Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 3, Inleiding ethiek

Beoordeling 6.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 6e klas vwo | 2629 woorden
  • 15 augustus 2007
  • 144 keer beoordeeld
Cijfer 6.6
144 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Samenvatting Levensbeschouwing - Hoofdstuk 3 Inleiding ethiek - Optiek: De manier waarop je naar de werkelijkheid kijkt. Mensen kunnen vanuit verschillende invalshoeken naar de werkelijkheid kijken. Elke invalshoek heeft een eigen aandachtsveld waarmee de werkelijkheid benaderd wordt. Er zijn veel verschillende optieken en dit aantal neemt toe. Ethische optiek: De benadering dat mensen (uiteindelijk) goed behoren te handelen. Het gaat om 3 kernbegrippen: • Goed > Binnen de ethische invalshoek wordt met het woord ‘goed’ bedoeld dat iets ‘menswaardig’ is. De invulling van het begrip ‘menswaardig’ hangt af van de ethische visie die je aanhangt. Praktisch is het zo dat mensen samen (op basis van communicatie) uitmaken wat zij wel of niet menswaardig vinden. • Behoren > De ethische optiek houdt ons een norm voor: je behoort menswaardig te handelen, het goede te doen. Ethiek is geen vrijblijvende zaak. Je bent verplicht dit te doen. • Handelen > Ethiek gaat over ons handelen: ons doen en laten. Je moet wel je verstand gebruiken, goed nadenken over wat goed is. Op dit handelen wordt je door anderen aangesproken en beoordeeld. Wanneer mensen je moreel aanspreken wordt je uitgedaagd verantwoording af te leggen voor wat je gedaan hebt. Ethische uitspraken kun je herkennen aan twee soorten zinnen: 1. Zinnen met woorden of uitdrukkingen waarin een oordeel over goed en kwaad zit opgesloten. (slecht, trouw, eerlijk, onmenselijk, vals) 2. Zinnen waarin de werkwoorden ‘moeten’, ‘dienen’ of ‘behoren’ voorkomen. Ethische uitspraken zijn normatieve uitspraken. Normatieve uitspraken: Uitspraken over hoe de werkelijkheid eruit zou behóren te zien, volgens degene die de betreffende uitspraak doet. Empirische uitspraken: Uitspraken over hoe de werkelijkheid feitelijk in elkaar steekt, volgens degene die de uitspraak doet. (alleen feiten, geen waarde-oordeel) Ethiek doet een appel op ons om verantwoordelijkheid te nemen en te dragen voor ons zelf en voor onze omgeving. Het begrip verantwoordelijkheid heeft meerdere betekenissen: 1. Rekenschap geven > Je wordt geacht een rechtvaardiging te geven voor je gedrag. Je legt verantwoordelijkheid af tegen een innerlijk forum (geweten) of een uiterlijk forum (ouders, vrienden, baas, krant). Deze vorm van verantwoording is per definitie achteraf. 2. Taken / Plichten > Mensen geven elkaar taken of plichten (soms vastgelegd in bepaalde regels) om voor iets of iemand te zorgen. Deze hebben te maken met de verschillende rollen in ons leven. Deze vorm van verantwoordelijkheid is vooral gericht op ons handelen nu en in de toekomst. 3. Deugd > Deugden zijn kwaliteiten die van een mens een goed mens maken. Een van die kwaliteiten is verantwoordelijkheid. Verantwoordelijkheid is dan een soort karaktereigenschap: het hoort bij je menszijn. Ook deze vorm van verantwoordelijkheid is vooral gericht op ons handelen nu en in de toekomst. Verantwoordelijkheid kan door verschillende ‘spelers’ (actoren) gedragen worden: 1. Individuele personen hebben bepaalde verantwoordelijkheden. 2. Groepen mensen hebben een verantwoordelijkheid. (bijv. regering) De verantwoordelijkheid neemt toe wanneer er meer organisatie is bij een groep. Er dient aan drie voorwaarden voldaan te zijn om te kunnen spreken over (moreel) ‘verantwoordelijk zijn’ voor iets of voor iemand. 1. Je dient vrij te zijn in zijn handelen. Men dient te kunnen kiezen in een bepaalde situatie. 2. Je moet kennis hebben van een bepaalde zaak. 3. Je moet de vermogens en de vaardigheden hebben om daadwerkelijk invloed uit te oefenen op een bepaalde situatie. Soms zijn personen (bijv. geestelijk gestoorden) niet verantwoordelijk voor hun daden, ze zijn niet of minder toerekeningsvatbaar. Waarden: Opvattingen over wat uiteindelijk belangrijk is in het leven en nastrevenswaardig. Het gaat om principes: het zijn de uiteindelijke fundamenten van waaruit je wilt leven. Het gaat niet om het concrete gedrag maar om het ‘waarom’ van het gedrag: om datgene wat mensen motiveert tot hun gedrag. Waarden worden uitgedrukt in één woord. Ze worden soms bewust uitgesproken maar zijn vaak ook onbewust (en onuitgesproken) aanwezig in wat mensen doen of laten. Waarden zijn veelal collectief: ze worden gedragen door een groot aantal mensen. Dat wil niet zeggen dat ze niet heel persoonlijk beleefd worden. Ze hebben niet alleen een verstandelijke maar ook een emotionele dimensie. Mensen vertalen waarden in bepaalde gedragsregels (normen). Instrumentele waarde: Een waarde die geen doel in zich zelf is, maar in dienst staat van een andere, hogere waarde. Intrinsieke waarde: Een waarde in zich zelf, zonder verder extern doel. Mensen kunnen een bepaalde waarde ook als een instrumentele waarde én als een intrinsieke waarde zien. Normen: Bepaalde (bindende) verwachtingen over het gedrag van mensen. Gaat het bij waarden om ideeën, dan gaat het bij normen om concreet gedrag, om handelingen die verricht worden. Het gedrag dat verwacht wordt hangt direct samen met de waarden die aangehangen worden. Normen krijgen soms ook de vorm van ‘gedragsregels’. Moraal: Het geheel van feitelijk aanwezige waarden en normen bij een individu, bij een bepaalde sociale groepering, dan wel in de samenleving in zijn geheel. Waarden en normen vormen samen de moraal. Ieder mens heeft een moraal. Maar ook binnen een sociale groepering en binnen de samenleving in zijn geheel bestaan opvattingen over goed en kwaad: waarden en normen. Ethiek als wetenschap: Het kritisch nadenken over de moraal, vanuit het oogpunt dat het goede gedaan behoort te worden. Er zijn verschillende ‘toegepaste ethieken’. Ethiek als wetenschap is een onderdeel van de filosofie. Verschillende visies hebben verschillende antwoorden op de vraag of waarden en normen universeel (voor iedereen en altijd geldig) of relatief (afhankelijk van tijd, plaats, omstandigheden en sociale groepering) zijn. 1. Ethisch absolutisme > Deze visie gaat er van uit dat er onafhankelijk van plaats, tijd en omstandigheden gesproken kan worden van universele, altijd en overal geldende waarden en normen. Bij deze visie zijn twee varianten: - De beschrijvende (empirische) variant > Deze geeft aan dat er waarden zijn die feitelijk altijd gelden, dus overal nageleefd worden. Met name geeft deze variant aan dat achter de soms tegenstrijdig lijkende gedragingen van mensen bepaalde gemeenschappelijke waarden en doeleinden liggen. - De voorschrijvende (normatieve) variant > Deze benadrukt dat ieder mens zich moet houden aan bepaalde universele waarden. 2. Ethisch relativisme > Deze visie stelt dat waarden en normen relatief zijn. Ze zijn afhankelijk van de context waarbinnen mensen handelen. Waarden en normen moet je niet los zien van de omgeving waarin ze functioneren. Een universele, altijd geldende moraal is niet haalbaar. Moraal is afhankelijk van een aantal factoren: • Plaats • Omstandigheden (oorlogssituatie, vredestijd) • Sociale groepering (waarden en normen verschillen per groepering) •Tijd
Dit kunnen we feitelijk in de samenleving signaleren. Het is de beschrijvende kant van ethisch relativisme. Het is mogelijk dat we een standpunt innemen dat een combinatie inhoudt van dit ethisch relativisme en een voorschrijvend ethisch absolutisme. Dat wil zeggen: we erkennen dat diverse culturen enlanden verschillende waarden en normen hebben, maar dat bepaalde waarden en normen hoe dan ook overal zouden moeten gelden. Erkenning van verschil in waarden en normen, wil niet zeggen dat je onverschillig staat ten opzichte van de kwaliteit van waarden en normen. Er is ook een voorschrijvende variant van ethisch relativisme. Men heeft dan het standpunt dat waarden en normen verschillend zijn en dat dat ook goed is. Het ene is niet beter dan het andere. In de praktijk houdt dit in dat men geen beoordeling wil uitspreken ten aanzien van waarden en normen. Er dient respect te zijn voor hoe andere mensen leven en denken. Nadeel; De deur wordt opengezet naar het tolereren en goedkeuren van door velen als onethisch ervaren handelingen. Ethische visies (theorieën): Opvattingen over hoe wij ons behoren te gedragen. Deze opvattingen bieden hulp bij het oplossen van ethische problemen. Een ander woord voor standpunt is eigen mening of visie. Mensen hebben verschillende standpunten over een en dezelfde werkelijkheid. Die nemen ze dan ook nog in binnen één optiek. Mensen gebruiken ethische visies om hun handelen te rechtvaardigen. Er zijn veel ethische visies. Twee heel belangrijke theorieën zijn gevolgenethiek en beginselethiek. Twee andere theorieën zijn deugdenethiek en christelijke ethiek. Gevolgenethiek: Die handeling of beslissing is juist die in zijn gevolgen een bepaald doel realiseert, bijvoorbeeld zoveel mogelijk genot, zoveel mogelijk geluk of zoveel mogelijk nuttigheid. Het gaat niet om de bedoeling die men heeft maar om het objectieve gevolg van de daad, het resultaat. Gevolgenethische visies kan men indelen in hedonisme, eudemonisme en utilisme: • Hedonisme: Een ethische visie die er vanuit gaat dat die beslissing of handeling ethisch juist is die in zijn gevolgen het meeste genot oplevert. Een optimaal genot betekent in de praktijk zoveel mogelijk lust en zo weinig mogelijk onlust. Er wordt vanuit gegaan dat de mens van nature een wezen is dat zoveel mogelijk probeert te genieten en dat tevens probeert zoveel mogelijk onlust te vermijden. Het klassieke hedonisme benadrukt dat dit ook een goede zaak is: mensen behóren van het leven te genieten. Een belangrijke vertegenwoordiger van het klassieke hedonisme is Epicurus. Hij wees erop dat een hedonist een goed gebruik dient te maken van zijn verstand. Korte-termijn denken kan immers tot veel ongeluk leiden. Beter is om steeds te berekenen wat het meeste genot verschaft of wat de meeste onlust vermijdt. Om het genot zo groot mogelijk te laten zijn dien je meestal matig te zijn. Het hedonisme krijgt een nieuwe impuls door de opvattingen van Thomas Hobbes. Hij ging er van uit dat de mens steeds op zoek is naar een optimaal genot voor zichzelf. Mensen behartigen op de eerste plaats hun eigen belangen. Deze kunnen strijdig aan elkaar zijn waardoor er voortdurend conflicten dreigen. In de ogen van Hobbes is ethiek dus een vorm van egoïsme. Het is welbegrepen eigenbelang. • Eudemonisme: Een ethische visie die er vanuit gaat dat die beslissing of handeling ethisch juist is die in zijn gevolgen het meeste geluk oplevert. Gelukzaligheid: het gevoel van welbehagen, dat het gevolg is van een zich in harmonie weten, zowel innerlijk in en met zichzelf als met zijn omgeving. Twee verschillen tussen geluk en genot: 1. De ervaring van geluk duurt langer dan van genieten. 2. De zintuigen spelen bij geluk een minder belangrijke rol dan bij genieten. Geluk is als het ware een stukje van iemands persoon. Bij sociaal- eudemonisme is het geluk van allen in het geding. • Utilisme: Een ethische theorie die er van uit gaat dat die handeling of beslissing juist is die in zijn gevolgen het meeste nut oplevert. Nuttigheid bevordert uiteindelijk het geluk van alle mensen. De utilist is niet alleen gericht op de nuttigheid van het individu maar ook op de nuttigheid voor de samenleving in zijn geheel. Bentham wees erop dat de mens bij zijn streven naar optimale nuttigheid, meestal onbewust, gebruik maakt van een ‘morele balans’: baten en kosten van een bepaalde handeling worden tegen elkaar afgewogen en die oplossing wordt gekozen die het ‘meeste oplevert’. Beginselethiek: Bij de benadering of oplossing van een ethisch probleem dient steeds recht gedaan te worden aan een bepaald beginsel: een principe, een bepaalde waarde of een bepaald recht. Kant benadrukte dat we de kwaliteit van ons ethisch handelen niet moeten beoordelen maar het resultaat van de handeling of de handeling zelf. Het gaat om de goede wil van diegene die de handeling stelt. Volgens hem kan ethisch handelen alleen op basis van menselijke vrijheid. De mens kan keuzes maken. De handeling is pas ethisch goed als zij geschiedt uit plichtsbesef. Handelen uit plicht: Men behoort bewust het goede te doen, ook al gaat dit ten koste van het eigen belang. (de goede methode volgens Kant) Handelen uit neiging: De mens handelt met als doel de vergroting van het eigen welzijn. Kant hanteert één bepaald beginsel: de waardigheid van de menselijke persoon. Je mag een ander nooit uitsluitend als middel gebruiken maar steeds ook als doel in zichzelf. Als je in een bepaalde situatie niet weet wat je moet doen, moet je je afvragen: Zou jou handelswijze de basis kunnen zijn van een algemene, dus voor iedereen geldende wet? Deugdenethiek: De gezindheid van diegene die handelt staat centraal. De nadruk wordt gelegd op de bedoelingen en motieven, goed behoren te zijn. Mensen moeten bepaalde deugden hebben. Deugden: Kwaliteiten die een mens tot een goed mens maken. Plato sprak over vier kardinale deugden: wijsheid, dapperheid, matigheid en rechtvaardigheid. Het gaat erom: Wat voor soort mens wil ik zijn? Als je een goed mens bent volgt vanzelf het goede handelen. Een goed mens is een betrouwbaar, integer persoon. De opvoeding speelt een belangrijke rol. Christelijke ethiek: Elke levensbeschouwing stelt bepaalde waardes centraal. In het christendom is dat naastenliefde en rechtvaardigheid. Waarden en normen samen vormen de moraal. Dat is een onderdeel van een levensbeschouwing. Dé christelijke ethiek bestaat niet. Globaal kan men drie richtingen binnen de christelijke ethiek onderscheiden wanneer het gaat om de vraag naar de plaats van de bijbel: 1. Normen rechtstreeks uit de bijbel  God heeft zelf voor eens en altijd vastgelegd wat geoorloofd is en wat niet. De mens in niet autonoom. Hij heeft te doen wat in de bijbel staat geschreven. 2. Perspectieven voor de moraal uit de bijbel  Er is een grote afstand tussen de situaties waarover de bijbel spreekt en de huidige situaties. Men laat zich ethisch inspireren door de bijbel. 3. Alleen levensbeschouwelijke kaders uit de bijbel  Christenen moeten precies zoals alle mensen uitsluitend met behulp van hun verstand oplossingen vinden voor morele vraagstukken. Het geloof in een goede afloop van de geschiedenis geeft christenen extra motivatie bij het moreel handelen. Binnen de ethiek als proces onderscheiden we een vijftal aspecten: 1. Ethische gevoeligheid > Het besef dat er bepaalde rechten of belangen van anderen in het geding zijn bij een bepaalde situatie. 2. Ethische analyse > De ethische analyse maak je volgens de zes stappen van het stappenmodel: • Fase 1 > Het formuleren van de case. Praktijk- of zelfbedacht voorbeeld om iets van te leren. • Fase 2 > Welke optieken spelen een rol? Elke optiek heeft een eigen aandachtsveld. Voorbeelden: economische, historische, sociale, psychische, juridische, biologische/medische enz. • Fase 3 > Welke waarden spelen een rol? Elke optiek bevat altijd een of meerdere waarden. Deze geven de richting aan waarmee naar de werkelijkheid gekeken wordt. • Fase 4 > Wat is het ethisch probleem? Er is een waardenconflict. Niet alle waarden kunnen tegelijkertijd gerealiseerd worden. Er moet een keuze worden gemaakt over de voorrang van waarden. • Fase 5 > Welke stakeholders spelen een rol? Stakeholders zijn belanghebbenden bij een bepaalde situatie. Belanghebbenden zijn individuen en groepen die voor- of nadeel kunnen hebben bij bepaalde handelingen, maatregelingen of beslissingen. • Fase 6 > Wie is moreel aanspreekbaar? Wie kunnen er wezenlijke invloed uitoefenen op de beslissing die wordt genomen? 3. Ethisch oordeel > Om een ethisch probleem op te lossen kun je je afvragen of er een ethische code van toepassing is. Ethische code: Deze geeft regels voor hoe je met ethische problemen moet omgaan. We onderscheiden een beroepscode, een bedrijfscode en een branchecode. Een eigen oordeel komt tot stand door een bepaald standpunt in te nemen en dit te onderbouwen met argumenten. Deze hebben enerzijds betrekking op gegevens zoals in de ethische analyse worden verzameld en anderzijds op een ethische visie. 4.Ethische motivatie > Wanneer je een ethische mening hebt, hoor je de daad bij het woord te voegen. Je dient dan wel gemotiveerd te zijn. Vier veelvoorkomende drempels bij het in praktijk brengen van de ethische overtuiging zijn: a. Gemakzucht

b. Eigen belang
c. Je voelt je niet verantwoordelijk
d. De invloed van de omgeving
Je moet een sterke wil en veel moed hebben om deze drempels te
overwinnen. Veel mensen worden geïnspireerd door voorbeeldfiguren. Voorbeeldfiguren: Personen die idealen hebben en ook stáán voor hunidealen. Ze geven het voorbeeld van hoe het wél moet. Inspiratie kent veel bronnen. Ook ‘slechte voorbeelden’ kunnen de weg wijzen naar het juiste pad. 5. Ethisch handelen > Bij ethiek gaat het erom dat je je oordeel omzet in een bepaalde handeling. Ethische communicatie: In alle fasen van een ethisch proces speelt communicatie een belangrijke rol. Ethische communicatie dient aan een aantal voorwaarden te voldoen: openheid, gelijkheid, duidelijkheid en redelijkheid. We spreken van goede argumenten als de redenen die iemand aanvoert ter zake doen. Dat wil zeggen dat ze betrekking hebben op de inhoud van de ethische discussie. Ten behoeve van ethische analyse en oordeelsvorming kun je het stappenmodel gebruiken.

REACTIES

K.

K.

ewa mooooi verslag

11 jaar geleden

B.

B.

heel mooi, maar nog even een paar verbeterpuntjes:
1. haal er even een spellingscontrole doorheen voor je het upload
2. je gebruikt een aantal keer een dubbele punt (:) waar je een puntkomma (;) hoort te gebruiken.
3. ik weet niet of het aan jou of aan deze site ligt, maar de opmaak is nogal verprutst.

al met al toch inhoudelijk een heel goed verslag.

11 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.