Over wondere feiten: Hoofdstuk 1 /m 4

Beoordeling 7.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 3100 woorden
  • 27 november 2015
  • 49 keer beoordeeld
Cijfer 7.6
49 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

GODSDIENST HOOFDSTUK 1 T/M 4

 

HOOFDSTUK 1 WONDERE FEITEN

Er zijn twee soorten taal:

- de letterlijke taal der feiten

            Informatieve en objectieve taal. Wetenschappelijk.

- de figuurlijke taal van de verbeelding

            Beeldspraak. Veel in religies. Niet waarneembaar.

 

HOOFDSTUK 2 CULTUUR EN RELIGIE

De eerste rituele begrafenis: 50000 jaar geleden: Neanderthalers

Cro-magnon-mensen, nieuwe bevolking van Europa, 35000 jaar geleden

De eerste kunstuitingen, rotstekeningen. Maar ook sieraden en beeldjes. Ontstaan van    religie (een collectieve vorm van zingeving van het bestaan, waarbij het erkennen van            een hogere macht centraal staat).

Mythen: religieuze en levensbeschouwelijke verhalen die verklaringen geven voor natuurverschijnselen en antwoorden op levensvragen. Mythen geven mensen zekerheid over de zin en het doel van hun eigen individuele leven.

De drie fundamentele levensvragen: Waar komen wij vandaan? Waarom zijn wij hier? Waar gaan wij heen?

Begraven omdat de dood een overgang naar een ander leven zou zijn. Het geloof in het hiernamaals heeft de prehistorische mens vertrouwen en troost gegeven.

De prehistorische mens moest zich eerbiedig en onderdanig gedragen tegenover de goden om hun gunst te winnen.

De meest vereerde god was de god van de zon. Mensen hadden een grote eerbied voor de zon.

In 270 c.j. verklaarde keizer Aurelius Sol Invictus (de onoverwinnelijke zon) als staatsgodsdienst in Rome. De dag van de zon was altijd op 25 december.  

Toen keizer Constantijn in 313 het christendom als staatsgodsdienst verhief bepaalde hij ook dat 25 december de geboortedag van Jezus moest zijn, omdat hij het licht van de christenen is.

Thales van Milete: de eerste rationeel denkende filosoof

- Waar is alles uit ontstaan?

- Zocht zijn antwoorden in de natuur zelf

- Alles moest zijn voortgekomen uit één stof, namelijk water, omdat alles wat leeft water nodig heeft.

Empedokles: zag de vier elementen als basis voor al het leven. Aarde, water, lucht en vuur.

Socrates: ontwikkelde een lesmethode waarin hij alleen maar vragen stelde, om zijn toehoorders dieper na te laten denken. De mens is geen speelbal van de goden, maar we hebben een eigen wil en verstand. Twee vragen: Wat is waarheid en wat is rechtvaardig? Een mens moet leren zich te laten leiden door de zuiverheid van zijn geweten en niet onderwerping aan goden of autoriteiten.

Plato: ging verder op de theorie van Socrates, zijn leermeester. Hij ging op zoek naar de essentie van de begrippen die wij hanteren. Alle dingen in ons aardse bestaan zijn tijdelijke afbeeldingen van eeuwige essenties die eraan ten grondslag liggen. De Ideeën zijn de volmaakte en goddelijke modellen van alles wat wij zien als de stoffelijke werkelijkheden.

Aristoteles: leerling van Plato. Geloofde niet in een geestelijke wereld van ideeën, we kunnen volgens hem alleen kennis verwerven over de wereld die we zintuiglijk kunnen waarnemen.

Vanaf de vierde eeuw werd het christendom de algemene godsdienst in Europa. De mythische verhalen van de Bijbel hadden grote invloed op het algemeen geldende wereldbeeld. Alles wat gebeurde had een reden en het was allemaal Gods wil.

Verlichting: het verbeteren van de rede van filosofen en de mensen. Alles moest gebaseerd zijn op feiten. Bevordering van de wetenschap en intellectuele uitwisseling.

Twee bekende Verlichters die uitspraken deden over de relatie tussen geloof en wetenschap waren René Descartes en Baruch Spinoza.

         

René Descartes

 

Hij was katholiek. Descartes ontwierp zijn eigen filosofische systeem wat was gebaseerd op wiskundige methoden. Alle feitelijke kennis moet wiskundig bewijsbaar zijn. Het logisch denkende verstand is een belangrijke bron van kennis, de uitgangspunt van deze filosofie wordt rationalisme genoemd. Absolute zekerheden vinden we echter niet in zintuiglijke waarnemingen. We moeten dus twijfelen aan alles wat we op grond van waarnemingen denken zeker te weten. ‘Ik weet dat ik twijfel, het is dus absoluut zeker dat ik een twijfelend wezen ben: ik denk dus ik ben’. God is te bewijzen. De mens in onvolmaakt en sterfelijk. Het idee wat wij hebben van iets volmaakts, kan niet uit onszelf komen, deze gedachte moet van God zelf afkomstig zijn, die het in onze geest doet opkomen. De materiële wereld bestaat omdat deze is geschapen door God, en omdat God volmaakt is, is hij te vertrouwen.

 

Baruch Spinoza

 

Spinoza kwam tot de conclusie dat de Bijbel veel te menselijk is om door God geschreven te kunnen zijn. Hij vond de Bijbel een uitvinding van de menselijke fantasie. De Bijbel kan niet aan één mens zijn geopenbaard, onder andere door de vele tegenstrijdigheden. Door deze standpunten werd zijn boek verboden, want in de christelijke samenleving van toen mocht dit niet gezegd worden.

Wetenschappelijke kennis moet gebaseerd zijn op absoluut zekere uitgangspunten. Spinoza wees echter wel de theorie van Descartes af, omdat hij zei dat God niet te bewijzen moet zijn met wiskundige modellen. Want als alles te verklaren valt, dan is God dus niet nodig. Dit zou inhouden dat God tot een andere realiteit zou behoren dan wij. God is in essentie zelf het heelal, dus hij is onvindbaar. Het fysieke heelal is als het ware Gods zichtbare lichaam. God en de natuur zijn samen één: ‘God is in alles en alles is in God’.

 

                                                                                                 

HOOFDSTUK 3 ONGEMAKKELIJKE FEITEN

Kosmologie

Bruno: het heelal is oneindig en niet op één moment geschapen. Jezus is geen goddelijke persoon en er komt geen laatste oordeel. Er zijn meerdere planeten met intelligente wezens.

Theorie Ptomelaëus & Aristoteles, algemene christelijke theorie: Aarde is het centrum van het heelal. De andere planeten en sterren draaien daaromheen. = het geocentrische wereldbeeld

     

 

 

= helocentrisch
wereldbeeld

Copernicus toonde in 1532 aan dat niet de zon om de aarde draait, maar de aarde om de zon. Deze copernicaanse revolutie haalde het gangbare wereldbeeld onderuit. In 1616 werd zijn boek over deze theorie op de Index (lijst met verboden boeken) geplaatst.

Maarten Luther had kritiek op deze theorie, hij geloofde het Schrift.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Leraar worden

Alles wat je moet weten over leraar worden

Galileo Galilei deed onderzoek naar alle zichtbare hemellichamen met een telescoop. Hij bewees de theorie van Copernicus en zei dat de zon in het midden van het zonnestelsel staat. Galilei was niet tegen de Bijbel, hij zei dat je de teksten gewoon niet letterlijk moet nemen.

In 1633 werden de boeken van Galilei verboden door de Paus, omdat hij zijn theorie maar vanaf één kant benaderde en daarmee de Bijbel in twijfel trok.

Het ging fout met bovenstaande wetenschappers omdat mensen graag vasthouden aan hun eigen wereldbeeld. De copernicaanse revolutie haalde hun wereldbeeld onderuit en was daardoor een bedreiging. Zulke omwentelingen in het wereldbeeld worden wisselingen van paradigma genoemd.

Kosmologie – wetenschap die zich bezighoudt met de vraag naar het ontstaan van het heelal. De meeste kosmologen geloven in de oerknaltheorie. In 1929 ontstond een theorie waaruit blijkt dat alles in het heelal steeds verder uit elkaar drijft, het heelal dijt dus uit. Op deze manier is het heelal zo’n 14 miljard jaar geleden ontstaan.

De ruimte heeft een beginpunt gehad en daarvoor was er niks. De oerexplosie is het begin van de materie, de ruimte, maar ook van de tijd.

Darwin

Alle dieren zijn ontstaan uit één voorouder. Door verspreiding en isolatie plantten dieren zich onderling voort en ontstonden er door mutaties en omgevingsfactoren verschillende soorten.

Er zijn mensen die Darwins theorie het beste ooit bedacht vinden, maar ook mensen die het fel bestrijden.

De evolutietheorie zorgde voor een grote paradigmawisseling. Het staat namelijk lijnrecht tegenover de letterlijke tekst van de Bijbel. Maar wanneer we de Bijbel niet meer letterlijk nemen, dan klopt het wel.

Twee redenen voor evolutie:

- veranderingen in het DNA (mutaties), deze veranderingen kunnen negatief zijn.

- natuurlijke selectie, de dieren met de beste eigenschappen planten zich voort.

Door natuurlijke selectie kunnen mensen echter wel recessief worden voor bepaalde antibiotica, want de recessieve genen planten zich dan voort. 

Geloof of wetenschap?

Creatonisme = een levensbeschouwelijke visie op het ontstaan van de wereld en het leven. Creatonistische uitspraken bevatten geen feitelijke argumenten. Het is een geloofsuitspraak.

Pseudo-wetenschap = namaakwetenschap

Intelligent Design = een creatonistische stroming. Er komen in de natuur zulke complexe structuren voor, die moeten wel door iets ‘groters’ zijn gemaakt. Al onze organen hebben een geleidelijke ontwikkeling doorgemaakt, volgens aanhangers van ID kan een oog op die manier niet zijn ontwikkeld.

 

HOOFDSTUK 4 EEN WEZEN MET BEZIELING

Plato: de ziel is onsterfelijk en keert na onze dood terug naar de geestelijke wereld. De mens is een twee-eenheid; lichaam en ziel.

Aristoteles: dieren hebben ook een ziel (ze kunnen pijn enz. ervaren). Mensen hebben als enige wezen een geest, waarmee we kunnen denken.

Frans de Waal: gedragsonderzoeker die apen onderzoekt. Mensapen worden net als mensen gedreven door intelligentie en emoties.

De ziel zal nooit bewezen kunnen worden. Het is een persoonlijke bron waaruit de mens creativiteit etc. kan putten. Het is uniek dat wij als mensen zoiets als bezieling kennen.

De Griekse arts Hippocrates (460 – 370 v.c.j.) zag een verband tussen lichamelijke eigenschappen en karaktertrekken. Een karakter of temperament zouden bepaald worden door de in het lichaam aanwezige sappen of vloeistoffen. Hippocrates ging uit van de volgende vier lichaamssappen: zwarte gal, gele gal, slijm en bloed. Wanneer deze vier uit verhouding waren leidt dat tot typerende eigenschappen of temperamenten.

Eeuwenlang hebben artsen en wetenschappers deze indeling voor het beschrijven van karakters van mensen gehanteerd. Pas vanaf de 19e eeuw is men hiervan afgestapt.

Melancholisch

Hier overheerst de zwarte gal; de persoon is zwaarmoedig en somber

Cholerisch

Hier overheerst de gele gal; de persoon is druk en opvliegend en zeer actief

Flegmatisch

Hier overheerst het slijm; de persoon is rustig en kalm en reageert vaak onbewogen

Sanguinisch

Hier overheerste het bloed; de persoon is opgewekt en vrolijk, maar ook oppervlakkig

 

Hoewel erfelijke eigenschappen voor een deel het gedrag en persoonlijkheid van een mens bepalen, wordt er in de psychologie ook gelet op andere factoren zoals opvoeding en omgeving. Er zijn veel theorieën bedacht die hebben geleid tot verschillende richtingen (stromingen) in de psychologie.

Stroming A: de psychoanalyse

Het begrip psychoanalyse is ontstaan bij de Weense psychiater Sigmund Freud (1856 – 1939). Door de bestudering van de effecten van hypnose en dromen ontwikkelde Freud zijn psycho-analytische theorie. In deze theorie gaat het vooral over de onbewuste drijfveren van het menselijk gedrag en handelen.
Freud ziet het menselijk lichaam en geest als een twee-eenheid die wordt gestuurd door diepe, onbewuste drijfveren. De belangrijkste van deze drijfveren is de levensdrift, genaamd eros. Deze drijfveer stuurt het gedrag zodanig dat de wil om te overleven alle andere motieven overheerst. Dit is al te zien bij pasgeborene die alleen maar gericht zijn op eten en zich prettig voelen.
Later is deze levensdrift ook terug te zien in de seksuele lust, die staat voor het voortplanten en doorgeven van het leven. Geslachtsrijp worden is volgens Freud een belangrijk moment in de biologische en psychologische ontwikkeling van mensen.
Volgens Freud moet een volwassen persoonlijkheid zich ontwikkelen vanuit een kind. De persoonlijkheid is niet al in klein formaat aanwezig in het kind, volgens Freud. De ontwikkeling vindt plaats in een voortdurende wisselwerking met de sociale omgeving, waarvan de opvoeders in belangrijke mate deel uitmaken.

Stroming B: het behaviorisme

Het behaviorisme is in het begin van de 20ste eeuw ontwikkeld in de VS door J.B. Watson en later vooral door B.F. Skinner. Deze stroming is een reactie op de psychanalyse.

Het behaviorisme richt zich niet op allerlei verborgen processen in de menselijke geest, maar alleen op het zichtbare gedrag. Niet het onbewuste (ook wel ‘black box’ genoemd) is van belang, maar alleen de gedragingen die zintuigelijk waarneembaar zijn, vormen een betrouwbare bron van kennis.
Het gedrag van een kind wordt in de loop van de tijd geconditioneerd. Opvoeders hebben er voor gezorgd dat iemand weet hoe zich te gedragen, en het gedrag is ontwikkeld door aangeleerde reflexen en reacties op prikkels. Skinner beschouwt het menselijke gedrag als het resultaat van S(timulus)-R(esponse)-trainingen. Waarbij stimulus staat voor prikkels en response voor reactie of reflex.
Belonen en straffen zijn van groot belang. Beloningen kunnen er voor zorgen dat gewenst gedrag wordt herhaald. Straffen zal er voor zorgen dat ongewenst gedrag niet wordt herhaald. Echter is het de vraag of daardoor het andere gedrag in de plaats komt. Gewenst gedrag belonen is effectiever dan straffen.
‘Men are not born but built.’ is de kern van het behaviorisme. Als kinderen de juiste prikkels krijgen, met daarbij de nodige training en gewoontevorming, dan worden zijn volwassen ‘gemaakt’.

Het behaviorisme richt zich niet op allerlei verborgen processen in de menselijke geest, maar alleen op het zichtbare gedrag. Niet het onbewuste (ook wel ‘black box’ genoemd) is van belang, maar alleen de gedragingen die zintuigelijk waarneembaar zijn, vormen een betrouwbare bron van kennis.
Het gedrag van een kind wordt in de loop van de tijd geconditioneerd. Opvoeders hebben er voor gezorgd dat iemand weet hoe zich te gedragen, en het gedrag is ontwikkeld door aangeleerde reflexen en reacties op prikkels. Skinner beschouwt het menselijke gedrag als het resultaat van S(timulus)-R(esponse)-trainingen. Waarbij stimulus staat voor prikkels en response voor reactie of reflex.
Belonen en straffen zijn van groot belang. Beloningen kunnen er voor zorgen dat gewenst gedrag wordt herhaald. Straffen zal er voor zorgen dat ongewenst gedrag niet wordt herhaald. Echter is het de vraag of daardoor het andere gedrag in de plaats komt. Gewenst gedrag belonen is effectiever dan straffen.
‘Men are not born but built.’ is de kern van het behaviorisme. Als kinderen de juiste prikkels krijgen, met daarbij de nodige training en gewoontevorming, dan worden zijn volwassen ‘gemaakt’.

Stroming C: de cognitieve psychologie

Ongeveer vanaf de tweede wereldoorlog ontstond er in de psychologie aandacht voor de manieren waarop mensen leerden en kennis bewaarden. Tegelijk waren er andere ontwikkelingen, zoals computertechnologie en de opkomst van kunstmatige intelligentie.
Door onderzoek naar het leerproces zelf ontstond een nieuwe stroming: de cognitieve psychologie.
Deze stroming wilde weten welke processen zich in de hersenen afspeelden wanneer een mens iets leerde.

De psychoanalyse werd verworpen omdat men de theorieën over het onbewuste als onwetenschappelijke beschouwde. Het behaviorisme kreeg ook kritiek omdat de cognitieve psychologen het juist wèl van belang vonden om processen in het brein te bestuderen.

Cognitieve psychologen gaan er vanuit dat menselijk gedrag, gevoelens en emoties bepaalde worden door informatie verwerkende capaciteiten van het brein.
De structuur in iemands denkwijze of zijn benadering van personen bepaalt voor een groot deel de manier waarop hij anderen ervaart en met hen omgaat. Dat geldt ook voor iemands zelfbeeld en zijn gevoel van eigenwaarde. Je denken over jezelf bepaalt dus ook je gevoelens en je gedrag.
Een belangrijk terrein voor onderzoek in de cognitieve psychologie is de werking van het geheugen het (leren) oplossen van complexe problemen. Hoe verschillend die mentale processen bij lerende mensen zijn, wordt duidelijk bij het oplossen van vraagstukken.

Vanwege Freuds werk als psychiater is hij opzoek gegaan naar de wortels van het godsbeeld van de mens. Hij vroeg zich af wat mensen bezielde om iets te geloven waarvan nooit bewezen is dat het bestaat.
Freud kwam tot de conclusie dat religie de mens weliswaar illusies voorhoudt, maar het zijn wel vertroostende illusies voor wie erin gelooft. Het positieve effect hiervan is dat gelovigen hun leven beter aandurven. Het verlangen naar bescherming is de basis van het vertrouwen van volwassenen in een vaderlijke god, die zelfs kan beschermen tegen de dood.

Freud ziet religie als een vorm van collectieve neurotische waan waarmee de mens zijn angsten verdrijft. Zelfs de dood wordt geïdealiseerd met de belofte dat er een hiernamaals is.
Daarnaast is Freud van mening dat godsdienst een ontsnappingsmechanisme is voor de mens die zijn volwassen verantwoordelijkheid niet aandurft en waardoor hij van zichzelf vervreemdt. In plaats van in religie te vluchten, zou de mens zich bewust moeten worden van zijn behoeften, angsten en verdrongen driften. Dan kan hij leren zichzelf te accepteren en zich bevrijden van een aangeleerd of opgelegd godsbeeld. Alleen dán wordt hij volwassen en zelfstandig.

Jung is een tijdlang een leerling van Freud geweest. Hun wegen gaan echter uit elkaar omdat Jung hele andere ideeën heeft over religie dan zijn leermeester. Jung beklemtoont juist het belang van religie voor een psychisch gezond volwassen leven.

Jung kwam veel religies en culturen tegen tijdens zijn reizen. Hij raakte gefascineerd door de dromen, rituelen en mythen die hiermee samenhingen. Hij vergeleek de gegevens met de inhoud van dromen, en tekeningen die hij hiervan liet maken, die zijn patiënten hem vertelden.
Uit die verhalen, dromen en tekeningen kwamen gemeenschappelijke kenmerken naar voren die wezen op een collectieve bron. Hij kwam tot de conclusie dat het onbewuste van de mens gemeenschappelijke ervaringen bevat van de mensheid als geheel.
Jung spreekt daarom over het collectieve onbewuste van de mensheid. In het collectieve onbewuste zijn oerervaringen aanwezig in de vorm van beelden en symbolen die hij archetypen noemt.
Volgens Jung komen in de menselijke geest vijf belangrijke archetypen voor:
 

Persona

Dit is je persoonlijkheid zoals die zich toont in het openbaar

Zelf

Dit is wat je écht bent, je diepste persoonlijk zelf

Schaduw

De duistere kant van je geest, die je onbewust vaak verbergt

Animus

Het mannelijke deel van de geest, voor vrouwen de onbewuste tegenpool

Anima

Het vrouwelijke deel van de geest, voor mannen de onbewuste tegenpool

 

Religie is volgens Jung van belang voor de mens, omdat mythen, symbolen en rituelen in de kern gaan over wie hij zelf is. Religie staat daardoor in dienst van de mens die zijn ‘zelf’ leert kennen, accepteren en ontwikkelen. Dit levenslange leer- en ontwikkelingsproces noemt Jung individuatie. Het is een proces waarbij alle aspecten van de menselijke geest in een toenemende harmonie met elkaar samenwerken, zodat de mens een rijker, voller en evenwichtiger persoon wordt.

In alle religies komen verhalen voor over stichters of profeten die op een bepaald moment bijzondere ervaringen hadden in de vorm van visioenen, dromen of een trancetoestand waarbij ze als het ware buiten zichzelf treden.
Voorbeelden hiervan zijn:

< >Mozes, die in de eenzaamheid op een berg een ontmoeting had met GodSiddharta Gautama, die in trance onder een boom de verlichting kreegPaulus, die plotseling een fel licht zag en de stem van Jezus hoordeMohammed, die in meditatie in een grot de stem hoorde van de engel GabriëlReligie ordent het leven van mensen en daagt hen uit om na te denken over ‘goed en kwaad’ en zorg te dragen voor mens en samenleving.Religie en religieuze verhalen zijn een blijvende bron van inspiratie en geeft de mensen richting in hun leven, troost en bemoediging.Religie helpt de mens bij zingeving van zijn leven, zodat hij een antwoord kan geven op de vraag wie hij is een waarvoor hij leeft.Religie helpt de mens om met behulp van rituelen belangrijke en ingrijpende gebeurtenissen in zijn leven vorm te geven en te verwerken.

 

 

 

 

 

 

 

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.