Les 3a:
Het Latijn heeft geen lidwoorden. In een vertaling moet je die er zelf bijzetten.
Les 3b:
In het Latijn heeft een zelfstandig naamwoord verschillende uitgangen.
De verschillende vormen of naamvallen van een woord hebben een naam. Hieronder een schema van 2 naamvallen en hun functie.
Vorm |
Functie |
Nominativus |
1. Onderwerp 2. Naamwoordelijk gezegde |
Accusativus |
Lijdend voorwerp |
Les 3c:
Latijnse zelfstandige naamwoorden kunnen worden ingedeeld in verschillende groepen:
1. Woorden die in de Nominativus eindigen op –a. Zoals filia.
2. ~Woorden die in de Nominativus eindigen op –us. Zoals dominus.
~Woorden die in de Nominativus eindigen op –um. Zoals bellum.
3. Woorden die in de Nominativus eindigen op een andere uitgang dan –a, -us en –um. Zoals urbem.
1. Filia-groep |
2. Dominus-groep/ bellum-groep |
3. Urbs-groep |
|
Nominativus |
Filia |
Dominus bellum |
Urbs |
Accusativus |
Filiam |
Dominum bellum |
Urbem |
Les 4a:
Alle latijnse zelfstandige naamwoorden hebben een geslacht: mannelijk, vrouwelijk of onzijdig.
Met de volgende regels kun je het geslacht vaststellen:
1. Een zelfstandig naamwoord dat een man of een mannelijk dier aanduidt, dat geld ook voor de vrouwelijke woorden.
2. Als je regel 1 niet kunt toepassen, moet je kijken naar de uitgang in de Nominativus enkelvoud. Een –a als uitgang is het meestal vrouwelijk, een –us als uitgang is meestal mannelijk. En een –um is altijd onzijdig.
3. Achterin het lesboek is een lijst van alle woorden en daar staat het geslacht ook achter.
Les 4b:
Een bijvoeglijk naamwoord heeft altijd dezelfde naamval en hetzelfde geslacht al het zelfstandig naamwoord waarmee het verbonden is. Zo verbuig je bijvoeglijk naamwoorden:
Mannelijk |
Vrouwelijk |
Onzijdig |
|
Nominativus |
Bonus pulcher |
Bona pulchra |
Bonum pulchrum |
Accusativus |
Bonum pulchrum |
Bonam pulchram |
Bonum pulchrum |
Een voorzetsel heeft altijd een vaste naamval bij zich.
Les 4c:
Een bijvoeglijk naamwoord kan op 3 manieren worden gebruikt:
1. Zuiver bijvoeglijk. Het staat voor of achter het zelfstandig naamwoord waarmee het verbonden is.
2. Als naamwoordelijk deel van het gezegde.
3. predicatief, bijv. timida cogitat (bang denkt zij) in deze zin zegt het bijvoeglijk naamwoord timida zowel iets van zij (het onderwerp van cogitat) als cogitat zelf.
Les 5a:
De 3e persoon meervoud van een werkwoord herken je aan de uitgang –nt. Het hele werkwoord (infinitvus) heeft de uitgang –re.
Les 5b:
Bijvoeglijk naamwoord-type: fortis. De bijvoeglijke naamwoorden of –is. Die verbuig je zo:
Mannelijk/vrouwelijk |
Onzijdig |
|
Nominativus enkelvoud |
Fortis |
Forte |
Accusativus enkelvoud |
Fortem |
Forte |
Les 5c:
Latijnse werkwoorden kunnen we in verschillende groepen worden onderverdeeld.
1. de werkwoorden waarvan de stam eindigt op een -a. (saluta-t)
2. de werkwoorden waarvan de stam eindigt op een –e. (terre-t)
3. de werkwoorden waarvan de stam eindigt op een medeklinker. (mitt-i-t)
4. de werkwoorden waarvan de stam eindigt op een –i. (audi-t)
Zo vervoeg je ze:
3e persoon enkelvoud |
Salutat |
Terret |
Mittit |
Audit |
3e persoon meervoud |
Salutant |
Terrent |
Mittunt |
Audiunt. |
Les 6a:
Meervoud in Nominativus en Accusativus van zelfstandige naamwoorden:
1. filia-groep |
2. dominus- groep |
Bellum groep |
3. urbs groep |
Nomen-groep. |
|
Nom. Ev. |
Filia |
Dominus |
Bellum |
Urbs |
Nomen |
Nom. Mv |
Filiam |
Dominum |
Bellum |
Urbem |
Nomen |
Nom. Mv. |
Filiae |
Domini |
Bella |
Urbes |
nomina |
Acc. Mv. |
Filias |
Dominus |
Bella |
Urbes |
nomina |
Bijvoeglijke naamwoorden:
Mannelijk |
Vrouwelijk |
Onzijdig |
Mnl./vrl. |
Onz. |
|
Nom. Ev. |
Bonus pulcher |
Bona pulchra |
Bonum pulchrum |
Fortis |
Forte |
Acc. Ev. |
Bonum pulchrum |
Bonam pulchram |
Bonum pulchrum |
Fortem |
Forte |
Nom. Mv. |
Boni pulchri |
Bonae pulchrae |
Bona pulchra |
Fortes |
Fortia |
Acc. Mv. |
Bonos pulchros |
Bonas pulchras |
Bona pulchra |
Fortes |
fortia |
Les 6b:
De verleden tijd word in het Latijn praesens genoemt, die je kunt herkennen aan de –v- achter de stam en voor de persoonsuitgang.
3e persoon enkelvoud verledentijd uitgang: -v-it
3e persoon meervoud verledentijd uitgang: -v-erunt.
Je kunt de verledentijd op 2 manieren vertalen bijv. audivit: hij hoorde, hij heeft gehoord.
Les 7a:
De volledige vervoeging van het praesens van de a-, e-, medeklinker- en i-stam gaat als volgt:
a-stam |
e-stam |
Medeklinker-stam |
i-stam |
|
Ik |
Saluto |
Terreo |
Mitto |
Audio |
Jij |
Salutas |
Terres |
Mittis |
Audis |
Hij/zij/het |
Salutat |
Terret |
Mittit |
Audit |
Wij |
Salutamus |
Terremus |
Mittimus |
Audimus |
Jullie |
Salutatis |
Terretis |
Mittitis |
Auditis |
Zij |
salutant |
Terrent |
Mittunt |
Audiunt |
Infinitivus |
Salutare |
Terrere |
Mittere |
audire |
REACTIES
1 seconde geleden