groepen en meer invloed voor burgers. |
Proces van welvaart door Industriële revolutie |
||
Voorheen |
Verandering |
Gevolg |
De algemene welvaart was niet hoog. |
Kapitaalbezitters VS. Arbeiders Proces van welvaart Industriële revolutie Voordelen: De algemene welvaart werd groter door stoomkracht Nadelen: arbeiders werden uitgebuit door fabriekseigenaren. Er was een klassenstrijd |
Wetten, vakbonden en politieke partijen verbeteren de positie van de arbeider. |
Opkomst van Nationalisme |
||
Voorheen |
Verandering |
Gevolg |
Veel volken leefden onder een gezag van een vorst of een koning. |
Verzet tegen de onderdrukking van de adel. Langzaam begon het idee zich te ontwikkelen van één volk, één taal en één cultuur, het zogeheten nationalisme. |
Er was meer cohesie in een land aanwezig, omdat de staat als enige geweld mocht gebruiken, geweldsmonopolie genoemd. Door het nationalisme kwamen landen tegenover elkaar te staan, omdat iedereen zijn eigen land superieur vond. Gevolg: oorlogen met steeds dodelijkere wapens. |
In de tijd na de wereldoorlogen verloor het geloof in één natiestaat van het idee van de verdraagzame samenleving met meerdere culturen. Hierdoor ontstond er een nieuwe instelling om de cohesie over de wereld te verbeteren: Het proces van mondialisering. Dit bestaat uit twee delen:
- Samenwerking tussen landen om vrede te krijgen.
- Het openleggen van markten voor handel en investeringen.
Dit begon met de oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS). De EGKS was bedoeld om te zorgen voor voldoende kolen en staal voor de deelnemende landen om hun landen weer te kunnen opbouwen. De EGKS is in 1992 veranderd in de Europese Unie.
Opkomst en neergang van Nationalisme |
||
Toenemende rationalisering van oorlogsvoering |
Wereldoorlogen |
Proces van cohesie en sterker wordende vredesbeweging |
Toenemend nationalisme |
Steeds meer internationale instellingen zoals VN, Wereldbank en EU. |
|
Sterke soevereiniteit (oppermacht) van landen |
Ontwikkelingen in de samenleving leiden tot een maatschappelijke botsing, waarbij een keuze gemaakt wordt voor een andere inrichting van de samenleving met nieuwe wetten en regels. Het doel van de actoren is om het maatschappelijk geluk te vergroten. Nieuwe ontwikkelingen worden weergeven in een schema van Dynamiek van maatschappelijke verandering:
Dynamiek van maatschappelijke verandering |
||||
Ontwikkelingen |
Botsingen: AWB-schema |
Nieuwe ontwikkelingen; gevolgen |
||
Bestaande inrichting van de samenleving: wetten en instellingen |
Nieuwe inrichting van de samenleving: Nieuwe wetten en instellingen. |
4.2 Grote processen.
De ontwikkelingen in de moderne maatschappij zijn samen te vatten in vier periodes, waarin de basiswaarde te herkennen zijn.
Periode |
Onderwerp |
Basiswaarde |
1581 / 1776 / 1789 |
Vorsten worden afgezet, adel krijgt meer macht en burgers meer rechten |
Vrijheid en gelijkheid |
1760 – 1900 |
Fabriekseigenaren krijgen veel macht en er ontstaan vakbonden voor de land- en fabrieksarbeiders |
(on)gelijkheid |
1900 – 2000 |
Opbouw van de verzorgingsstaat: betere positie voor onderklasse en zwakkeren |
(on)gelijkheid en cohesie |
1950 – Heden |
Meer samenwerking tussen landen |
Cohesie |
1950 – Heden |
Stijging welvaart en gelijkheid |
Gelijkheid en welvaart |
Proces van Vrijheid:
- Burgers werden bevrijdt van een machtige overheid en adel en kregen rechten en meer vrijheid ten opzichte van hun staatshoofd.
- Belangrijke waren het plakkaat van Verlatinghe en de Franse revolutie. Het plakkaat van Verlatinghe was een belangrijke inspiratiebron voor de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring.
- Burgers werden niet alleen bevrijdt van de overheid, maar ook van de kerk: Secularisering; Religie heeft minder invloed in de samenleving en wordt teruggedrongen tot het privédomein van mensen.
Proces van Gelijkheid:
- In de traditionele samenleving behoorde men tot een bepaalde stand en dat leidde tot rechten en plichten. Dit werd gerechtvaardigd doordat God het zo bedoeld had.
- Door de Franse revolutie kwamen er meer ontwikkelingen om het gelijkheidsideaal te verbeteren: De afschaffing van de slavernij.
- Hieronder staan een aantal voorbeelden hoe de gelijkheid in de 20ste eeuw is verbeterd:
- De klassenstrijd tussen de arbeiders en kapitaalbezitters
- De gelijkheid tussen mannen en vrouwen
- Gelijkheid op basis van ras: Martin Luther King streed voor gelijke rechten voor de zwarte Amerikaanse bevolking.
- Gelijkheid op basis van seksuele geaardheid.
Proces van Cohesie:
- Er zijn twee soorten vormen van het proces van Cohesie: Cohesie door de natiestaat en cohesie door cultuur en religie:
- Cohesie door natiestaat:
- In de middeleeuwen was Europa verdeeld in verschillende rijken met veel verschillende culturen met lokale besturen. In de 16e eeuw ontstonden er grote natiestaten wat zorgde voor grote oorlogen. Hieruit kwamen de wereldoorlogen.
- Na de oorlog ging men samenwerken (EGSK) om de internationale banden te versterken.
- Cohesie door cultuur en religie:
- Door secularisering is de cohesie afgenomen. Mensen waren niet meer bij elkaar in de kerk. Ze voelen zich verbonden met elkaar. Dit wordt ook wel het proces van individualisering genoemd.
- Volgens socioloog Durkheim (1900) ontstaat er meer samenhang in de samenleving doordat mensen normen en waarden met elkaar delen en naleven.
- Cohesie door natiestaat:
Proces van Welvaart:
- Technologische ontwikkelingen, Industriële revolutie, leidde tot een belangrijke welvaartsstijging. Door wetenschappelijk onderzoek konden er technologische ontwikkelingen plaatsvinden: Men onderzoekt hoe het meest efficiënt en effectief producten konden worden geproduceerd. Dit leidde tot de lopende band productie (massaproductie)
- Welvaart werd ook bevorderd door het mondialiseringsproces, met als de cohesie. Het mondialiseringsproces werd bevorderd door instellingen op te richten om de welvaart t verbeteren. Hierdoor ging het gemiddelde inkomen en levensverwachting van omhoog en werd de zuigelingen sterfte lager.
Hoofdstuk 5; De Nederlandse uitkomst van het welzijnsdilemma
Het welzijnsdilemma |
||||
Bestaanszekerheid |
← |
Solidariteit |
→ |
Eigen verantwoordelijkheid |
Mensen moeten voldoende middelen hebben om basisbehoefte te kunnen bevredigen. |
Mensen worden geholpen met onderwijs en zorg als het nodig is en mensen moeten ook zelf op zoek naar inkomen. |
Er mogen verschillen tussen mensen bestaan. |
5.1 Geschiedenis van ontwikkelingen welzijnsdilemma
De maatschappelijke oneerlijkheid van de Industriële revolutie leidde tot een heftige strijd en debatteren in Europa:
- Voor de communisten was de theorie van Marx (Karl Marx) erg belangrijk: de arbeiders moesten zich verenigen en verzetten tegen de kapitaalbezitters en privébezit en kapitaalgoederen zouden verboden worden
De uitkomst was een compromis tussen het communisme en kapitalisme:
Privébezit en kapitaalgoederen bleven toegestaan, maar de overheid zorgde voor meer bescherming van arbeiders doormiddel van wetgeving.
Door sociale wetgeving probeerde de overheid de maatschappelijke ongelijkheid te verkleinen. Hiernaast ontstonden er nieuwe instellingen: Politieke partijen en vakbonden.
Door sociale wetgeving kwam er een Sociale Zekerheidsstelsel (functies verzekeren en verbinden):
Sociale verzekeringen:
- Werknemersverzekering.
Wordt betaald via premies van de werkgever en werknemer.
Werknemers en Ex-werknemers kunnen een uitkering krijgen. Bijvoorbeeld: WW, WIA en WULBZ
- Volksverzekeringen:
Wordt betaald via premies op inkomen.
Iedereen die voldoet aan de voorwaarden krijgt een uitkering. Bijvoorbeeld: AKW, AOW, ANW.
- Sociale voorzieningen:
Wordt betaald via belastingen.
Iedereen die niet zelfstandig het bestaansminimum heeft, krijgt een uitkering. Bijvoorbeeld: WWB (bijstand)
Nederland kent warme en koude solidariteit.
Op warme solidariteit is de Nederlandse verzorgingsstaat opgebouwd. De Nederlanders verwachten van de overheid vier functies:
- Verzekeren
- Verzorgen
- Verheffen (ontwikkelen, ontplooien)
- Verbinden, verbonden zijn.
Koude solidariteit is solidariteit dat door de over
5.2 Politieke partijen en het welzijnsdilemma
De SP kiest heel duidelijk voor solidariteit met bestaanszekerheid.
De VVD kiest meer voor solidariteit en eigen verantwoordelijkheid.
De PVV kiest soms voor solidariteit en het linkse standpunt bestaanszekerheid. Als het om het buitenland gaat, kiest de partij voor solidariteit en eigen verantwoordelijkheid.
5.3 Internationale vergelijking van het welzijnsdilemma
Politieke stromingen:
Links van het midden |
Rechts van het midden |
|||||||
Extreem-links |
Links |
Centrum-links |
Centrum-rechts |
Rechts |
Extreem-rechts |
|||
Communisme en anarchisme |
Socialisme |
Sociaaldemocratie |
Liberalisme |
conservatisme |
Fascisme en nazisme |
|||
Strijd voor gelijkheid |
Debatteert voor meer gelijkheid |
Debatteert voor meer economische vrijheid |
Strijdt voor één cultuur en één waarheid |
|||||
Christendemocraten |
||||||||
Economisch systeem |
||||||||
Alternatieve economie Planeconomie |
Gemengde economie |
Vrije markt economie |
||||||
Verzorgingsstaat |
Nachtwakersstaat |
|||||||
Scandinavisch model |
Rijnslandsmodel |
Angelsaksisch model |
||||||
Verzorgingsstaat:
- Scandinavische verzorgingsstaat: veel bestaanszekerheid en normaal solidariteit
- Rijnlandse verzorgingsstaat: Solidariteit staat centraal
- Angelsaksische verzorgingsstaat: Sociale zekerheid is minimaal en eigen verantwoordelijkheid is groot.
Nachtwakersstaat:
De staat zorgt alleen voor veiligheid doormiddel van leger en politie. De eigen verantwoordelijkheid is groot.
Corporatisme: Overleg tussen bedrijfsfactoren is belangrijk. De samenleving wordt voor een deel gestuurd door corporaties. Er is een kleine rol van de overheid.
5.4 Ontwikkelingen en uitdagingen in het welzijnsdilemma
De grootste zaak van de Nederlandse overheid is om mensen te verbinden; er zijn tegenstellingen ontstaan:
- Opleidingstegenstelling: lager tegen hoog opgeleid.
- Generatietegenstelling: Jong tegen oud.
- Cultuurtegenstelling: autochtoon tegen allochtoon.
Hoofdstuk 6; De Nederlandse uitkomst van het cultuurdilemma
Welzijnsdilemma |
||||
Bestaanszekerheid |
← |
Solidariteit |
→ |
Eigen verantwoordelijkheid |
Mensen moeten voldoende middelen hebben om basisbehoefte te kunnen bevredigen. |
Mensen worden geholpen met onderwijs en zorg als het nodig is en mensen moeten ook zelf op zoek naar inkomen. |
Er mogen verschillen tussen mensen bestaan.
|
6.1 Geschiedenis van ontwikkelingen cultuurdilemma
Nederland kent al eeuwen vluchtelingen. Deze mensen komen naar Nederland om:
- Godsdienstvrijheid
- Welvaart in Nederland
De vluchtelingen van nu zijn vooral oorlogsvluchtelingen.
Na Wereldoorlog 2 speelt integratie rondom immigratie:
- Dekolonisatie van Indonesië en Suriname
- Gastarbeiders uit Italië, Griekenland, Turkije en Marokko in de jaren ’70. Nu uit Oost-Europa.
- Gezinsvorming en/of gezinshereniging
- Vluchtelingen: In eigen land loopt het leven gevaar.
Schoolstrijd: Gelovige scholen wilden ook subsidie net als de openbare scholen. Er werd in de jaren ’30 een pacificatie gedaan door de overheid: verschillende levensbeschouwingen werden aan elkaar gelijk gesteld.
Verzuiling: Mensen leefden binnen hun eigen zuil: Katholiek, Protestant, liberaal of socialist. Binnen de zuil speelden het leven van de mensen zich af.
Door individualisering en secularisering begon de ontzuiling. Nederland kreeg een multiculturele samenleving.
6.2 Politieke partijen en het cultuurdilemma
Culturen: Cultuur is het patroon van menselijke activiteit en de symbolische structuren, die deze activiteit een zekere betekenis geven. Mensen kunnen verschillen van culturen.
Levensbeschouwing: Een levensbeschouwing past bij een religie. Belangrijk was de scheiding tussen kerk en staat.
Levensstijlen: De manier van leven die vorm wordt gegeven doormiddel van bijpassende waarden en belangen.
6.3 Internationale vergelijking van het cultuurdilemma
Links van het midden |
Rechts van het midden |
||||||||
Extreem-links |
Links |
Centrum-links |
Centrum-rechts |
Rechts |
Extreem-rechts |
||||
Diversiteit |
Pluriformiteit |
Eenheid |
|||||||
Klasseloze samenleving |
Multiculturele samenleving |
Pluriforme samenleving |
Mono culturele samenleving |
Etnisch zuivere samenleving |
|||||
Hoofdstuk 7; De Nederlandse uitkomst van het machtsdilemma
Nederland is een parlementaire democratie, wat inhoud mensen niet mogen stemmen over elk maatschappelijk probleem. Het Nederlandse volk bestuurt via de eerste en tweede kamer.
7.1 Geschiedenis ontwikkelingen machtsdilemma in Nederland
In de middeleeuwen leefden mensen is stamverband als zelfstandige groepen met eigen regels en dulden geen invloed van hogerhand. De zelfstandigheid in Nederland was groter dan in de rest van Europa, aangezien Nederlanders vochten tegen het water.
Voor Nederland vonden de belangrijke democratische ontwikkelingen plaats halverwege de 19e eeuw. Onder leiding van Johan Thorbecke is in 1848 een Grondwet tot stand gekomen die de basis legde voor de huidige parlementaire democratie. Twee belangrijke wijzigingen waren:
- De ministers hadden kregen de verantwoordelijkheid voor het bestuur. (ministeriële verantwoordelijkheid)
- Invoering van censuskiesrecht; mannen die voldoende belasting betaalden, mochten naast de adel ook stemmen.
Deze verandering vond plaats in de industriële revolutie, een tijd van veel ongelijkheid. Door de Russische revolutie kregen de arbeiders in Nederland ook meer macht, om deze groep tevreden te houden.
De invoering van het algemeen kiesrecht gebeurde in stappen:
- Algemeen kiesrecht voor mannen vanaf 23 jaar.
- Algemeen kiesrecht voor vrouwen vanaf 23 jaar.
- Algemeen kiesrecht voor Nederlanders vanaf 21 jaar.
- Algemeen kiesrecht voor Nederlanders vanaf 18 jaar.
In de Grondwet bevinden zich artikelen die te maken hebben met het machtsdilemma:
- Artikel 4; kiesrecht
- Artikel 8; recht om samen te komen.
- Artikel 9; samenkomstrecht.
Er wordt onderscheidt gemaakt tussen actief en passief kiesrecht:
- Actief kiesrecht: het recht om te stemmen.
- Passief kiesrecht: het recht om te worden verkozen.
7.2 Actoren met macht
In de parlementaire democratie zijn er veel actoren die invloed hebben en er wordt vaak 6 machten onderscheden:
1. Wetgevende macht.
Deze macht bestaat uit de Staten-Generaal (parlement): de eerste en tweede kamer stellen de wetten in Nederland vast. Hierin spelen politieke partijen een rol.
- Tweede Kamer (150 leden) worden rechtstreeks gekozen door het volk via verkiezingen. Functie: controleren en maken van wetten.
- Eerste Kamer (75 leden) worden gekozen door de leden van de Provinciale Staten (de provincies). Functie: controleren van wetten uit de Tweede Kamer met de huidige wetten.
2. Uitvoerende macht.
Deze macht bestaat uit de regering: de koning en het kabinet met ministers en staatssecretarissen. Het kabinet is verantwoordelijk voor het uitvoeren van de wetten die gemaakt zijn door de Eerste en Tweede Kamer. Het kabinet wordt samengesteld op basis van de meerderheid van politieke partijen die samenwerken (de coalitie). Deze coalitie heeft een regeerakkoord: afspraken over het voeren van het beleid in de regeerperiode.
Niet coalitie is oppositie: partijen die een ander beleid willen dan de coalitie. Gedoogsteun geeft een partij als zij het eens is met het beleid van het kabinet.
Als het kabinet geen steun krijgt van de partijen die erbij horen, ontstaat er een gelegenheidscoalitie: een samenwerking van partijen uit coalitie en oppositie die het eens zijn over een bepaald soort beleid.
3. Rechterlijke macht.
De rechterlijke macht bestaat uit alle rechters die als functie hebben om de naleving van wetten te beoordelen. Rechters in Nederland zijn onafhankelijk.
4. Ambtenaren.
Deze mensen werken bij de staat en hebben de mogelijkheid om invloed uit te oefenen op politici door informatie achter te houden of gekleurder weer te geven. In Nederland blijven ambtenaren in dienst nadat er verkiezingen zijn geweest, wat in de VS niet gebeurt. In Nederland zijn ambtenaren als experts te beschouwen.
5. Massamedia.
Deze media dragen op grote schaal een boodschap over naar het grote publiek. De massamedia hebben de volgende functies gekregen:
- Informatie: kennis bieden over actuele maatschappelijke problemen.
- Spreekbuis: actoren kunnen hun eigen mening geven.
- Agenda: Journalisten doen onderzoek en brengen dit naar buiten, waardoor politici er gedwongen over moeten praten.
- Commentaar: het weergeven van de eigen visie.
- Waakhond: massamedia controleren andere actoren.
6. Externe adviseurs.
Deze bureaus hebben veel expertise en worden door politici gebruikt om onderzoeken te doen. Hierdoor kunnen ze invloed uitoefenen.
Massamedia spelen een belangrijke rol in de samenleving en politiek, maar ze zijn nogal divers:
Kranten:
- Polariteitskranten richten zich tot het grote publiek en hebben meer aandacht voor sport en showbizz.
- Kwaliteitskranten richten zich op het nieuws en achtergrondinformatie.
Radio en televisie:
- Commerciële zenders zijn zelfstandig en krijgen hun inkomsten uit reclames.
- Publieke zenders krijgen financiële steun van de overheid, waardoor de programma’s voor een bepaald deel moet bestaan uit cultuur, informatie en educatie.
De macht van massamedia leidt tot bepaalde invloeden op de samenleving. Wetenschappers hebben hierover verschillende theorieën over opgesteld:
- Injectienaaldtheorie: je gelooft alles wat de media je wijs maakt.
- Agendatheorie: de media verteld wat belangrijk is en dit bepaal jij niet zelf.
- Selectieve perceptie theorie: Je kiest zelf wat je wel of niet wilt zien.
- Cultivatietheorie: het televisiebeeld is de werkelijkheid geworden.
- Opinieleiderstheorie: Je kiest iemand en volgt zijn of haar mening.
- Multi-step-flow theorie: Je volgt een groep mensen met hun mening.
7.4 internationale vergelijkingen van het machtsdilemma
Wereldwijd onderscheiden we 5 typen democratieën:
Extreem-links |
Links |
Centrum |
Rechts |
Extreem-rechts |
Basis-democratie of volksdemocratie |
Directe democratie |
Parlementaire democratie |
Presidentiele democratie |
Éénpartij staat |
- Basisdemocratie: iedereen heeft inspraak, het hele volk.
- Directe democratie: mensen hebben rechtstreeks invloed op het bestuur. Hierbij horen referenda.
- Parlementaire democratie: mensen kiezen een parlement en die beslist.
- Presidentiële democratie: het vlok kiest een parlement en president. Het parlement controleert de president maar deze heeft nog steeds veel macht.
- Éénpartij staat: in de staat heerst een dictatuur.
Kiesstelsels:
Stelsel van evenredige vertegenwoordiging:
Dit systeem werkt met een kiesdeler: het aantal stemmen dat nodig is voor 1 zetel.
Stelsel van evenredig vertegenwoordiging met kiesdrempel:
Een kiesdrempel wordt vastgelegd op een vooraf bepaald percentage, waardoor partijen met normaal gezien weinig zetels niet voorkomen.
Districtenstelsel:
Land wordt verdeeld in gebieden, districten. Per district zijn er zetels te winnen. De partij met het hoogste percentage stemmen in dat district, krijgt alle zetels die aan dat district zijn toegewezen. In belangrijke districten zijn meer zetels te winnen. Dit systeem wordt gehanteerd in de VS.
7.5 ontwikkelingen en uitdagingen machtsdilemma
Sommige politieke partijen en actoren vragen zich af of deze vorm van democratie nog wel stand kan houden in de 21ste eeuw en vragen zich af of politiek debatteren niet veel beter in de samenleving kunnen plaatsvinden dan op overheidsniveau.
Rousseau gaat ervan uit dat mensen nog beter met elkaar kunnen samenleven als zij allemaal een deel van hun vrijheid opgeven aan de gemeenschap. In ruil hiervoor krijgen mensen meer bescherming en zekerheid.
Hobbes gaat ervan uit dat het leven een strijd is tussen mensen en dat er een overheid nodig is om de toestand van een voortdurende oorlog te voorkomen en veiligheid te bieden.
In de 21ste eeuw hebben veel mensen het idee dat er een kloof ontstaat tussen burgers en politiek: burgers hebben minder vertrouwen in de overheid als oplosser van een maatschappelijk probleem.
Intermezzo
In Nederland heeft niemand alle macht en de overheid moet zich houden aan de wetten in een land: gelijke vrijheid.
John Rawls pleit voor een debat waarbij voorkomen wordt dat mensen in hun eigen belang redeneren. Om de oordelen moet de groep die debatteert niet in het dilemma betrokken zijn, ze moeten buitenstaanders zijn. Alleen dat zou je volgens Rawls de ideale samenleving bereiken.
Hoofdstuk 8; De Nederlandse uitkomst van het mensenrechtendilemma
8.1 Geschiedenis en ontwikkeling mensenrechtendilemma in Nederland
Veiligheidsutopie: iedereen wilt veiligheid, maar niemand wilt zijn vrijheid ervoor opgeven.
In Nederland kiezen we meer voor vrijheid en hierbij hoort een democratische rechtstaat.
In de Germaanse tijd waren er ongeschreven regels waar men zich aan moest houden en dat leidde ertoe dat het gedrag van de mensen voorspelbaar was, want men moest zich houden aan de regels.
In de Middeleeuwen werden de kerkelijke wetten aan de Germaanse regels toegevoegd. De elite bepaalde welke wet in welke situatie toepasbaar was. Hugo de Groot wilde de vorm van willekeur voorkomen door de wetten op te schrijven: codificatie.
In de Grondwet bevinden zich artikelen die te maken hebben met het mensenrechtendilemma:
- Artikel 10: privacy.
- Artikel 11: onaantastbaarheid van het lichaam.
- Artikel 12: huisvrede.
- Artikel 13: briefgeheim.
- Artikel 14: privé bezit.
- Artikel 15: vrijheid.
- Artikel 16: legaliteit.
- Artikel 18: recht op bijstand.
8.2 Beginselen van de democratische rechtstaat
Een democratische rechtstaat bestaat uit 6 beginselen:
- Democratische wetten
- Wetten moeten worden goedgekeurd volgens een democratische procedure, zodat het volk bepaald welke wetten zij zichzelf oplegt.
- Machtenscheiding
- Machten moeten verdeeld worden over verschillende actoren
- Grondrechten
- Het is belangrijk dat er democratische grondrechten zijn, zodat een meerderheid een minderheid niet kan discrimineren of onderdrukken.
- Onschuldpresumptie
- Iedereen in Nederland is onschuldig, totdat het tegendeel wordt bewezen.
- Legaliteitsbeginsel
- Mensen zijn pas strafbaar als ze een wet overtreden die is vastgesteld.
- Gelijkheidsbeginsel
- Iedereen is voor elkaar gelijk en wetten gelden voor iedereen op dezelfde manier.
Rechten in Nederland:
Publiekrecht (overheid-burgers):
- Staatrecht, de basis. Hieronder valt ook de grondwet.
- Bestuursrecht gaat om toestemming krijgen voor iets.
- Strafrecht.
Privaatrecht (burgers-burgers):
- Persoon- of familierecht houdt zich bezig afstamming, geboorte, huwelijk en echtscheiding.
- Vermogensrecht gaat over het vermogen van mensen.
- Ondernemingsrecht houdt zich bezig met het recht voor bedrijven.
Naast het nationaalrecht is er ook internationaal recht.
In het Wetboek van Strafrecht (WvS) staat alles wat als strafbaar wordt beschouwd beschreven. In het Wetboek van Strafvorming staan alle regels opgeschreven voor politie en justitie.
Het Openbaar Ministerie (OM) speelt een grote rol in het strafrecht. De Officier van Justitie (OvJ) is verantwoordelijk voor:
- Het opsporingsonderzoek.
- De strafzaak, waarbij er een bewijslast en strafeis wordt gedaan.
- De uitvoer van de straf.
De OvJ kiest er wel of niet voor of een persoon vervolgd wordt. Bij een strafzaak kan de OvJ een aantal dingen doen:
- De zaak seponeren, niets doen tegen het misdrijf met een reden:
- Geen tot onvoldoende bewijs.
- Niet ernstige zaak
- Vervolgen, voor de rechter brengen:
- Ernstige bewijsbare zaak.
- Transactie, een geldbedrag laten betalen:
- Betalen van een boete en in ruil hiervoor geen strafblad.
8.4 Internationale vergelijking met het mensenrechtendilemma
Rechtstaten zijn te vinden in landen die kiezen voor een debat. Totalitaire staten zijn te vinden in landen die kiezen voor strijd. Er bestaan nog verschillen onderling:
- Totalitaire staat, een allesoverheersende overheersende overheid die de burgers maximaal controleert. Zowel links als rechts.
- Sociale rechtstaat, burgers hebben burgerrechten, sociale rechten en politieke rechten. De burger wordt zowel tegen de overheid beschermd als door de overheid beschermd.
- Democratische rechtstaat. Burgerrechten en politieke rechten worden gegarandeerd.
- Liberale rechten, legt de nadruk op politieke rechten en sociale rechten komen nauwelijks voor.
8.5 Ontwikkelingen en uitdagingen mensenrechtendilemma
De democratische rechtstaat draagt bij aan maatschappelijk geluk: meer vrijheid, gelijkheid en cohesie. Uitdagingen voor de democratische rechtstaat zijn het proces van mondialisering en individualisering. Nederland zal ook meer rekening moeten blijven houden met internationale regels.
Traditioneel gezag is gebaseerd op tradities, zoals het Nederlandse koningshuis.
cRationeel-legaal gezag is gezag op wettelijke afspraken, zoals de politie.
Charismatisch gezag is gezag op basis van uitstraling naar de buitenwereld.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden