Grammatica t/m les 19

Beoordeling 7.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 2e klas vwo | 1485 woorden
  • 9 maart 2017
  • 22 keer beoordeeld
Cijfer 7.5
22 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Naamwoord

Zelfstandig naamwoord

 

Groep 1

Groep 2

Groep 3

nom. ev

-a

-us

-um

-

-

gen. ev

-ae

-i

-i

-is

-is

dat. ev

-ae

-o

-o

-i

-i

acc. ev

-am

-um

-um

-em

-

abl. ev

-a

-o

-o

-e

-e

nom. mv

-ae

-i

-a

-es

-a

gen. mv

-arum

-orum

-orum

-um

-um

dat. mv

-is

-is

-is

-ibus

-ibus

acc. mv

-as

-os

-a

-es

-a

abl. mv

-is

-is

-is

-ibus

-ibus

Functies

Nominativus

  • Onderwerp;
  • Naamwoordelijk deel van het gezegde.

Genitivus

  • Bijvoeglijke bepaling;
  • Aanvulling op woorden.

Dativus

  • Meewerkend voorwerp;
  • Aanvulling op werkwoorden;
  • Bijwoordelijke bepaling (aan wie, voor wie).

Accusativus

  • Lijdend voorwerp;
  • Accusativus van tijdsduur;
  • Bijvoeglijke bepaling na bepaalde voorzetsels.

Ablativus

  • Bijwoordelijke bepaling;
  • Aanvulling op bepaalde werkwoorden.

Bijvoeglijk naamwoord

 

Groep 1 & 2

Groep 3

 

M

V

O

M/V

O

M/V

O

nom. ev

-us

-a

-um

-is

-

-

-

gen. ev

-i

-ae

-i

-is

-is

-is

-is

dat. ev

-o

-ae

-o

-i

-i

-i

-i

acc. ev

-um

-am

-um

-em

-

-em

-

abl. ev

-o

-a

-o

-e

-e

-i

-e

nom. mv

-i

-ae

-a

-es

-a

-es

-ia

gen. mv

-orum

-arum

-orum

-um

-um

-ium

-ium

dat. mv

-is

-is

-is

-ibus

-ibus

-ibus

-ibus

acc. mv

-os

-as

-a

-es

-a

-es

-ia

abl. mv

-is

-is

-is

-ibus

-ibus

-ibus

-ibus

In groep 3 zitten ook woorden op -er die in het mannelijk, vrouwelijk en onzijdig een aparte nominativus hebben. Die gaan uit op respectievelijk –er, -is, -(e)re.

Het bijvoeglijk naamwoord congrueert met het zelfstandig naamwoord.

Accusativus cum Infinitivo

AcI is de indirecte rede. In de aci staan twee accusativi: de subjectsaccusativus en de gewone accusativus. Als de handeling in de AcI tegelijk plaatsvindt met de handeling van de zin heet dat gelijktijdigheid. Er is sprake van voortijdigheid als de AcI voor de handeling heeft plaatsgevonden.

Voornaamwoord

Persoonlijk voornaamwoord

 

1e persoon

2e persoon

3e persoon

nom. ev

ego

tu

is

ea

id

gen. ev

-

-

eius

eius

eius

dat. ev

mihi

tibi

ei

ei

ei

acc. ev

me

te

eum

eam

id

abl. ev

me

te

eo

ea

eo

nom. mv

nos

vos

ei

eae

ea

gen. mv

nostrum

vestrum

eorum

earum

eorum

dat. mv

nobis

vobis

eis

eis

eis

acc. mv

nos

vos

eos

eas

ea

abl. mv

nobis

vobis

eis

eis

eis

Bezittelijk voornaamwoord

De woorden mijn: meus (mea, meum), jouw: tuus (tua, tuum), ons/onze: noster (nostra, nostrum) en jullie: vester (vestra, vestrum) worden gebruikt als bezittelijk voornaamwoord, ze worden verbogen als het bijvoegelijk naamwoord van groep 1 en 2.

De genitivus van het persoonlijk voornaamwoord wordt gebruikt om de bezitter van iets aan te duiden, de bezitter is dan niet het onderwerp van de zin.

Het bezittelijke voornaamwoord suus wordt gebruikt om de bezitter van iets aan te duiden, de bezitter is dan het onderwerp van de zin. Suus wordt verbogen volgens de bijvoeglijke naamwoorden van groep 1 en 2.

Wederkerend voornaamwoord

De 1e en 2e persoon van het wederkerend voornaamwoord zijn hetzelfde als die van het persoonlijk voornaamwoord. Alleen de 3e persoon is anders, de 3e persoon is ook in ev en mv hetzelfde:

nom. ev  + mv

-

gen. ev + mv

sui

dat. ev +mv

sibi

acc. ev + mv

se

abl. ev + mv

se

Aanwijzend voornaamwoord

nom. ev

hic

haec

hoc

gen. ev

huius

huius

huius

dat. ev

huic

huic

huic

acc. ev

hunc

hanc

hoc

abl. ev

hoc

hac

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Leraar worden

Alles wat je moet weten over leraar worden

hoc

nom. mv

hi

hae

haec

gen. mv

horum

harum

horum

dat. mv

his

his

his

acc. mv

hos

has

haec

abl. mv

his

his

his

 

deze

deze

dit

nom ev

ille

illa

illud

gen ev

illius

illius

illius

dat ev

illi

illi

illi

acc ev

illum

illam

illud

abl ev

illo

illa

illo

nom mv

illi

illae

illa

gen mv

illorum

illarum

illorum

dat mv

illis

illis

illis

acc mv

illos

illas

illa

abl mv

illis

illis

illis

 

die

die

dat

nom ev

iste

ista

istud

gen ev

istius

istius

istius

dat ev

isti

isti

isti

acc ev

istum

istam

istud

abl ev

isto

ista

isto

nom mv

isti

istae

ista

gen mv

istorum

istarum

istorum

dat mv

istis

istis

istis

acc mv

istos

istas

ista

abl mv

istis

istis

istis

 

die

die

dat

Ille spreekt een positieve waardering uit.
Iste spreekt een negatieve waardering uit.

Hic wijst naar wat in bereik van de spreker is.
Ille wijst naar wat verder weg is.
Iste wijst naar wat in het bereik van de aangesproken persoon is.

Betrekkelijk voornaamwoord

 

M

V

O

nom. ev

qui

quae

quod

gen. ev

cuius

cuius

cuius

dat. ev

cui

cui

cui

acc. ev

quem

quam

quod

abl. ev

quo

quo

quo

nom. mv

qui

quae

quae

gen. mv

quorum

quarum

quorum

dat. mv

quibus

quibus

quibus

acc. mv

quos

quas

quea

abl. mv

quibus

quibus

quibus

Het betrekkelijk voornaamwoord komt in geslacht overeen met het antecedent. De functie van het betrekkelijk voornaamwoord wordt bepaald door de functie van het betrekkelijk voornaamwoord in de bijzin.

Vragend voornaamwoord

 

Zelfstandig gebruikt

Bijvoeglijk gebruikt

 

M/V

O

M

V

O

nom. ev

quis

quid

qui

quae

quod

gen. ev

cuius

cuius

cuius

cuius

cuius

dat. ev

cui

cui

cui

cui

cui

acc. ev

quem

quid

quem

quam

quod

abl. ev

quo

quo

quo

quo

quo

nom. mv

qui

quae

qui

quae

quae

gen. mv

quorum

quorum

quorum

quarum

quorum

dat. mv

quibus

quibus

quibus

quibus

quibus

acc. mv

quos

quea

quos

quas

quea

abl. mv

quibus

quibus

quibus

quibus

quibus

 

wie?

wat?

welk(e)?

welk(e)?

welk(e)?

Bijwoord

Het bijwoord van groep 1 en 2 wordt gevormd door een e toe te voegen aan de stam.

Het bijwoord van groep 3 wordt gevormd door (i)ter toe te voegen aan de stam.

Bijwoorden zijn onverbuigbaar.

Werkwoord

Actief

 

Praesens

 Imperfectum

Perfectum

Plusquamperfectum

1e ev

- o

- ba-m

- i

- era-m

2e ev

- s

- ba-s

- isti

- era-s

3e ev

- t

- ba-t

- it

- era-t

1e mv

- mus

- ba-mus

- imus

- era-mus

2e mv

- tis

- ba-tis

- istis

- era-tis

3e mv

- nt

- ba-nt

- erunt

- era-nt

imp. ev

-

-

-

-

imp. mv

- te

-

-

-

inf.

- re

-

- isse

-

Plakletters

  • U voor: 3e pers mv i-stam, mk-stam en gemengde groep praesens;
  • I voor: ev, 1e + 2e pers mv en imperativus mv mk-stam en gemengde groep praesens;
  • E voor: imperativus ev mk-stam (soms) en gemengde groep (altijd). Ook imperfectum mk-stam en gemengde groep.

Vertaling

  • Praesens: onvoltooid tegenwoordige tijd;
  • Imperfectum: onvoltooid verleden tijd;
  • Perfectum: voltooid tegenwoordige tijd + onvoltooid verleden tijd;
  • Plusquamperfectum: voltooid verleden tijd.

Passief:

 

a + e-stam

a + e-stam

i-stam

mk-stam

 

 

 

Praesens

1e ev

-or

-or

-or

2e ev

-ris

-ris

-e-ris

3e ev

-tur

-tur

-i-tur

1e mv

-mur

-mur

-i-mur

2e mv

-mini

-mini

-i-mini

3e mv

-ntur

-u-ntur

-u-ntur

inf.

-ri

-ri

-i

Onregelmatige werkwoorden

 

Esse

Posse

Velle

Nolle

Malle

Ire

1e ev pr

sum

possum

volo

nolo

malo

eo

2e ev pr

es

potes

vis

non vis

mavis

is

3e ev pr

est

potest

vult

non vult

mavult

it

1e mv pr

sumus

possumus

volumus

nolumus

malumus

imus

2e mv  pr

estis

potestis

vultis

non vultis

mavultis

itis

3e mv pr

sunt

possunt

volunt

nolunt

malunt

eunt

imp. ev

es

-

-

noli

-

i

imp. mv

este

-

-

nolite

-

ite

inf. pr

esse

posse

velle

nolle

malle

ire

1e ev pf

fui

potui

volui

nolui

malui

ii

2e ev pf

fuisti

potuisti

voluisti

noluisti

maluisti

isti

3e ev pf

fuit

potuit

voluit

noluit

maluit

iit

1e mv pf

fuimus

potuimus

voluimus

noluimus

maluimus

imus

2e mv  pf

fuistis

potuistis

voluistis

noluistis

maluistis

istis

3e mv pf

fuerant

potuerant

voluerunt

noluerunt

maluerunt

ierunt

inf. pf

fuisse

potuisse

voluisse

noluisse

maluisse

isse

1e ev impf

eram

poteram

volebam

nolebam

malebam

ibam

2e ev impf

eras

poteras

volebas

nolebas

malebas

ibas

3e ev impf

erat

poterat

volebat

nolebat

malebat

ibat

1e mv impf

eramus

poteramus

volebamus

nolebamus

malebamus

ibamus

2e mv  impf

eratis

poteratis

volebatis

nolebatis

malebatis

ibatis

3e mv impf

erant

poterant

volebant

nolebant

malebant

ibant

Participium

-

-

volens, ntes

nolens, ntes

-

iens, euntes

 

zijn

kunnen

willen

niet willen

liever willen

gaan

Het plusquamperfectum is bij alle werkwoorden regelmatig

Participium praesens (tegenwoordig deelwoord)

 

Enkelvoud

Meervoud

 

M/V

O

M/V

O

nom.

-s

-s

-tes

-tia

gen.

-tis

-tis

-tium

-tium

dat.

-ti

-ti

-tibus

-tibus

acc.

-tem

-s

-tes

-tia

abl.

-te

-te

-tibus

-tibus

PPA vorm je door bij de stam van het werkwoord een n en de uitgang toe te voegen.

Predicatief gebruikt betekent dat het woord verbonden is met twee andere woorden/woordgroepen. Het participium kan ook als bijwoordelijke bijzin of bijvoeglijke bepaling vertaald worden.

Het PPA is gelijktijdig met de persoonsvorm uit de zin.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.