1. Historische achtergronden
Nationalisme en imperialisme --> spanningen. Moord Frans Ferdinand --> Eerste Wereldoorlog (1914-1918) . De verschrikkingen veroorzaakten ontreddering. Sommige schrijvers en kunstenaars negatief over de opkomende massacultuur.
Totalitaire staten ontstaan: Antidemocratisch karakter, een systeem van orde en tucht en onderdrukking van het individu.
De tsaren werden tijdens de WO I afgezet. Russische revolutie à Lenin aan de macht ‘dictatuur van het proletariaat’. --> Stalin aan de macht. Sovjet-Unie werd een totalitaire communistische staat.
In Italië Mussolini aan de macht: fascisme: staat hoger dan individu.
In Duitsland Adolf Hitler: nationaal-socialisme: antisocialistisch, antidemo-cratisch, anti-individualistisch en hij propageerde de rassenleer. 1933: rijkskanselier en 1934 president.
Nederland: neutraal in WO I. 1917: algem. mannenkiesrecht, gelijkstelling openbaar en bijzonder onderwijs. NSB o.l.v. Anton Mussert.
De spanningen en ontwikkelingen leidden tot de Tweede Wereldoorlog (1939-1945).
2. Culturele achtergronden
Moderne kunst in 1900-1940 was een breuk met eerdere kunst. Vorm, kleur en compositie gingen de inhoud domineren à abstracte kunst.
Montage: bij elkaar passende beelden worden aan elkaar gevoegd.
Collage: verschillende voorwerpen/afbeeldingen willekeurig aan elkaar gehecht.
Bedoeling was een schokeffect te veroorzaken.
Expressionisme: Duitsland, tegengif tegen de vervreemding van de mens en burgerlijke orde. Kandinsky en Marc: Der Blaue Reiter. Kandinsky: eigenschappen van kleuren. Marc: eenheid dier en natuur tegenover de vervreemde en verstedelijkte mens.
Dadaïsme: heftige reactie van ontgoocheling en ontreddering op de WO I. Antiburgerlijk en antikunst. Dada was anti. Collagetechniek.
De Stijl: tijdschrift over functie van nieuwe kunst. Nieuwe Beelding: techniek van Mondriaan om kunst zo abstract mogelijk te maken. Eerst door abstrahering en grijze kleurvlakken. Later beperken tot rechte lijnen en vlakken en primaire kleuren: de ‘ware’ en ‘zuivere’ realiteit.
3. Literaire ontwikkelingen
Boekenbedrijven werden commerciëler. Opkomst bestseller. 1900-1940 verschil tussen publieksschrijvers (bestsellers) en eliteschrijvers (afzetten tegen publieksschrijvers).
Slauerhoff en van Schendel waren in staat de traditie van het romantische levensgevoel en romantische onderwerpen voort te zetten. Slauerhoff: verlangen en romantische lijden aan het leven. Van Schendel: schreef historische romans. neoromantiek: hoofdpersonen gedreven door niet te vervullen verlangen.
Gedicht als een autonoom taalbouwsel: Paul van Ostaijen, Hendrik Marsman.
Marsman: vitalistisch: verheerlijking van het leven. Geconcentreerde vorm(geen leestekens)
Martinus Nijhoff: verwarring, meerduidig, raadselachtig. Hij zocht naar vernieuwing (autonomie), zonder de band met de traditie (de vorm) te breken.
Psychologische roman populair. Discussies ‘nieuwe roman’: aansluiting film (montage, hedendaags, niet ik-vorm, geen gepsychologiseer. F. Bordewijk: Bint, Blokken.
Tijdschrift Forum (Menno ter Braak / E. Du Perron): tegen autonomiegedachte, benadrukt schrijverspersoonlijkheid. Voorkeur psychologische romans (autobiografisch)
Engagement/betrokkenheid tijdens dreiging fascisme/nationaal-socialisme.
Willem Elsschot goes voorbeeld schrijverspersoonlijkheid en levenshouding in het werk.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
Y.
Y.
TOPPPP
3 jaar geleden
Antwoorden