Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 1, Massamedia

Beoordeling 7.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 1768 woorden
  • 20 januari 2004
  • 301 keer beoordeeld
Cijfer 7.1
301 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Begrippenlijst Maatschappijleer
Hoofdstuk 1 Massamedia
Massamedia = informatie overdracht die voor een groot publiek is bedoeld.  Wat is de invloed van de massamedia op de samenleving?  1. Communicatie. Hoe zit het communicatie proces inelkaar? 1.1 wat is communicatie? Communicatie= Het proces waarbij een zender, bedoeld of onbedoeld, een boodschap overbrengt aan een ontvanger. Verschillende vormen communicatie:  face-to-face, directe feedback is mogelijk.  Gebruik makend van een communicatiemiddel  Zender richt zich op groot, anoniem publiek, meestal geen directe feedback mogelijk. Verbale communicatie= gesproken taal
Non-verbale communicatie= iets duidelijk maken door middel van gebaren. Indirecte dommunicatie= er wordt gebruik gemaakt van een tecnish medium.
1.1 massacommunicatie Massacomminucatie= een vorm van communicatie waarbij de zender met technische hulpmiddelen is staat is grote aantallen mensen met een boodschap te bereiken. Media = de technische hulmiddelen
Kenmerken van massamedia:  De geboden informatie is openbaar en voor iedereen toegankelijk  De relatie tussen de zender en de ontvanger is van onpersoonlijke aard  De informatie die wordt overgebracht is in principe bedoelt voor een groot, heterogeen en anoniem publiek.  De communicatie verloopt meestal eenzijdig. Directe feedback is bijna onmogelijk. De ontavnger kan hoogstens indirect, achteraf reageren.  Voorbeelden daarvan zijn -de gedrukte media: kranten en tijdschriften -de audiovisuele media: Radio televisie 2. Functies van massamedia. Welke functies vervullen de media in onze maatschappij
2.1 Algemene functies
Functies van media:  De nieuwsfunctie  De amusementsfunctie (nieuwe formules op dit gebied zijn extra interessant omdat ze doorverkocht kunnen worden aan buitenlandse omroepen)  De Educatieve functie (Sommige zenders specialiseren zich in programma’s waarbij het leerelement centraal staat. Dagbladen en tijdschriften plaatsen vaak artikelen met educatieve waarde)  De opiniërende functie = programma’s die bijdragen tot de meningsvormen van de ontvanger. (programma’s als lagerhuis, commentaar op belangrijke gebeurtenissen van hoofdredacteuren en rubriek met ingezonden brieven.  Deze vier functies worden ook heel vaak vermengd. 2.2 Vijf politieke functies van de massamedia Politieke functies van massamedia:  De informatieve functie= Informatie over wat er in de Politiek gebeurt overbrengen aan de massa  De woordvoerders- of spreekbuisfunctie= de mening van de burger verwoorden, openlijk maken. Vooral naar de politieke machthebbers.  De commentaarfunctie= via de massamedia wordt commentaar gegeven op politieke besluiten en alles wat daar mee samenhangt. Het ligt vaak aan de omroep welke onderwerpen aan bod komen en van welke aard het kritische commentaar is.  De onderzoeksfunctie= Journalisten onderzoeken bepaalde zaken, waar de politiek mogelijk tegen op moet treden.  De controlerende functie= Het controleren of de politici zich wel goed “gedragen”. Soms worden de media door politici gebruikt om menings- en besluitvorming te beïnvloeden. Iformatie wordt dan ‘per ongeluk’ gelekt, of ‘proefballonnetjes’ worden opgelaten om reacties in een gewenste richting uit te lokken.  Ook deze functies worden vaak vermengd. 3. Inloed van de massamedia. Hoe wordt de maatschappij door de massamedia beïnvloed? 3.1 Visies Censuur= dat de vrijheid van meningsuiting is de massamedia sterk wordt beperkt. Bijvoorbeeld omdat dit de positie van de machthebber kan aantasten. Verschillende vormen van beïnvloeding door de massamedia:  De injectienaaldtheorie= de ontvanger wordt volgespoten met eenzijdige informatie, en krijgt niet de gelegenheid om in contact te komen met andere informatie. Dan kan je geïndoctrineerd worden. De massamedia worden gebruikt als propagandamachine en de leden van de samenleving worden op die wijze zó beïnvloed dat er sprake is van manipulatie.  De agenda theorie= Er wordt geen informatie verboden of gebruikt gemaakt van censuur, maar er wordt door de media bepaald wat er aan het licht wordt gebracht.  De selectieve-perceptie theorie= deze theorie gaat ervan uit dat waarnemen altijd subjectief is. Elk mens interpreteerd informatie anders, en plaatst het in zijn eigen referentiekader (gevormt door omgeving en opvoeding). De invloed van de massamedia is afhankelijk van het referentiekader van de ontvanger.  De multi-step-flowtheorie= gaat er van uit dat de mens afhankelijk is van een opinieleider om zijn eigen standpunt te vormen. Er is sprake van een two-step-flow als iemand rechtstreeks door een opinieleider wordt beïnvloed, maar doordat er meer massamedia de informatie aanbieden zijn er meestal meer stappen nodig. 3.2 reclame Reclame is een van de weinigen inkomstenbronnen van de commerciële zenders, het is een vorm van eenzijdige, subjectieve informatie. Trucs van de reclamemaker=  gebruik maken van een bekend persoon  wetenschappelijke termen  Buitenlandse termen  Pproduct aan bepaalde sfeer koppelen  In spelen op specifieke gevoelens van de consument  Muziek (deuntjes, tunes van merken/producten)  Gericht benaderen van doelgroepen  HUMOR  De “consument” zelf aan het woord laten  Herhaling van reclamespot binnen reclameblok
3.3 Waarden en normen Waarden= opvattingen (over goed en slecht, mooi en lelijk, gepast en ongepast.) Normen= gedragsregels gebaseerd op die waarden. Elke samenleving (varieëert van “Westerse cultuur” naar binnen je eigen gezin) ontwikkeld waarden en normen die de cultuur van die gemeenschap vormen. Socialisatie= Het permanente leerproces van de verschillende waarden en normen binnen verschillende gemeenschappen.  aanpassing De massamedia, televisie in het bijzonder, zijn bronnen van socialisatie en zo beinvloeden zij het publiek. 3.4 de invloed van televisiegeweld. De theorieën die veronderstellen dat er een relatie is tussen geweld op televisie en agressief gedrag:  de stimulatiethese= houdt in dat er verondersteld wordt dat door het televisiegeweld kinderen opgejaagd, gestimuleerd worden, tot het vertonen van agressief gedrag.  De reductiethese= het kijken naar televisiegeweld verminderd juist de aanzet tot agressie, doordat ze in het kijken zelf hun agressie al kwijt kunnen, en omdat ze zich misschien identificeren met de dader, en geweld eng vinden.  De geen-effecthese= geen effect, lijkt me duidelijk. Commissariaat van de media= ziet toe op het naleven van de richtlijnen over de uitzendtijden van geweldadige programma’s. 4. Welke media hebben de meeste invloed? Welke media hebben de meeste invloed in onze samenleving? 4.1 De krant. persvrijheid In 1450 werd de boekdrukkunst uitgevonden en werd het maken van kranten mogelijk, maar pas in 1848 kwam er een grondwet, met in artikel 7 de persvrijheid, daarvoor was vollop sprake van censuur. Persvrijheid is een belangrijke voorwaarde van een democratie. Een groter publiek In 1869 werd de hoge belasting op kranten afgeschaft en werd de krant toegangkelijk voor een groter publiek. De prijs werd nog lager door betere druktechnieken en het opnemen van reclame. Tijdens de industrialisatie bleek de krant zeer goed te gebruiken voor het aanprijzen van de massaproducten. Door betere infrastructuur werd de verspreiding goedkoper en gemakkelijker.  De politieke emancipatie kwam op, er werden steed meer politieke partijen en vakbonden opgericht. Daarmee groeide het politieke bewustzijn en dus ook de vraag naar informatie. Pluriformiteit en verzuiling
Pluriformiteit= veelvormigheid. Verscheidenheid aan opinies en politieke beginselen, betekend een verscheidenheid aan kranten en dagbladen. Verzuiling= een, op basis van godsdienst, georganiseerde samenleving. Er zijn 4 zuilen:  protestand-christelijke  katholieke  sociaal democratische  liberaal-conservatieve grote mate van sociale controle, je leven speelde zich geheel af binnen een zuil. in het midden van de jaren zestig was er sprake van ontzuiling. Oorzaken daarvan zijn: -deconfessionalisering -ontkerkelijking -doorbreken van autoritaire maatschappelijke structuren. De verschillen van zuilen, zijn nog steeds te herkennen in verscheidenheid tussen publieke omroepen en het onderwijs, verschillen in godsdienstige en levensbeschouwelijke beginselen. Verschillende soorten dagbladen Elke zuil had een ander dagblad, en elk dagblad dus een adnere doelgroep, dat merk je nogs teeds. Kwaliteits of kaderkrant= minder aandacht op populair roddelleed, en meer aan cultureel en politiek nieuws. Daar tegenover staan de populaire kranten.  regionale kranten worden vaak van berichten voorzien door gemeenschappelijke redacties, omdat ze met hun kleine oplagen geen net van eigen corrospondenten kunnen permitteren. er zijn grote persbureaus waar kranten artikelen kunnen kopen (ANP). kranten onderscheiden op het gebied van hun belangen, de ene krant vind een bepaald bericht veel belangrijker dan de andere. Selectiecriteria: -signatuur van de krant -nabijheid -actualiteit -uitzonderlijkheid -past bij eerdere berichtgeving. Inkomsten ¼ abonnementsgeld ¾ advertentieruimte Maar door minder abonnementen, willen minder mensen in deze krant adverteren. door de komst van de telvisie (en relcame daar) was er sprake van perconcetratie, veel kranten verdwenen of kwamen onder het gezag van grote bedrijven. Dit was een bedreiging voor de pluriformiteit een deel van de opbrengsten van de STER kwam ten goede aan de dagbladen: Fonds voor de pers. 4.2 weekbladen en andere tijdschriften. Verdeling tijdscrhiften:  opiniebladen  gezinsbladen  sensatiepers  wetenschappelijke tijdschriften  populair wetenschappelijke tijdschriften  hobbybladen Opniebladen Schrijven beschouwend en opiniërend over politieke, sociaal-culturele en artistieke onderwerpen. Komen in moeilijkheden door lage oplage, weinig adverteerders en grote dagbladen diehun terrein overnemen. Gezinsbladen en sensatiepers
Bij sensatiepers zitten de rechten van persvrijheid en privacy elkaar nogal eens in de weg.
4.3 radio en televisie Radio werd uitgevonden aan het eind van de negentiende eeuw eerste uitzending= 1916 elke zuil kreeg een eigen radio-omroep tijdens de oorlog maakt radio oranje voor eent ijdje een einde aan de oorlog, met berichtgeving voor hoop, en geheime verzetsgroepen. Na de oorlog speelde de verzuiling opnieuw op. Opkomst van televisie in 1951 ontwikkelde de tv zich, de verzuilde radio-omroepen werden verzuilde radio en tv omroepen. Er was geen ruimte voor andere omroepen, er was maar 1 kanaal later kwamen 2 en 3 erbij. In de jaren zestig kwamen er piratenzenders,d ie ook op de tv probeerde te komen, maar dat lukte niet Als antwoord van de overheid kwam er de Tros, overzuild en vooral amusement. Een nieuw omroepbestel De andere zenders waren de dupe van de Tros. En gingen zelf amusement, en onzuilgebonden programma’s vertonen. Het resultaat was vervlakking van het programma-aanbod= Vetrosing In 1988 kwam er een mediawet:  een omroep diende een bapaalde culturele, amatschappelijke of geestelijke stroming te vertegenwoordigen, en geen winst te willen maken  een ormoep diende gevarieerde programmas aan te bieden, daar bestonden duidelijke richtlijnen over  een omroep diende tenminste 150.000 leden te hebben Het omroepcommissariaat zag toe op de naleving. In 1988 bleken de commerciële zenders niet meer tegen te houden. Kabelmaatschappijen De kabel zorgt voor een grotere varieateit aan zenders, hierdoor kwamen ook regionale zender (gesponsoord door de overheid) op tv. tussen 1994-1998 is de mediawet aangepast, het deel over commerciële zenders is uitgebreid. 5. De nieuwste ontwikkelingen op mediagebied. Welke ontwikkelingen op mediagebied zijn te verwachten? 5.1 telefonie
mobiele telefonie is populair, waardoor de PTT is geprivatiseerd, en er een hevige concurrentie strijd is uitgebarsten, waardoor mobiele-telefonie voor iedereen toegankelijk is. 5.2 Dagbladen
De markt voor dagbladen wordt niet bedreigd door de mogelijkheid om informatie via internet te krijgen. 5.3 de radio
er zijn 5 publieke themazenders, maar deze zijn versnipperd. De commerciële zender kunnen zich hierdoor richten op een bepaalde doelgroep. Maar er is te weinig plek op de ether, wil een omroep een licentie krijgen moet deze iets toevoegen aan het al bestaande aanbod. 5.4 Televisie
De commerciële zender trekken veel kijkers met, soaps, reality- en emotie-tv, maar er is nog steeds vraag naar kwaliteitsprogramma’s van de publieke omroepen. 5.5 Internet
Omdat internet voor iedereen toegankelijk is om informatie af te halen en op te zetten word daar soms misbruik van gemaakt, de overheid denkt over mogelijkheden dit te bedwingen
5.6 Verdere ontwikkelingen
ontwikkelingen op communicatiegebied ontstaan uit technologische vernieuwingen

REACTIES

P.

P.

ik vind het een mooie presentatie alleen hij mocht wel wat duidelijker

9 jaar geleden

K.

K.

mooi gezegd. groetjes kim,

9 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.