Voornaamwoorden |
Gebruik |
Vertaling |
Opmerkingen |
Persoonlijke voornaamwoorden |
|||
ego tu nos vos |
zelfst. |
ik jij, u wij jullie, u |
De nominatief wordt alleen gebruikt als het ond. nadruk heeft. |
Bezittelijke voornaamwoorden |
|||
meus, -a, -um tuus, -a, -um noster, -tra, -trum vester, -tra, -trum suus, -a, -um |
bijv. |
mijn jouw, je, uw onze, ons jullie, uw zijn, haar, hun |
Als een bezittelijk voornaamwoord voor zijn dominant staat, heeft het nadruk. |
Vragend voornaamwoord |
|||
quis, quae, quid qui quae, quod |
zelfst. bijv. |
wie ?; onz. wat? welk(e)? |
Quis en quid zijn altijd zelfst. De overige vormen kunne ook bijvoeglijk zijn |
Aanwijzend voornaamwoord |
|||
is, ea, id |
zelfst. / bijv. |
terugwijzend: die, dat; zelfst. past meestal de vertaling met een per-soonlijk of een bezit-telijk vnw. |
De vormen van is verwijzen nooit naar het onderwerp van de zin. |
hic, haec, hoc |
terugwijzend: die/dat ruimtelijk: deze/dit … hier |
(=hier bij mij) |
|
iste, ista, istud |
ruimtelijk: die/dat ... daar |
(=daar bij jou) |
|
ille, illa, illud |
terugwijzend: die/dat ruimtelijk: die/dat … daar |
(=daar bij hem) |
|
idem, eadem, idem |
dezelfde, hetzelfde |
||
ipse, ipsa, ipsum |
… zelf; precies, juist, net |
||
Betrekkelijk voornaamwoord |
|||
qui, quae, quod |
die, dat |
NGG: een betrekkelijk voornaamwoord ont-leent genus en getal aan zijn antecedent; de naamval wordt bepaald door zijn functie in de betrekkelijke bijzin |
|
Verbindend betrekkelijk voornaamwoord |
|||
vorm van qui = et + vorm van is |
zelfst./bijv. |
en hij, zij … |
Het verbindend betrek-kelijk voornaamwoord staat altijd in het eerste zinsdeel van de zin. |
Onbepaald betrekkelijk voornaamwoord |
|||
vorm van qui= vorm van (is) qui |
zelfst. |
wie (= degene die); onz. wat (= datgene wat) |
|
quicumque, quaecumque, quodcumque |
zelfst. |
al wie; onz. al wat |
|
quisquis, quidquid |
zelfst. |
al wie al wat |
|
Onbepaald voornaamwoord |
|||
aliquis, aliqua, aliquid aliqui, aliqua, aliquod |
zelfst. bijv. |
iemand; onz. iets een of ander |
Aliqua is de vorm voor de nom. vr. enk. en de nom./acc. onz. mv. Na si en nisi wordt het voorvoegsel ali- weggelaten: si quis = si aliquis. |
quidam, quaedam, quiddam quidam, quaedam, quoddam |
zelfst. bijv. |
(een bepaald) iemand een bepaalde, een zekere |
Net als bij de verbuiging van idem val voor een -d- de -s- soms weg en verandert de -m- in een -n- |
quisquam, quicquam |
zelfst. |
(ook maar) iemand (ook maar) iets |
|
quisque, quaeque, quidque |
zelfst. |
ieder |
Quisque (nom. m. enk.) kan zowel zelfstand als bijvoeglijk zijn. |
Overzicht voornaamwoorden
- Samenvatting door een scholier
- 2e klas aso | 489 woorden
- 20 maart 2017
- 88 keer beoordeeld
88
keer beoordeeld
Bewaar of download dit verslag!
Om dit verslag toe te voegen aan je persoonlijke leeslijsten of te downloaden moet je geregisteerd zijn bij Scholieren.com.
25.039 scholieren gingen je al voor!
Ook lezen of kijken

Waarom scholen meer moeten doen aan talentontwikkeling

Van vmbo naar mbo: 'Ik heb nu meer vriendinnen'

REACTIES
1 seconde geleden