1 Over Burgerschap en Sociale Problemen
1.1 Over Burgerschap
De socioloog T.H. Marschaal makte onderscheid tussen vier soortenrechten en vrijheden die samen het burgerschap van nu vorm hebben gegeven. De eerste twee, het individuele en het politieke burgerschap, zijn opgekomen in de 18de en 19de eeuw.
-Particulier (individueel) burgerschap:
Houdt individuele vrijheidsrechten in zoals het rechtop bezit en het recht op vrijheid van meningsuiting. Uitgangspunt is dat de burger zelf verantwoordelijk is voor het eigen leven en welzijn en zich daar sterk voor mag maken. We noemen dit vaak ‘de klassieke mensenrechten’.
-Politiek burgerschap:
Gaat over het recht op zeggenschap, de burger krijgt het recht om deel te nemen aan het bestuur. Het is maatschappelijk gericht. De burger moet medeverantwoordelijk zijn voor het wel en wee van de samenleving.
Pas toen deze rechten veroverd waren kon de (liberale) democratie ontstaan. Dat gebeurde in Nederland in het midden van de 19de eeuw. En pas in die democratie was het mogelijk in de 20ste eeuw een derde vorm van burgerschap te ontwikkelen.
-Sociaal burgerschap:
De burgers kregen recht op bepaalde materiële voorzieningen zoals inkomen, gezondheidszorg en onderwijs. Daardoor werd het mogelijk dat iedereen vol waardig kon deelnemen in de samenleving en hing dat niet meer van zijn afkomst of klasse af.
-Corporatief burgerschap:
Burgers organiseerden zich in grote en sterke organisaties met religieuze of ideologische achtergrond.
Dat zijn niet-commerciële (non-profit) organisaties. Al die groepen (meestal aangeduid met het begrip ‘maatschappelijk middenveld’) komen dan wel elk op voor hun eigen deelbelangen, maar ze zorgen toch samen voor het algemeen belang: iedereen in de maatschappij heeft er baat bij.
Opvatting
De burger is gericht op:
Mogen, kunnen en willen
Korte omschrijving via trefwoorden
Egalitair-liberalistisch of liberaal
Burger - staat
Burgerschap als status: mogen meedoen
Juridische status, politieke en sociale rechten
Participatie niet nodig
Neo-republikeins
Burger - politieke en sociale gemeenschap
Burgerschap als ambt: mogen en kunnen meedoen
Betrokkenheid bij de democratie en het sociale leven
Communitaristisch
Burger - culturele en sociale gemeenschap en burgers onderling
Burgerschap als deugd: mogen kunnen en willen meedoen
Echte inzet in de ‘civil society’en vrijwillige associaties en netwerken
-De egalitair-liberalistische of liberale opvatting:
Een burger heeft rechten en plichten, maar moet verder niets bijdragen aan de maatschappij (de passieve burger).
-De neo-republikeinse opvatting:
Burgers moeten meedoen door stemmen, maar ook door lid te zijn van allerlei organisaties in de maatschappij, zoals politieke partijen (de burger die meedenkt in de politiek).
-De communitaristische opvatting:
Burgers moeten zich actief inzetten voor de gemeenschap. Ze moeten meedoen, elkaar aanspreken in plaats van dat ze verwachten dat de overheid alles regelt (de burger die actief meedenkt, maar ook meedoet in de maatschappij).
1.2 Over Sociale Problemen
Sociaaleconomische driehoek:
-Overheid:
meestel het Rijk (‘Den Haag’) en soms de Provincie of de Gemeente. Op de achtergrond speelt de Europese Unie een belangrijke rol.
-Maatschappelijk Middenveld:
Bestaat uit mensen die in actiegroepen, verenigingen of stichtingen allerlei maatschappelijk nuttige activiteiten verrichten, zonder er iets aan te verdienen. Je kunt ze ook het ‘niet-commerciële particuliere initiatief’ noemen.
-Markt:
Wordt ook het ‘commerciële particuliere initiatief’ genoemd. Het betreft hier de ondernemingen.
Groepen die niet in de driehoek passen:
In de driehoek staan de groepen die actief bij beleid betrokken kunnen zijn. Er blijven dan nog andere groepen over. Dat betreft vaak mensen waar beleid over gemaakt wordt. Zolang ze zich niet organiseren, kunnen ze geen invloed uitoefenen. Vaar komen georganiseerde groepen voor hen op. Asielzoekers bijvoorbeeld maken dankbaar gebruik van de steun van kerken, actiegroepen en gemeenten.
Politieke partijen zijn verenigingen en horen dus bij het MM. Partijen die op de kieslijst staan en worden gekozen horen bij de O.
Als partij kan je wel vanuit een hoek kijken.
PvdA à Overheid
VVD à Markt
CDA à Maatschappelijk Middenveld
D66 à Pragmatisch (van geval tot geval)
2 De grote ontwikkelingen
2.2 Sociale Cohesie
Sociale cohesie:
De interne bindingskracht van een groep.
De Nederlandse socioloog Schuyt heeft eenhandige opsomming van de soorten uitvallers in de sociale cohesie gegeven. Hij formuleerde dat het daarbij gaat om mensen die:
-er niet bij willen horen (dropping out en opting out)
-er niet bij mogen horen (alle soorten van discriminatie)
-er niet bij kunnen horen (werkloosheid, lichamelijke gebreken of armoede)
2.3 Sociale Ongelijkheid
Soorten ongelijkheid:
-Politiek en sociaal (verschillen in macht)
-Cultureel en cognitief (verschillen in toegang tot kennis)
-Economisch (verschillen in bezit en inkomen)
-Affectief (verschillen in mogelijkheden om mensen aan zich te binden)
-Militair (verschillen in toegang tot geweldsmiddelen)
Sociale ongelijkheid:
Verschillen in macht en daarmee verbonden sociale privileges.
Sociale stratificatie is de verdeling in sociale lagen. Als je van plek verandert in die sociale lagen noem je dat sociale mobiliteit.
Verticale sociale mobiliteit is de stijging of daling van een persoon op de maatschappelijke ladder.
Inter-generatiemobiliteit is stijging of daling in vergelijking met vorige generatie.
Intra-generatiemobiliteit is stijging of daling in vergelijking met het eigen beroepsverleden.
Als kind neem je vaak de plaats van je ouders over, want daar krijg je je financiële, sociale en culturele kapitaal van.
-Financiële kapitaal:
Rondkomen van je inkomen, wat royaal is of klein.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden