Hoofdstuk 1, 2, 3, 5 en 6

Beoordeling 7.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 3454 woorden
  • 19 januari 2013
  • 14 keer beoordeeld
Cijfer 7.4
14 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak

Maatschappijleer

Hoofdstuk 1

§1.1

Zowel bij persoonlijk geluk als maatschappelijk geluk zijn vier dingen erg belangrijk: vrijheid, gelijkheid, cohesie en welvaart. Mensen hebben verschillende visies op het maatschappelijk geluk. In de politiek wordt het uitgevochten, meestal in een debat, maar soms ook in een oorlog. Als het persoonlijk geluk laag is, kan het maatschappelijk geluk wel hoog zijn. Geld heeft voor het persoonlijk geluk minder duidelijke gevolgen dan voor het maatschappelijk geluk.

§1.2

Een belang is een voordeel dat iemand heeft of kan krijgen. Een waarde is een abstract ideaal.

Belang

Waarde

- Gericht op persoon zelf of eigen groep

- Voordeel

- Concreet

- Vaak te maken met mach, aanzien, tijd, informatie en geld

- Gericht op korte(re) termijn

- Gericht op andere of alle mensen

- Ideaal

- Abstract

- Vaak te maken met vrijheid, gelijkheid, cohesie en welvaart

- Gericht op lange(re) termijn

Persoonlijke waarden zijn belangrijk voor iemand zelf en iemands omgeving. Maatschappelijke waarden zijn waarden die meer gericht zijn op de wereld.

Persoonlijke waarden

Maatschappelijke waarden

- Vriendschap

- Familie

- Geloof

- Eerlijkheid

- Vrijheid

- Democratie

- Veiligheid

- Milieu

Om geluk te optimaliseren moeten mensen en samenlevingen keuzes maken. Zo’n keuze is een dilemma en daarbij moet er gekozen worden uit verschillende waarden en belangen die niet samen kunnen.

§1.3

Een dilemma in de samenleving tussen groepen mensen met verschillende waarden en/of belangen die niet samen gaan, is een maatschappelijke botsing. Een maatschappelijk probleem moet voldoen aan drie criteria:

1. Er hebben veel (groepen) mensen met het probleem te maken.

2. Er zijn verschillende meningen over de oorzaken en de oplossingen van het probleem.

3. De overheid is volgens veel (groepen) mensen nodig voor het oplossen van het probleem.

Maatschappelijke problemen zijn plaats- en tijdsverbonden. Een actor is een persoon of groep die actief betrokken is bij een maatschappelijk probleem.

AWB-schema: A = actor, W = waarde, B = belang

Mensen laten zich leiden door wat zij voor waar houden en niet voor wat waar is.

§1.4

Politiek gaat over twee vragen:

- Wie krijgt wat, waar, wanneer en in welke vorm?

- Wie heeft het recht daarover te beslissen?

De definitie van politiek is de gezag hebbende toedeling van waarden en belangen in de samenleving.

1. Er is structurele onzekerheid over de oorzaken van maatschappelijke problemen

2. Er is structurele onzekerheid over de oplossingen van maatschappelijke problemen

3. De waarden en belangen van actoren bepalen de voorkeur voor een bepaalde oplossing

4. Extreme actoren strijden met geweld om de oplossing

4. Actoren uit het midden debatteren in een zo open mogelijk debat om de oplossing door waarden af te wegen en belangen uit te wisselen

5. Door revoluties en burgeroorlogen worden waarden en belangen gerealiseerd

5. Het debat zorgt voor de voorlopig beste oplossing in een democratische rechtsstaat

De uitwerking van zo’n voorkeur of oplossing in de praktijk noemen we beleid. Extreme actoren zijn in te delen in twee groepen die verschillende idealen hebben: gelijkheid en één waarheid. Rationaliteit: een visie die er vanuit gaat dat verstand en reden nodig zijn om waarden af te wegen en belangen uit te wisselen. Democratische rechtsstaat houdt in dat er wetten en regels zijn die van toepassing zijn als actoren er door debatteren niet uitkomen. In een grondwet zijn belangrijkste rechten en vrijheden van burgers in een land vastgelegd en een grondwet is dan ook de belangrijkste wet in een land. De regering is een samenwerking van verschillende partijen en wordt gesteund door een meerderheid in de Tweede Kamer. Als actoren er onderling niet uitkomen, kunnen ze naar een rechter die de situatie beoordeelt aan de hand van de wetten van het land. Het idee van een maakbare samenleving is maar heel langzaam ontstaan in de loop van de geschiedenis. De mens heeft er langzaam aan moeten wennen dat hijzelf de orde van een samenleving kon en mocht veranderen. Sommige actoren geloven dan ook meer in de maakbaarheid van de samenleving en de kracht van rationaliteit dan anderen.

Hoofdstuk 2

§2.1

Mensbeelden

Ideologieën

Groepen maatschappelijk middenveld

Politieke partijen

Cultuurgroepen

Hebben een visie op de inrichting van: Een deel van de samenleving

Hebben een visie op de inrichting van: De hele samenleving

Hebben een visie op de inrichting van: Het leven in hun cultuurgroep

Een mensbeeld is de manier waarop actoren naar mensen kijken en dat is vaak bepalend voor iemands opvatting over de samenleving.

> Talenten van mensen zijn ongeveer gelijk verdeeld of juist niet

> Mensen zijn van nature goed en sociaal of juist niet

Linkse actoren gaan uit van het goede en sociale in de mens en de gelijkheid van mensen. Vrijheid is voor links belangrijk, dat noemen we ethische vrijheid. Economische vrijheid en ongelijkheid zijn voor rechtse actoren.

§2.2

Extreem-links

Midden

Extreem-rechts

Debat over waarden niet nodig, die bepaal jezelf

Debat over waarden en waarden worden afgewogen

Debat over waarden niet mogelijk, want er is maar één waarheid

Debat over belangen niet mogelijk, want algemeen belang moet worden afgedwongen

Debat over belangen en belangen worden uitgewisseld

Debat over belangen niet nodig, want iedereen moet streven naar zijn eigen belang

Extreem-links

Links

Centrum-links

Centrum-rechts

Rechts

Extreem-rechts

Strijd voor gelijkheid

Debatteert voor meer gelijkheid

Debatteert voor meer economische vrijheid

Strijdt voor één cultuur en één waarheid

Anarchisme

Communisme

Socialisme

Sociaal-democratie

Liberalisme

Conservatisme

Nazisme

Fascisme

Christen-democratie

§2.3

Extreem-links

Links

Centrum-links

Centrum-rechts

Rechts

Extreem-rechts

SP

GroenLinks

PVDD

PVDA

VVD

PVV

D66

Christendemocratie

ChristenUnie

CDA

SGP

                   

Ideologie

Partij

Socialisme

SP, GroenLinks, PVDD

Sociaal-democratie

PVDA

Sociaal-democratie en liberalisme

D66

Liberalisme

VVD

Conservatisme

PVV

Christen-democratie

CDA, ChristenUnie, SGP

Er zijn op dit moment twee extreme politieke partijen: het NCPN en de NVV. NCPN voelt zich verbonden met Cuba en Venezuela (Extreem-links). De NVV is Extreem-rechts. Twee bekende voorbeelden van extreme partijen: de NSB en de CPN. Hans Janmaat is Extreem-rechts en werd daarvoor veroordeeld.

§2.4

Het maatschappelijk middenveld: Groeperingen van burgers die voor waarden of voor belangen van een groepering opkomen, zonder winstoogmerk te hebben. Voorbeelden: ANWB, Siriz en Greenpeace. Greenpeace is links, ANWB is rechts en Siriz is Christen-democratisch. Ze worden ook wel eens NGO’s (Non-governmental organization) genoemd.

§2.5

Er zijn veel verschillende soorten culturen en cultuurkenmerken:

> Nationaliteit (zoals Nederlanders, Turken en Chinezen)

> Taal (zoals Engels, Noors en Fries)

> Regio of stad (zoals Noordelingen, Tukkers en Amsterdam)

> Levensbeschouwing (zoals Christenen, Moslims en Atheïsten)

> Leeftijd (jongerenculturen zoals skaters, emo’s en boeren)

Een definitie van cultuur luidt: Een vrij vast patroon waarin een grote groep mensen zijn waarden heeft vastgelegd in normen, gedragspatronen en instituties. Een norm is een regel die hoort bij een waarde, zoals ‘niet liegen’ een norm is bij de waarde eerlijkheid.

> Dominante cultuur: De overheersende cultuur in een land

> Subcultuur: Een cultuur die op bepaalde kenmerken afwijkt van de dominante cultuur

> Tegencultuur: Een cultuur die zich afzet tegen de dominante cultuur

Nature-nurture debat: Een debat over de vraag of menselijk gedrag meer bepaald wordt door aangeboren of door aangeleerde eigenschappen. Het proces dat je kenmerken van een cultuur aangeleerd krijgt,noemen we socialisatie.

Hoofdstuk 3

§3.1

Extreem-links

Links

Centrum

Rechts

Extreem-rechts

Machtsdilemma

De groep beslist als geheel, maar gelijkheid wordt afgedwongen

Iedereen beslist wie mag beslissen en krijgt zoveel mogelijk invloed op de beslissers

Iedereen beslist wie mag beslissen

Een kleine groep beslist

Één leider beslist

Mensenrechtendilemma

Strijd om orde te krijgen voor economische vrijheid

Debat over vrijheid met de nadruk op het goede

Zoveel mogelijk gelijke vrijheden voor alle groepen

Debat over vrijheid met de nadruk op het bestraffen van het slechte

Strijd om orde te krijgen voor één waarheid en één cultuur

Welzijnsdilemma

Overheid moet zorgen dat iedereen hetzelfde welzijn heeft

Overheid moet gelijkheid voor iedereen bevorderen

Zoveel mogelijk solidariteit tussen alle groepen

Iedereen voor zich en hulp voor zwakkeren door rijkeren

Iedereen voor zich en zwakkeren dienen de rijkeren

Cultuurdilemma

Elke cultuur mag er zijn, maar niet als politieke macht organiseren

Elke cultuur mag er zijn en moeten zich vrij kunnen organiseren

Culturen mogen verschillen maar moeten met elkaar in debat

Andere culturen moeten zich in belangrijke mate aanpassen aan de heersende cultuur

De heersende cultuur is de enige cultuur die er mag zijn

Machtsdilemma: Inspraak < Kiesrecht >  Daadkracht

Mensenrechtendilemma: Orde < Vrijheid > Orde

Welzijnsdilemma: Bestaanszekerheid < Solidariteit > Eigen verantwoordelijkheid

Cultuurdilemma: Diversiteit < Pluriformiteit > Eenheid

§3.3

Vrijheid <> Onderdrukking

Cohesie <> Ontbinding/oorlog

Gelijkheid <> Ongelijkheid

Welvaart <> Armoede

Vrijheid: Negatieve vrijheid is de afwezigheid van dwang. Positieve vrijheid is de mogelijkheid voor iemand om zich te ontplooien (etc.). Vrijheid is het tegenovergestelde van dwang, da houdt in dat je zelf niet mag bepalen wat je doet. Als een groep steeds onder dwang wordt gehouden, heet dat onderdrukking. Heel belangrijk is de macht.

Gelijkheid: Gelijkheid heeft te maken met gelijke behandeling, gelijke rechten en gelijke kansen. Emancipatie bekent dat groepen mensen dezelfde rechten worden gegeven. Ongelijkheid is de tegenpool van gelijkheid. Discriminatie betekent het onderscheid maken tussen mensen op kenmerken die er niet toe doen.

Cohesie: Houdt in dat mensen met elkaar verbonden zijn, ook wel ‘samenhang’ genoemd. Ontbinding en oorlog zijn de tegenovergestelde waarden van cohesie. Tussen verschillende groeperingen kunnen er spanningen ontstaan. Dat gaat ten koste van de cohesie en dat kan leiden tot polarisatie.

Welvaart: Middelen om basisbehoeften te bevredigen. De tegenpool van welvaart is armoede en dat is een situatie waarbij mensen niet in staat zijn te overleven.

Basiswaarden hangen samen. De ene verschuiven heeft een effect op de ander. Bij de zaak Geert Wilders was een botsing tussen vrijheid van meningsuiting en gelijkheid. Dit zorgde voor spanning en zo nam de cohesie af.

Hoofdstuk 5

§5.1

In de afgelopen eeuw is het maatschappelijk geluk in de wereld en in Nederland gestegen en dat komt voor een deel door zaken die te maken hebben met het welzijnsdilemma. Sinds de 9e eeuw vindt landbouw steeds meer plaats op vaste plekken en daardoor moest het beschermd worden voor de armen, die een gevaar waren en ziektes verspreidden. In de 16e en 17e eeuw kwamen er steeds meer armenhuizen en gingen de rijkere mensen de armen helpen. De Industriële Revolutie zorgde voor meer welvaart, maar wel voor meer ongelijkheid. Voor de Nederlandse regering in de 19e eeuw was dat de reden meer verantwoordelijkheid te nemen op het gebied van zorg. De theorie van Marx was dat arbeiders zich moesten verenigen en verzetten tegen de kapitaalbezitters en privébezit van kapitaalgoederen moest verboden worden. Een belangrijke wet werd in 1874 opgesteld genaamd het Kinderwetje van Van Houten: Het was verboden voor kinderen onder de 12 jaar om in fabrieken te werken .In 1984 werd de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP – in 1946 samen met andere partijen opgegaan in de PvdA) opgericht en die kwam op voor de arbeiders. De sociale wetgeving werd in de 20e eeuw enorm uitgebreid: de Ongevallenwet (1901) en de Invaliditeitswet (1913) en na de Tweede Wereldoorlog werd het nog meer uitgebreid onder Willem Drees. In de jaren ’50 en ’60 werden andere wetten ingevoerd: de AOW, de Algemene Bijstandswet en de WAO. Het Nederlandse poldermodel is een overleg tussen overheid, werkgevers en werknemers om gezamenlijk afspraken te maken over werkgelegenheid en arbeidskwesties. In 2011 werd de AOW-leeftijd verhoogt om het betaalbaar te houden en in 2005 werd de WAO de WIA: Wet werk en inkomen naar Arbeidsvermogen. De verzorgingsstaat gaat niet alleen over subsidies en uitkeringen, maar ook over onderwijs, milieu en gezondheidszorg. De Nederlandse verzorgingsstaat heeft vier functies gekregen: Verzorgen, verzekeren, verheffen en verbinden.

§5.2

De actoren in de Tweede Kamer willen het maatschappelijk geluk verder laten stijgen. De extreme partijen krijgen geen zetels, vaak kiezen de partijen voor een combinatie met solidariteit. De SP kiest bijvoorbeeld heel duidelijk voor solidariteit met bestaanszekerheid. De VVD kiest daarentegen meer voor solidariteit en eigen verantwoordelijkheid. Beide partijen zijn niet extreem. De partijen willen op allemaal andere manieren solidair zijn. De PVV wordt ook links genoemd vanwege de standpunten over de AOW en de zorg. Echt, in een verklaring pleit Wilders ook duidelijk voor een kleinere overheid en dat past veel meer bij eigen verantwoordelijk dan bestaanszekerheid. Het rechtste karakter van de PVV komt heel duidelijk naar voren als het gaat over ontwikkelingshulp: De PVV wil daarop veel bezuinigen en kiest daarvoor meer voor eigen verantwoordelijkheid en minder voor solidariteit.

§5.3

Extreem-links

Links

Centrum

Rechts

Extreem-rechts

Planeconomie

Scandinavische verzorgingsstaat

Rijnlandse verzorgingsstaat

Angelsaksische verzorgingsstaat

Nachtwakersstaat

Bestaanszekerheid

Solidariteit

Eigen verantwoordelijkheid

Overheid moet zorgen dat iedereen hetzelfde welzijn heeft

Overheid moet gelijkheid voor iedereen bevorderen

Zoveel mogelijk solidariteit tussen alle groepen

Iedereen voor zich en hulp voor zwakkeren door rijken

Iedereen voor zich en zwakkeren dienen de rijkeren

             

Planeconomie: De overheid bestuurt de economie volledig om iedereen bestaanszekerheid te bieden. Mensen worden gedwongen om hun bezittingen te delen. De Sovjetunie en Cuba zij goede voorbeelden.

Scandinavische verzorgingsstaat: De overheid zorgt voor sterke garanties op arbeid voor alle mensen. Werklozen moeten wel weer snel werk zoeken.

Rijnlandse verzorgingsstaat: Solidariteit is de waarde die centraal staat en soms is er meer nadruk op bestaanszekerheid en soms meer op eigen verantwoordelijkheid. Ook hebben ze een CAO.

Angelsaksische verzorgingsstaat: Sociale zekerheid is minimaal en eigen verantwoordelijkheid van inwoners is groot. De uitkeringen zijn laag, maar de belastingen zijn ook laag. De overheid helpt de zwakkeren en armen.

Nachtwakersstaat: De overheid zorgt alleen voor veiligheid door middel van het leger en de politie. De mensen zijn voor de rest verantwoordelijk. In de 21e eeuw zijn er nauwelijks nachtwakersstaten meer, maar Nederland was vroeger wel een nachtwakersstaat.

§5.4

De theorie van Karl Marx

 Sommige bezitten kapitaalgoederen, anderen kunnen alleen arbeid leveren en zijn afhankelijker > De kapitaalbezitters misbruiken hun mach > De winsten van de kapitaalbezitters stijgen en de lonen van de arbeiders dalen > Er ontstaat verzet tegen deze dwang en ongelijkheid > Door een revolutionaire strijd krijgen de arbeiders de staatsmacht en schaffen zij privébezit van kapitaalgoederen af > Iedereen kan consumeren naar behoefte, omdat alle kapitaalgoederen gezamenlijk zijn

Hoofdstuk 6

§6.1

Nederland is al eeuwen een aantrekkelijk land voor mensen die willen wonen en werken in een land met meer vrijheid, gelijkheid, cohesie en welvaart dan in hun eigen land. In 1581 werd godsdienstvrijheid in Nederland gegarandeerd. In de 16e en 17e eeuw kwamen er veel Joden en rond 1700 vluchtten er veel Hugenoten naar Amsterdam. Een belangrijke ontwikkeling voor het cultuurdilemma wereldwijd vond plaats aan het eind van de 19e eeuw: de opkomst van de natiestaat. Uiteindelijk is na de Tweede Wereldoorlog de natiestaat minder belangrijk geworden, omdat dit een oorlog was tussen verschillende natiestaten. Aan het eind van de 19e eeuw ontstond er een schoolstrijd. Sommige scholen wilden alleen de protestantse en christelijke scholen accepteren, maar de overheid wilde alleen het openbaar onderwijs financieren. De pacificatie stelde de verschillende levensbeschouwingen gelijk. Het tijdperk van de verzuiling in Nederland was daarmee begonnen. Vanaf de jaren ’50 hoorden steeds minder mensen bij een zuil. Na de Tweede Wereldoorlog begon de dekolonisatie, kolonies wilden zelfstandig worden. In de jaren ’60 kwamen er gastarbeiders uit verschillende landen. Dit zou tijdelijk zijn, maar het duurde langer en de gastarbeiders lieten hun familie ook overvliegen: gezinshereniging. Door vrijheid van cultuur en religie werd Nederland een multiculturele samenleving. In de jaren ’90 en ’00 kwamen er steeds meer botsingen tussen verschillende meningen hierover. Het kritiek nam pas echt grote vormen aan na de aanslagen op het WTC op 11 september 2001. Pim Fortuyn werd hierdoor erg bekend, maar vlak voor de verkiezingen van 2002 werd Fortuyn doodgeschoten. De PVV van Geert Wilders heeft politiek gezien de plek van Fortuyn overgenomen. Ook werd Nederland opgeschrikt door de moord op Theo van Gogh in 2004, door Mohammed B. Hij beschouwde Van Gogh als de vijand van de islam.

§6.2

Culturen: GroenLinks en de PVV zijn typerend voor de uiterste standpunten over culturen. GroenLinks kiest niet helemaal voor extreem-links, maar neigt meer naar diversiteit en de PVV kiest daartegenover voor eenheid. Het standpunt van de PVDA als het gaat om het cultuurdilemma past bij het midden en de waarde pluriformiteit. In de jaren ’90 werd de PVDA nog wel eens ‘Partij van de Allochtonen’ genoemd,maar in de 21e is de partij kritischer geworden.

Levensbeschouwingen: Een belangrijk standpunt hierbij is de scheiding tussen kerk en staat. De kerk heeft geen macht als het gaat om maatschappelijke problemen en de staat heeft geen macht als het gaat over kerkelijke problemen. Voor D66 is diversiteit heel belangrijk en wil dat in praktijk brengen door een neutrale overheid. Volgens de SGP kiest de overheid altijd voor een levensbeschouwing en de partij pleit dan voor de christelijke. Eenheid past bij het standpunt van de SGP. Het CDA is het met D66 eens dat de overheid geen opvattingen mag hebben over levensbeschouwingen en is het met SGP eens als het gaat om de waarde van levensbeschouwing voor een samenleving.

Levensstijlen: De verschillen in omgang komen naar voren in standpunten van linkse en liberale partijen aan de ene kant en confessionele partijen aan de andere kant. GroenLinks gaat van het goede in de mens uit en vindt dat elk mens zich moet kunnen ontwikkelen. SGP wil het klassieke huwelijk tot norm wil verheffen voor de hele samenleving.

§6.3

Extreem-links

Links

Centrum

Rechts

Extreem-rechts

Klasseloze samenleving

Multiculturele samenleving

Pluriforme samenleving

Monoculturele samenleving

Etnisch zuivere samenleving

Diversiteit

Pluriformiteit

Eenheid

Elke cultuur mag er zijn, maar mag zich niet als politieke mach organiseren

Elke cultuur mag er zijn en moeten zich vrij kunnen organiseren

Culturen mogen verschillen maar moeten met elkaar in debat

Andere culturen moeten zich in belangrijke mate aanpassen aan de heersende cultuur

De heersende cultuur is de enige cultuur die er mag zijn

             

Klasseloze samenleving: Er zijn geen sociaaleconomische klassen meer. Bezit is gelijk en productiemiddelen worden gezamenlijk beheerd. Iedereen moet qua kleding ook hetzelfde er uitzien. De hardwerkende arbeiders worden als helden vereerd. Enkele klasseloze samenlevingen zijn Cuba, China, de voormalige Sovjet-Unie en Joegoslavië tussen 1945 en 1990.

Multiculturele samenleving: Er is geen dominante cultuur of hij wordt niet nagestreefd. Alle culturen hebben gelijke waarden. In de wereldgeschiedenis bestaan weinig échte multiculturele samenlevingen, omdat er in veel landen wel een dominante cultuur bestaat. Kenmerken van een pluriforme samenleving is respect hebben voor andere culturen, maar wel een basis van gedeelde waarden en normen hebben.

Monoculturele samenleving: Er zijn subculturen, maar de dominante cultuur is heel belangrijk. Frankrijk is een voorbeeld van een Monoculturele samenleving, mensen moeten zich aanpassen aan de cultuur en taal van Frankrijk. Turkije is een ook een voorbeeld van een Monoculturele samenleving, maar dit heeft geleid tot veel conflicten tussen de Turken en de Koerden.

Etnische zuivere samenleving: Slechts één etnische groep kan bestaan. Andere culturen dienen te verdwijnen, desnoods met geweld. Één van de bekendste voorbeeld uit de geschiedenis is het Nazi-Duitsland. Het Arische ras moest gezuiverd worden van Joden. Voorbeelden uit de 21e eeuw zijn te vinden in Iran, Saudi-Arabië en het Afghanistan onder de Taliban.

§6.4

Door enkele politici als Fortuyn, Verhagen en Merkel wordt er gezegd dat de multiculturele samenleving is mislukt. Na de val van de Berlijnse Muur gaat Francis Fukuyama er vanuit dat verschillen in ideeën steeds minder gaan worden. Hij was ervan overtuigd dat er een einde was gekomen aan de geschiedenis van de strijd tussen ideologieën. Volgens Fukuyama streefde de hele wereld uiteindelijk naar een liberale democratie met een vrije markteconomie. Samuel Huntington was het daar niet mee eens. Volgens Huntington is de wereldgeschiedenis een strijd van beschavingen en met beschavingen bedoelt hij ‘de grootste mogelijke culturele groep waar mensen bij kunnen horen’, zoals het Westen, de Islam en het Confucianisme. Hij pleit voor het respecteren van cultuurgrenzen en is hij voorstander van een Monoculturele samenleving. Er is nu tolerantie tussen verschillende culturen, levensbeschouwingen en levensstijlen. De WRR adviseert de regering om niet langer cultuur centraal te stellen en te spreken van ‘de Nederlandse identiteit’, maar te spreken over meerdere vormen van identiteit. Cohesie is dan niet op eenzelfde cultuur gebaseerd, maar op gezamenlijk gedeelde waarden.

Grondwet, Artikel 1

Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.