Hoofdstuk 3: Inleiding in de ethiek

Beoordeling 5.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 1822 woorden
  • 4 december 2014
  • 7 keer beoordeeld
Cijfer 5.9
7 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak

Paragraaf 2 De ethische optiek

2.1 inleiding

Ethiek gaat over goed en kwaad in het menselijk handelen.

Onderscheid tussen ethiek en moraal:

  • Het begrip moraal verwijst naar de waarden en normen die mensen feitelijk hanteren. Ethiek betreft het narekenen over waarden en normen en de vraag hoe mensen behoren te leven. (ethiek is een paalde manier van naar de werkelijkheid kijken. Het is een bepaalde optiek.

2.2 optieken

Je kunt met verschillende optieken naar een zaak kijken:

  • Commerciële optiek : hoe kan er zoveel mogelijk winst worden gemaakt?
  • Juridische optiek : wat zijn de wettelijke regels?
  • Ethische optiek : wat is mooi en wat is lelijk? Wat is nou precies een mooie vormgeving?

Elke optiek stelt eigen vragen.

2.3 definitie van de ethische optiek

Ethische optiek = hoe is de benadering dat mensen het uiteindelijk goede behoren te doen.

3 kern begrippen:

  • Uiteindelijk goede : goed heeft meerdere betekenissen. Wanneer het woord ‘goed’ wordt gebruikt vanuit een ethische invalshoek, wordt er mee bedoeld dat een handeling menswaardig is.
  • Behoren :  de ethiek geeft aan dat mensen goed behoren te leven. Ethische oordelen maken duidelijk hoe de werkelijkheid er uit zou moeten zien.
  • Doen : het gaat om ons handelen > ons doen en laten. Het gaat er uiteindelijk niet om wat je denkt maar wat je doet.

Moraal = waarden en normen die mensen feitelijk hanteren.

Ethiek = nadenken over waarde en normen / de vraag hoe mensen behoren (=zou moeten) leven.

Optiek = manier (benadering) waarop je naar de werkelijkheid kijkt.

Ethische optiek = de benadering dat mensen uiteindelijk goed behoren te doen

Paragraaf 3 ethische visies

Ethische visie = standpunt (mening) over hoe we ons behoren te gedragen.

Een ethische visie is nodig om een oordeel te geven over bepaalde ethische problemen en is nodig om je doen en laten te rechtvaardigen.

Gevolgenethiek: de handeling is juist, die in zijn gevolg (=resultaat) een bepaald doel realiseert (= zoveel mogelijk welzijn voor zo veel mogelijk mensen)

Beginselethiek: bij de oplossing van een ethisch probleem dient steeds recht gedaan te worden aan een of meer beginselen (=principes)

Fundering van de beginselethiek :

  1. God-geloof > ( recht op leven , rechtvaardigheid )
  2. Rede, verstand
  3. Samenleving > (vrijheid van mening)

Christelijke ethiek: Je laat je in het ethische handelen inspireren door christelijke waarden, zoals: verantwoordelijkheid, vrede, zorg etc.

Fundering:

  1. God liefhebben
  • God inspireert mensen om goed te handelen.
  • Biedt troost in moeilijke tijden
  • Het leven is meer dan ???
  1. De waarde van het menselijk leven : uniekheid
  2. Vrijheid en verantwoordelijkheid
  3. Naastenliefde : opkomen voor de zwakken : bijv. Jezus Christus

Ethische visie

  • Gevolgen-ethiek
  • Beginsel-ethiek
  • Christelijke-ethiek

Paragraaf 4 Verdiepingsstof : Ethische stelsels

Binnen de gevolgen-ethiek  kunnen we drie varianten onderscheiden:

  • Hedonisme
  • Eudemonisme
  • Utilisme

Hedonisme = Die beslissing is ethische juist, die in zijn gevolgen, het meeste genot oplevert.

Mensbeeld: de mens is van nature een wezen dat zoveel mogelijk probeert te genieten. Onlust en ongemak probeert te vermijden.

Belangrijk persoon = Epicurus : (3e/2e eeuw v.C.): gebruik je verstand

                                               >deug van de MATIGHEID

Eudemonisme = geluk en goed zijn vallen samen.   

                             geluk duurt langer dan genieten > persoonszijn.

                             zintuigen spelen minder belangrijke rol in tegenstelling tot het

                             hedonisme.

Belangrijk persoon = Aristoteles : (3e/2e eeuw v.C.)

Utilisme = een ethische theorie die er van uit gaat dat de handeling ethisch juist als die in zijn gevolgen het meeste nut oplevert voor alle betrokkenen.

Belangrijke personen:

John Stuard Mill (19e eeuw)

  • Sociaal utilisme: het individualisme heeft de opdracht om mee te werken aan het geluk van de hele samenleving

Jeremy Bentham (18e/19e eeuw)

  • Morele balans : het eigenbelang nastreven, bevorderd onbewust belang van de gemeenschap

Immanuel Kant (1724-1804): voorbeeld van beginsel-ethiek

  • Vertegenwoordiger van de beginselethiek
  • Het gevolg van de handeling is niet belangrijk, het gaat erom dat je een goede bedoeling hebt. Een handeling is pas ethisch goed als zij geschiedt uit plichtsbesef.
  • Twee vormen van handelen: handelen uit neiging en handelen uit plichtsbesef
  • Handelen uit neiging : hebben als doel het eigen welzijn te vergroten, het eigen belang staat dus voorop
  • Handelen uit plichtsbesef : je laat je leiden door de vraag: Wat is goed voor de mensheid? Dat kan nadelig zijn voor je eigenbelang.
  • Een mens mag zich niet onttrekken aan de eisen van de menselijkheid
  • Ethisch handelen is per definitie handelen uit plichtsbesef, je dient er bewust op uit te zijn het goede te doen.
  • Goed handelen heeft volgens kant één principe: waardigheid van de menselijke persoon (menswaardigheid)
  • De mens moet respect hebben voor de medemens
  • We moeten anderen de ruimte geven om zich zelf te zijn: hun eigen doelen na te streven.
  • Als je ooit twijfelt wat je moet doen moet je je zelf het volgende afvragen: zou je willen dat iedereen in een dergelijke situatie zou handelen zoals jij van plan bent?

De beginsel-ethiek heeft twee varianten:

  • Kant
  • Deugden-ethiek

Kant: een handeling is pas ethisch goed als zij gebeurd uit plichtsbesef. Een principe = waardigheid van de menselijke persoon. Wanneer moet ik handelen? > gulden regel = wat gij niet wilt dat u geschiedt doe dat ook een ander niet.

Deugden-ethiek: gezindheid van de handelende mens. Inspireert mensen tot goed leven.

Deugd = kwaliteit die een mens tot een goed mens maakt.

Plato: 4 kardinalen(scharnieren) deugden = wijsheid, dapperheid, matigheid en rechtvaardigheid.

Paragraaf 5 Ethiek als proces

Binnen de ethiek als proces onderscheiden we een vijftal aspecten:

  1. Ethische gevoeligheid
  2. Ethische analyse
  3. Ethisch oordeel
  4. Ethische motivatie
  5. Ethisch handelen

Ethische gevoeligheid: ethisch juist handelen wordt vooraf gegaan door morele gevoeligheid voor een bepaalde situatie. Is die er niet dan is de kans groot dat je ethisch slecht handelt.

Je kunt je afvragen: wat zijn de gevolgen van mijn gedrag? Hoe is mijn gevoel bij een bepaalde situatie? Hoe staat het met mijn eigen verantwoordelijkheid? Hoe zou het zijn als ik behandeld werd zoals ik anderen behandel?

Ethische gevoeligheid kan ons op het spoor zetten na te denken over de juistheid van ons gedrag.

Ethische analyse: het gaat er uiteindelijk om dat we ethisch goed handelen. We dienen daarom een morele situatie goed te analyseren > ethische analyse maken.

Je kunt je afvragen: welke optieken spelen een rol? Welke waarden spelen een rol? Wat is precies het ethisch probleem? Welke belanghebbende spelen een rol? Wie is precies moreel aanspreekbaar en verantwoordelijk?

Ethisch oordeel: We kijken hoe we het ethisch probleem kunnen behoordelen en oplossen. Een ethisch oordeel komt tot stand door een bepaald standpunt in te nemen en dit te onderbouwen met argumenten. Bijvoorbeeld met een begin-ethische visie of een gevolgen-ethische visie.

Ethische motivatie: Wanneer we weten wat het goede is wil dat nog niet altijd zeggen dat we dat goede daadwerkelijk ook in de praktijk brengen. Veel mensen weten dat het niet goed is om de belasting te ontduiken, maar ze doen het toch omdat ze de verleiding niet kunnen weerstaan.

Wanneer je een ethische mening hebt, hoor je de daad bij het woord te voegen. Je dient dan wel gemotiveerd te zijn en dat is niet altijd eenvoudig.

Daarbij komen een aantal drempels kijken:

  • Gemakzucht
  • Eigenbelang
  • Je voelt je niet verantwoordelijk
  • De invloed van de omgeving

Wat hebben we nodig om onze drempels te overwinnen: twee persoonlijke eigenschappen zijn daarbij heel belangrijk > een sterke wil en veel moed.

Sterke wil: het gaat er om dat je je niet zomaar de wijs laat brengen door de drempels.

Moed: het bewust overwinnen van angst omwille van een morele reden.

Moed is iets anders dan lef. Bij beide gaat het erom een bepaalde angst te overwinnen.

Lef hebben: angst overwinnen om iets te doen, maar het motief is niet perse goed.

Moed hebben: angst overwinnen, maar dan om een goede reden.

Krachtige wil en moed zijn eigenschappen die je voor een gedeelte krijgt bij je geboorte maar die verder worden ontwikkeld tijdens de opvoeding. Je kijgt als het ware ‘voeding’ mee van anderen: tv, ouders, vrienden, kerk, sport of muziek. Zonder (geestelijk) voedsel kan niemand leven! In de opvoeding spelen voorbeeldfiguren een belangrijke rol.

Voorbeeldfiguren: dat zijn mensen die een voorbeeld zijn door hun gedrag en/of hun overtuiging.

Ethisch handelen: Bij ethiek gaat het er uiteindelijk om dat je je oordeel omzet in een bepaalde handeling.

Paragraaf 6 stappenplan en cases ethiek

Je kunt een ethische case analyseren en beoordelen aan de hand van een stappenmodel:

  1. Het formuleren van de case
  2. Welke optieken spelen een rol?
  3. Welke waarde spelen een rol?
  4. Wat is het ethisch probleem?
  5. Welke belanghebbenden spelen een rol?
  6. Wie is er moreel verantwoordelijk?
  7. Het formuleren van een oplossing (ethisch oordeel)

Fase 1 : het formuleren van de case

In deze fase wordt een case geformuleerd.

Fase 2 : welke optieken spelen een rol?

De volgende optieken zijn te onderscheiden in onze case.

  • De economische optiek: hoe kun je met zo weinig mogelijk middelen een zo groot mogelijke opbrengst realiseren.
  • De juridische optiek: we dienen ons aan de wet te houden. Alles wat we doen moet legaal zijn.
  • De ethische optiek: we horen uiteindelijk goede te doen. We behoren menswaardig te handelen.

Fase 3 : welke waarden spelen een rol?

Hier bekijken we welke waarden een rol spelen in deze case. Waarden zijn opvattingen over wat uiteindelijk belangrijk en nastrevenswaardig is in het leven. Elke optiek bevat altijd een of meerdere waarden. Deze waarden geven de richting aan waarmee naar de werkelijkheid gekeken wordt.

  • Economische optiek: welvaart en arbeid
  • Juridische optiek: legaliteit en gelijkheid
  • Ethische optiek: gelijkheid, welvaart en arbeid

Fase 4 : wat is het ethisch probleem?

We kunnen nu komen tot een voorlopige formulering van het ethisch probleem in deze case: het bedrijf wil in haar activiteiten een aantal waarden realiseren, die niet tegelijkertijd gerealiseerd kunnen worden. We spreken dan ook van een waardenconflict > het bedrijf moet keuzes maken over de voorrang van waarden.

Fase 5 : welke belanghebbenden spelen een rol?

Belanghebbende = individuen en groepen die voor of nadeel kunnen hebben bij een bepaalde handeling, een maatregel of beslissing. Welke belangen van mensen of groepen zin in het geding bij dit ethisch probleem.

Fase 6 : wie is moreel verantwoordelijkheid?

Wie neemt de beslissing en wie kan invloed uitoefenen op die beslissing?

Fase 7 : het formuleren van een oplossing

We gaan nu bekijken hoe we dit probleem kunnen oplossen. Daartoe zullen we een bepaald standpunt moeten innemen en onderbouwen met argumenten.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.