“Lijst Stilistische en narratologische middelen minimumlijst Latijn CEVO”
NB: de voor één auteur specifiek gevraagde begrippen zijn niet verwerkt, afspraak is dat die in de syllabus van het betreffende examen door de auteurs van de syllabus worden verwerkt. (ze zitten hier wel bij, maar dan als “optie”, mochten we eventueel toch besluiten om ze toe te voegen.)
De CEVO gaat ervan uit dat de kandidaten vertrouwd zijn met de volgende stilistische en narratologische begrippen:
STILISTISCHE BEGRIPPEN
Afgebeelde
Zie vergelijking
Alliteratie
Gelijkheid van de beginmedeklinkers van twee of meer woorden
Leentje leerde Lotje lopen langs de lange Lindenlaan
o utinam possim populos reparare paternis
artibus................
(Ovidius, Metamorphoses 1, 363-364)
Anafoor
Het herhalen van hetzelfde tekstelement aan het begin van opeenvolgende
(delen van) zinnen of versregels
En niemand komt niemand tegen
En niemand zegt ik ben een iemandswoord
En niemand zegt ik ben maar ben verzwegen
De hemel zwijgt en zwijgt want enzovoort
(Hans Andreus)
Ille mi par esse deo videtur
Ille si fas est superare divos
(Catullus, carmen 51)
Antithese
Het naast elkaar plaatsen van tegengestelde begrippen
Wat vriendelijker schijn bij vijandelijker haat!
Wat bitterder gemoed bij zoeter liefdeteken!
Wat zedelozer hart bij zedelijker spreken!
Wat Christelijker groet bij duivelser verraad!
uit: Verraderlijke kus van Heiman Dullaert.
Alieni adpetens, sui profusus
(Sallustius, De coniuratione Catilinae 5)
Apostrofe
De auteur richt zich direct tot het/de personage(s) of levenloze dingen in het verhaal.
id vitium nulli per saecula longa notatum
quid non sentit amor? primi vidistis amantes
et vocis fecistis iter, tutaeque per illud
murmure blanditiae minimo transire solebant.
(Ovidius, Metamorphoses 4, 66-69)
Assonantie
Het herhalen van dezelfde beklemtoonde klinkers
Denkend aan Holland
Zie ik brede rivieren
Traag door oneindig
Laagland gaan
(H. Marsman)
spumigeroque tuum fonti, qua plurimus exit,
subde caput corpusque simul, simul elue crimen
(Ovidius, Metamorphoses 11, 140-141)
Asyndeton
Het opsommen van opeenvolgende tekstelementen zonder voegwoord
Dan zou ik mijn boek vertalen in het Maleis, Javaans, Soendaas, Alfoers, Boeginees, Battaks...
(Multatuli, Max Havelaar)
ornat quoque vestibus artus,
dat digitis gemmas, dat longa monilia collo,
aure leves bacae, redimicula pectore pendent.
(Ovidius, Metamorphoses 10, 263-265)
Chiasme
Het kruiselings plaatsen van (grammaticaal) gelijkwaardige tekstelementen binnen een zin of binnen opeenvolgende zinnen
Denkend aan de dood kan ik niet slapen
En niet slapend denk ik aan de dood
(J.C. Bloem)
fundantem arces ac tecta novantem
(Vergilius, Aeneis 4, 260)
NB: chiasme kruiselings laten noteren, dus: fundantem arces, tecta novante.
Climax
Een reeks tekstelementen waarvan de inhoud een stijgende lijn in betekenis en/of
lengte vertoont.
uren, dagen, maanden, jaren,
vliegen als een schaduw heen
(Herman Gorter)
audat digitosque manusque
bracchiaque et nudos media plus parte lacertos;
(Ovidius, Metamorphoses 1, 500-501)
Dramatische ironie
Het procédé waarbij de toeschouwer/lezer meer informatie over de uitgebeelde situatie heeft dan een of meer personage(s) in die situatie.
at rex Odrysius, quamvis secessit, in illa
aestuat et repetens faciem motusque manusque
qualia vult fingit quae nondum vidit, et ignes
ipse suos nutrit cura removente soporem.
Lux erat, et generi dextram complexus euntis
Pandion comitem lacrimis commendat obortis:
“Hanc ego, care gener, quoniam pia causa coegit,
et voluere ambae (voluisti tu quoque, Tereu),
do tibi perque fidem cognataque pectora supplex
per superos oro, patrio ut tuearis amore
et mihi sollicitae lenimen dulce senectae
quam primum (omnis erit nobis mora longa) remittas...”.
(Ovidius, Metamorphoses 6, 490-501)
Ellips
Het weglaten van één of meer tekstelementen die in de context gemakkelijk aangevuld kunnen worden
Opa gaf aan Jan een fiets, aan Piet een step.
“Icare”, ait, “moneo, ne, si dimissior ibis,
unda gravet pennas, si celsior (ibis), ignis adurat .. »
(Ovidius, Metamorphoses 8, 204-205)
Eufemisme
Het in verzachtende taal weergeven van een negatief beladen begrip
inslapen (= sterven)
civitates, quas .. pacaverat (hij had tot vrede gebracht = hij had onderworpen)
(Caesar, De Bello Gallico 7, 65.4)
Hyperbaton
Het van elkaar scheiden van twee tekstelementen die een grammaticale eenheid
vormen.
N.B.: de scheiding van de tekstelementen wordt gevormd door tekstelementen die niet met de grammaticale eenheid te maken hebben.
In nova fert animus mutatas dicere formas
corpora
(Ovidius, Metamorphoses 1, 1-2)
Hyperbool
Een sterke overdrijving
Jij bent ontzettend sterk (gezegd tegen een klein kind)
Talia iactanti stridens Aquilone procella
velum adversa ferit, fluctusque ad sidera tollit
(Vergilius, Aeneis 1, 102-103)
Ironie
Opmerking waarbij spottend het tegendeel naar voren wordt gebracht van wat
eigenlijk wordt bedoeld.
Grapjas! (gezegd tegen iemand die een vervelende streek heeft uitgehaald)
...hic insidiator...
(Cicero, Pro Milone 28)
(bedoeld is Milo, terwijl Cicero juist probeert aan te tonen dat hij zeker niet degene is die de aanval heeft geopend)
Litotes
Het ontkennen van een begrip met als doel het tegendeel te benadrukken.
Daar ben ik niet vies van. (= ik vind het héél lekker!)
..................'ego te, quae plurima fando
enumerare vales, numquam, regina, negabo
promeritam, nec me meminisse pigebit Elissae
(Vergilius, Aeneis 4, 333-335)
Metafoor
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden