Hoofdstuk1:
Paragraaf 1:
De aantekening (zie schrift)
Optiek: elk vak op school heeft zijn eigen invalshoek(=optiek)
Levensvragen: dit zijn vragen naar de diepste zin of bedoeling van het leven, vragen over leven en dood. Vragen waarop de mens in zijn levensbeschouwing antwoord probeert te geven zijn zingevingsvragen.
Wetenschappelijke vragen: dit zijn vragen waar naar veel expirimenteren wel antwoord op gegeven kan worden.
Ethische vragen: vragen over goed en kwaad, over wat wel en niet veroorloofd is. Door kritisch na te denken over wat nu wel of niet verantwoord is komt men tot een afgewogen moreel oordeel.
Paragraaf 2:
Kenmerken van een sekte:
Charismatische leider
Ze denken exclusief de waarheid in pacht te hebben
Volgelingen moeten bereid zijn hun oude leven op te geven
Volgelingen zijn verplicht geld en/of arbeid te leveren aan de groep
Verzuiling: hervormden en gereformeerden hadden hun eigen organisaties op levensbeschouwelijk gebied, dit noemde men zuilen
Ontzuiling: dat de mensen zich steeds minder gingen houden aan hun geloof waardoor de invloed van zuilen minder werd.
Secularisatie: het proces van de vermindering van godsdienstigheid in de samenleving.
Oorzaken secularisatie:
De scheiding tussen kerk en staat
De opkomst van moderne natuurwetenschappen
De opkomst van de verzorgingsstaat
Het kwaad
De mondigheid
Hoofdstuk 2:
Paragraaf 1:
Christus betekent gezalfde, messias
Aantal miljoenen christenen:
R-K: 990 miln.
Oosters orthodox: 137 miln.
Protestants: 440 miln.
Paragraaf 2:
Credo: apostolische geloofsbelijdenis, de basis voor het christelijke geloof
Verlossing: god heeft de aarde geschapen. Zijn doel was een prachtige wereld waarin mensen in vrede en geluk samen konden leven. In de relatie tussen god en de mens is ook veel misgegaan namelijk dat de mensen te veel op god wilden lijken. De mens wil zijn eigen lot in handen nemen. Hij raakt zo te veel los van god en maakt er een puinhoop van. Om de relatie tussen de mensen te verbeteren stuurt god Jezus. Jezus heeft de straf voor de zonden van de mensheid gedragen door te leiden en te sterven aan het kruis. Hij gaf door dat iedereen die wilde god om vergeving kon vragen en zo werd de relatie weer hersteld.
De bijbel: de bijbel is het best verkochte boek ter wereld. In allerlei talen. Het woord is afgeleid van het griekse woord Biblion dat boek betekend. De bijbel bevat 2 delen:
Het oude testament en het nieuwe testament. Testament betekend verbond. Het verschil tussen beiden is: het oude testament is in het Hebreeuws geschreven, de geschiedenis van het joodse volk staat erin en het is voor joden en christenen. Het nieuwe testament is in het grieks geschreven, het leven en de leer van Jezus staat erin en het is voor christenen. Evangeliën zijn bijbelboeken waarin het leven van Jezus wordt beschreven. Ze zijn in de 1e eeuw na christus ontstaan.
Paragraaf 3:
Jezus van Nazareth:
6 v. chr geboorte van Jezus in Palestina
24 n. chr. Hij reist naar Jeruzalem, laat zich door Johannes de doper dopen. Vanaf toen probeert hij mensen te bekeren in de goede boodschap(evangelie)
de bergrede: in de bergrede staat de juiste stijl van leven en Jezus legt de bedoeling van de joodse wet uit.
Wet van vergelding: oog om oog, tand om tand: doe iemand anders nix aan wat je zelf ook niet zou willen overkomen.
Paragraaf 4:
De christelijke levenswandel is:
Gehoorzamen aan de 10 geboden
Je moet bidden
De bijbel lezen
Het navolgen van Jezus
Je houden aan de christelijke normen zoals eerlijkheid en eerbied voor het leven.
Paragraaf 5:
De verschillen tussen katholieken en protestanten:
Katholieken: Protestanten
De paus als hoofd van de kerk Jezus Christus als hoofd van de kerk
Een eenheidskerk, één grote wereldkerk Verdeelde kerk, er zijn 10tallen kerken, elke kerk zelfstandig
Ongehuwde priesters in dienst, geen vrouwen Minder moeite met gehuwde priesters en vrouwen
De paus als opperleraar verkondigt dogma’s, geloofswaardigheden Het leergezag hier is gods woord, de bijbel
Hoofdstuk 3:
Paragraaf 1:
Iedereen die een joodse moeder heeft is vanzelfsprekend Jood.
Tot 1940 telde Nederland ± 140 duizend joden. De meesten woonden in Amstersdam rond het Waterlooplein. Tegenwoordig zijn er nog maar ± 30 duizend over.
Jodendom heeft een belangrijke invloed gehad op de Westerse beschaving:
Godsdienst: jodendom is de moedergodsdienst van het christendom en de islam, vele instellingen overgenomen zoals het geloof in 1 god, de 10 geboden en de rustdag.
Wetgeving: het joodse begrip gerechtigheid heeft geleid tot naastenliefde en rechtvaardigheid.
Wetenschap: een aantal wetenschapsmensen en filosofen was Joods zoals: Einstein en Buber
Taal: veel gezegden komen uit het hebreeuws zoals, in zak en as zitten. Ook zijn Jiddische woorden in het nederlands opgenomen zoals tof, mazzel en mesjogge.
Paragraaf 2:
De joodse leer
Het geloof in god door:
Gehoorzaamheid aan de torah
Beeldloze religie
Jahwè (naam van de god)
Torah: in de torah staan een groot aantal ragels zoals je zult niet doden. Het doel van de orah is goede mensen te scheppen en tot een betere wereld te komen.
Talmoed: commentaren op de torah werden vastgelegd in de talmoed.
Mitswot: de regels en de voorschriften uit de talmoed en de torah vormen samen de mitswot.
Paragraaf 3:
Stromingen in het Jodendom:
Orthodox: de aanhangers beschouwen de woorden uit de torah als goddelijk en als wet.
Chassidisch – Orthodox: onstaat rond 1800, dit zijn extreem strenge gewoon orthodoxe joden
Liberaal: ze beschouwen religieuze ervaringen belangrijker dan de torah. In de synagoge is een scheiding tussen manen en vrouwen opgeheven.
Conservatief: ontstaat rond 1900, men probeert een middenweg te vinden tussen het enerzijds vasthouden aan tradities en het anderzijds de noodzaak van vernieuwingen door veranderde tijden.
Paragraaf 4:
Levenscyclus:
Geboorte: besnijdenis
Meerderjarig worden: bar mitswa bij jongens en bat mitswa bij meisjes. Dit houdt in dat ze verantwoordelijk zijn voor het vervullen van alle religieuze verplichtingen.
Huwelijk: inzegening, huwelijksakte tekenen, en glas kapot maken ten betekenis van veel geluk (scherven brengen geluk)
Echtscheiding: man scheidingsbrief maken voor vrouw.
Overlijden: ter betekenis van rouw een scheur maken in een kledingsstuk. Na de begrafenis zeven dagen rouwen.
Paragraaf 5:
Antisemitisme: afkeer en discriminatie van Joden.
Godsdienstig antisemitisme
Racistisch antisemitisme
Economisch antisemitisme
Politiek antisemitisme
Hoofdstuk 4: de islam
Paragraaf 2:
Geloofsbronnen: de koran geeft aanwijzingen hoe een gelovige moslim in praktijk moet leven. Het is ongeveer net zo dik als het nieuwe testament en bevat 114 hoofdstukken.
De hadith is een verzameling geschriften van de uitspraken en gewoonten van mohammed en volgelingen.
De islamitische wet is het geheel van voorschriften die moslims in acht nemen.
Paragraaf 4:
Soenieten: het handelen naar het voorbeeld van de profeet
Sji-ieten: zij geloven dat alle nakomelingen van Mohammed-Ali de ware imans van de islam kunnen zijn.
Ditzijn de enige verschillingen tussen moslims de meesten zijn soeniet.
Paragraaf 5:
De vijf zuilen:
De geloofsbelijdenis
Het gebed: 5x per dag bidden met hoofd gericht op mecca
De armenbelasting: minstens 2.5% van je inkomen afstaan aan armen
De vastenmaand: gehele maand vasten
De bedevaart: één keer in het leven naar mecca
Hoofdstuk 5: hindoeïsme
Paragraaf 1:
De plichten van een hindoe:
Poetja’s houden
Naar de tempel gaan
Rituelen uitvoeren
Beleefd zijn
Behulpzaam zijn
Offeren
Montra lezen
Astrologie neemt in het dagelijks leven van een hindoe veel plaats in, je krijgt zelfs een astrologische naam, en je moet met je vriend wat betreft planeet overeenkomen anders kun je niet trouwen.
Hindoeisme is nauw verbonden met india omdat 80% van de hindoes er woont en het daar ontstaan is.
Het goddelijke openbaart zich in bepaalde vormen:
Brahma: de schepper
Vishnu: behoeder van het leven
Shiva: de vernietiger en herschepper
De symbolische betekenis van de melkdrinkende god Ganesha voor de mensheid is: hij drinkt melk om energie op te doen om de wereld te helpen met het opruimen van problemen en opstakels.
De heilige koe symboliseert moeder aarde en de overvloed die de mensheid schenkt.
Paragraaf 2:
Dharma: een eeuwige wet die alles heeft geordend en in stand houdt. Ze geloven in reïncarnatie
Karma: daad, handeling, dit verwijst naar de goede en slechte daden uit je vorige leven
Reïncarnatie: je ziel wordt na je overlijden herboren in een ander lichaam. Het leven is een voortdurende kringloop.
Moksja en nirvana: uiteindelijk hoopt de hindoe verlost te worden uit de kringloop leven dood. Dit noemt men de verlossing, de moksja. Dit is de perfecte staat die de mens kan bereiken.
Paragraaf 3:
Kastenstelsel: vanaf je geboorte hoor je bij een bepaalde kaste:
Brahmanen (priesters)
Ksatrya’s (landsbestuurders, militairen)
Vaisya’s (handelaren, kooplieden)
Sudra’s (arbeiders, boeren, gewone bedienden)
De 5e groep is de onaanraakbaren dit zijn de werkelozen ze worden als onrein verklaard.
Rites bij bepaalde gelegenheden:
Geboorte: kaalscheren, astrologische naam
Opgroeien: kaalscheren, veda’s bestuderen
Volwassen worden: trouwen
Overlijden: crematie en wordt de oudste zoon van de overledene kaalgeschoren.
Op dit moment zijn er ongeveer 100.000 hindoestanen in nederland.
Hoofdstuk 6: Boeddhisme
Paragraaf 1:
De 3 juwelen:
Boeddha: hij heeft de weg naar de vrelichting gevonden en aan anderen getoond
Dharma: de leer over het wezen van de dingen
Sangha: de gemeenschap der monniken, nonnen en leken
Paragraaf 2:
De 4 waarheden:
Het leven bestaat uit lijden: alle bestaan is moeilijk
De oorzaak van lijden is begeerte: de oorzaak van het lijden is de begeerte, de gehechtheid en aan het leven en hebzucht.
Opheffing van lijden door niet te begeren: als ze de oorzaak weghalen verdwijnt het gevolg
Opheffing lijden via 8voudige pad: de 4e waarheid is het pad dat gevolgd moet worden om dit lijden op te heffen.
Tijdsbalk: zie schrift
REACTIES
1 seconde geleden
R.
R.
ik vind het stom
14 jaar geleden
Antwoorden