Hoofdstuk 2

Hoofdstuk 2, het Jodendom.

Paragraaf 1.
het joodse geloof is een van de vijf wereldgodsdiensten. Joden geloven in één god: de god van israël. Het christelijke geloof is voortgekomen uit het joodse geloof. Samen met het chistendom en het humanisme word het jodendom beschouwd als een levensbeschouwelijke basis van de Nederlandse cultuur.
Paragraaf 2.
4 belangrijke joodse geloofspunten:
1. Monotheïsme
Het jodendom is de oudste monotheïstische godsdienst. Het betekend: een godsdienst waarbij ze maar in een god geloven.


2. Het verbond
God heeft met de joden een verbond gesloten. Op basis hiervan beschouwen de joden zich als de uitvolkoren volk van god.

3. Het geloof in een messias
Joden geloven in de komst van een verlosser die het rijk van god zal brengen. Volgens sommige joden is de ideale samenleving hier op aarde. Volgens anderen joden in de hemel.

4. Naleving van de wet.
Om het verbond in tact te houden moeten de joden zich aan de door god geven regels houden. (bijvoorbeeld de 10 gebonden.)

Er zijn 3 soorten joden:
• Orthodoxe joden
• Liberale joden
• Niet- religieuze joden
De orthodoxe joden: ze noemen zichzelf Thora-getrouw. Ze houden zich heel streng aan alle oude regels die in de Thora staan. Ze vinden dat zij het duizende jaren oude geloof op de enige juiste manier bewaren.

De liberale joden: De liberale joden willen hun geloof een meer eigentijds gezicht geven. De liberale joden wijzen het idee dat de Thora letterlijk van god af komt af. Zij denken wel dat de Thora door god geïnspireert is, maar door Mozes en andere geschreven is.
Niet- religieuze joden: zij horen wel bij de joodse bevolking maar doen niks met hun geloof. Ze leven niet volgens de joodse leefregels en geloven niet in god.


Paragraaf 3.
Geschiedenis van de joden:
2000 v. Chr.: onstaan joodse volk. Abraham- isaak- Jacob.aardsvader abraham.
1300 v. chr.: Mozes ontsnapt met het volk volk uit egypte naar het beloofde land. De uittocht genoemd.
1000 v. chr.: joodse volk wordt een eenheid onder koning David.
722 v. chr.: noorden aangevallen door assÿriërs. Zuid aangevallen door babyloniërs waarbij joden gevangen woorden gehouden in babylon.
586 v. chr.: babylon veroverd door de perzen. Joden weer terug naar hun eigen land.
73 n. chr.: opkomst Christendom
500 n. chr. In de middeleeuwen kregen joden overal de schuld van.
1216 n. chr.: joden dragen gele vlek op hun bovenkleding. Joodse mannen dragen een speciale hoed.
1500 n. chr.: belangrijke joodse mensen:
baruch de spinoza, filosoof;
heinrich heine, dichter;
karl marx, filosoof & historicus & econoom;
gustav mahler, componist;
albert einstein, natuurkundige;
franz Kafka, schrijver;
sigmund freud, psycholoog & filosoof;

marc chagall, schilder.

Na de oorlog wilden veel joden een eigen land waar ze veilig met elkaar zouden kunnen leven. Dit heet ‘zionosme’ = het streven naar een eigen joodse staat. Op 14 mei 1948 kregen de joden een eigen staat: Israël. De palestijnen die er eerst zaten waren het er niet mee eens. Dit leidde tot 3 oorlogen. Er is nu nog steeds geen acoord tussen de joden en de palestijnen.