Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Kunstgeschiedenis Middeleeuwen tot nu

Beoordeling 5.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 2195 woorden
  • 29 mei 2006
  • 75 keer beoordeeld
Cijfer 5.4
75 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Kunstgeschiedenis

Middeleeuwen (500 – 1500): God centrum v.d. wereld
Kunstenaar in de middeleeuwen = Anonieme ambachtsman, geen roem

Middeleeuwse afbeeldingen: Belangrijkste figuur is groter getekend dan de rest>

Twee periodes in de middeleeuwse kunst:
1. Romaanse kunst (ong. 1000 – 1150): Er zijn veel Romeinse kenmerken in terug te vinden (rondbogen, kruisgewelven).
Monumentaal (grof), stevige rand omlijning, niet 3D, voorstelling is altijd religieus, klein begin perspectief.
Beeldhouwkunst voornamelijk bij kerken (vooral bij de entree en kapitelen boven de zuilen binnen in de kerk), poging tot glas in lood.


Romaanse Kunst, Cathédrale St. Lazare

2. Gotische kunst (1150 tot 1500): Wereldlijker dan het Romaans (niet alleen kerk). Zeer grote kathedralen, rijk gekleurd glas in lood, elegante stijl, beweeglijk, illusionisme, natuurlijke gelaatsuitdrukking.
Complete voorstelling die in één blik wordt opgenomen.
Kathedralen worden veel lichter van constructie en opbouw (dmv skeletbouw, steunberen geven stevigheid aan het gebouw -> muren van de kerk hebben dan geen draagfunctie meer waardoor er grote openingen in de muren kunnen worden gemaakt met glas en lood).

Laat gotiek: Olieverf, details, portretschilderijen.

Gotische kunst; Giotto
Gotische architectuur:
- Hoog en smal, verticale elementen
- Spitsbogen, hoge spitse vormen
- Pinakels (soort spitse versierde torentjes), hogels, kruisbloemen (versieringen / onderdelen pinakels)
- Verfijnd karakter (klein, sierlijk)

Renaissance (rond 1300 in Italië, 15e / 16e eeuw): Nieuw tijdperk; ontdekkingen (Columbus), veroveringen, geestelijke crisis (reformatie -> nieuwe inzichten qua geloof). De renaissance is het opnieuw ontdekken van de klassieke kunst die door de middeleeuwen ingestort was. Begonnen in Italië.

Kunstenaar wordt gezien als genie. In de middeleeuwen was het scheppen een recht van God.

Kunstenaar individu, roem, wedergeboorte van klassieke stijl.

Stijlkenmerken renaissance:
- klassieke architectuur
- realisme (nabootsen natuur)
- lichamelijke verhoudingen kloppen
- natuurlijke belichting (schaduw)
- toepassingen van verkortingen
- zorgvuldige natuurstudie (materialen zijn natuurlijk getekend)
- illusionisme (gezichtsbedrog)

Kunstwerken uit de Rennaissance, links Driekoningenfresco en rechts Mona Lisa

Barok (vanaf 1600): (Rembrandt, Vermeer)
Sterk realisme
opvallend licht / donker (clair-obscur) -> mysterieuze werking, geloofsmystiek.
Anatomische kennis (lichaamsverhoudingen kloppen)

Barok; Willem Claesz Heda, Stilleven

17e eeuw -> houtsnedes om te kopiëren, etsen (= fijner / krassen): creatiever.

Rococo (18e eeuw): Verfijning van barok -> meer naar het kleine toe.

Grillig gebogen lijnen (krullig)
Intieme taferelen (maar zonder emoties)
Lichte, speelse vormen

Roccoco; A Rake’s Progress door Hogarth

Neoclassicisme / Romantiek (1750 – 1850): Industriële revolutie, uitvinding stoommachine, ook politieke revolutie (vrijheidsstrijd Amerika / Franse revolutie)

Neoclassicisme en romantiek kunnen als één stroming gezien worden, maar hebben ook verschillen.

Neoclassicisme = Opnieuw belangstelling voor klassieke oudheid, kunst is hoogwaardig.
In deze tijd was de herontdekking van de Griekse kunst als bron van de klassieke stijl, en opgravingen van Pompeï en Herculaneum.

Romantiek = Emotie als doel: Onaangetaste natuur, woest, wisselend, indrukwekkend. Reactie tegen de overdrevenheid v.d. Barok.

Romantiek; Delacroix: Liberty Leading
the people

Neo-gotiek: Eigen bouwstijl van noord Europa op basis van nationalisme (vaderlands liefde).

Impressionisme (vanaf 1850): Alledaagse zaken worden geschilderd. Licht / kleur, geen zwart (alles heeft kleur totdat er geen licht meer opvalt, ook schaduw). Kleuren worden ongemengd in korte strepen naast elkaar op het doek gezet. Omtreklijn wordt verwaarloosd. Impressie is indruk -> Indruk van bepaald moment wilt de schilder vastleggen, momentopname


Invloed door ontstaan fotografie:
- vogelvlucht (vanuit hoog standpunt)
- afsnijdingen maken
- detailopname

Hoewel er invloed van fotografie is, geeft de impressionist op een persoonlijke wijze de werkelijkheid weer (meer dan alleen nabootsen).
Impressionisme, door Camille Pisarro
Van Gogh: Eigen betrokkenheid bij wat hij uitbeeldt, hij vergroot onderdelen, extra richting of accent, heftig kleurgebruik. De expressie van het geschilderde is voor hem het grootste belang, hij wil verder gaan dan alleen wat je ziet. Daarom is Van Gogh een belangrijke voorloper van het expressionisme. Hij begint als impressionist maar slaat nieuwe wegen in (hij maakt ook gebruik van andere stijlen als pointillisme en post-impressionisme).
Andere belangrijke namen zijn Paul Cézanne en Paul Caugain.

Van Gogh

Pointillisme (Neo-impressionisme, 1880): Gebruik van ongemengde gekleurde puntjes / stippen verf. Uitsluitend primaire kleuren, rode en gele stippen ‘mengen’ zich in ons oog tot oranje (complementaire kleur).


Pointillisme; George Seurat, A Sunday Afternoon
Post-impressionisme (rond 1880): Jonge schilders keren zich van impressionisme af, door wetenschappelijk optimisme (eerste kleurenfoto, ontdekking chromosomen, telefoon, elektrische locomotief).
Kunstenaars gaan allemaal individueel te werk, maar ze hebben ook veel gemeenschappelijk (door impressionistische uitgangspunten): Meer stabiliteit, stevige omtreklijnen, vaak ook gebruik van duizenden stippen, gemengde kleuren (door ontdekking spectrumkleuren -> wit zonlicht kon uit elkaar gehaald worden in meerdere kleuren: Rood, oranje, geel, groen, blauw, indigo, violet).

Uit het post-impressionisme ontwikkelen zich stromingen die niet meer direct op het impressionisme terug te voeren zijn: Expressionisme, fauvisme, symbolisme, jugendstil.

Paul Cézanne; Montagne Saint Victoire

Impressief kleurgebruik = Kleurgebruik waar geprobeerd wordt de waargenomen kleur zo precies mogelijk weer te geven. (objectief, werkelijkheid)

Expressief kleurgebruik = Kleurgebruik waarmee we gevoelens proberen zichtbaar te maken. (subjectief, afwijkend van de werkelijkheid, overdreven met persoonlijke bedoeling)

Cerebraal kleurgebruik = Gras is groen, lucht is blauw, strand is geel, lippen zijn rood. Het doet er niet toe welk groen, blauw etc gebruikt wordt; potjeskleuren zijn zonder te mengen geschikt.

Symbolisch kleurgebruik = door afspraken bepaald; rood staat voor liefde etc.

Expressionisme (ong vanaf 1900): Kleur speelt belangrijke rol, schilder kiest kleur die de beste uitdrukking (expressie) heeft -> Expressief. De stroming is (in het begin) somber van aard. (vooral in Duitsland)

Expressionisme; Edvard Munch, The Scream

Fauvisme: Feestelijk, zonnig van aard. Heldere felle kleuren, grote vlakken, zonder schaduw. Duidelijke omtreklijn (contour). Veel horizontale en verticale lijnen. (vooral in Frankrijk)

Fauvisme: Henri Matisse, La tristesse du roi

Jugendstil (Art Nouveau): Sierlijke vormen / lijnen. Deze stroming werd lange tijd niet serieus genomen (te vrolijk / onnozel en te veel bepaald door eenvoudige uitgangspunten).
(Slaoliestijl)

Jugendstil: Gustav Klimt, Lebensbaum
Het Symbolisme: Hier streven kunstenaars ernaar om hogere, diepere, geheime en mysterieuze waarheden weer te geven. (Soms met engelen etc, maar meestal geen religieuze kunst). Het wordt een kunst voor betrokkenen, voor mensen die de gebruikte symbolen en verwijzingen een betekenis kunnen geven.

Symbolisme: Odilon Redon, De cycloop

Kubisme (1907, Picasso, Braque): Stevige structuur, harmonieuze indeling. Vormen: Bol, kegel, cilinder (kubussen) -> Geometrisch kubisme (eerste periode kubisme): Alle vormen lijken afgeleid te zijn van eenvoudige geometrische vormen.

Geometrisch kubisme; Picasso, Les Demoiselles
d'Avignon

Tijd (moment opname) en ruimte (dmv perspectief lijkt ieder schilderij een soort venster waardoor je in een tastbare ruimte kijkt) hebben in de beeldende kunst (vooral schilderkunst) vanaf de renaissance een hoofdrol gespeeld. Tot ong. 1900 waren tijd en ruimte stabiele onveranderbare grootheden en probeerde kunstenaars deze zo goed mogelijk weer te geven (net echt).
Rond 1900 begon men te twijfelen aan stabiliteit van tijd en ruimte door filosofische uitspraken (vierde dimensie met verbinding tussen tijd en ruimte), hierdoor ontstond het kubisme (Picasso en Braque waren de uitvinders hiervan).
Analytisch Kubisme: Meer dan één gezichtspunt, van meer kanten bekeken. Vormen worden uit elkaar gehaald en van verschillende kanten bekeken, hieruit vormt de kubist een nieuwe compositie. Vormen zijn dus belangrijk. Kleur beperkt (grijs / bruin).
Het lijken snippers tijd die in beeld worden gebracht.

Herkenbaarheid van object verdwijnt -> richting abstract.

Analytisch kubisme; Uhde

Synthetisch kubisme: Collage vorm, vlakken door en over elkaar, samenvoegen van papier, stof, hout etc, zelfs stukjes spiegel. Object wordt van verschillende kanten bekeken, licht lijkt overal vandaan te komen, weinig kleur, open geometrische vormen vloeien als het ware in elkaar.

Syntetisch Kubisme: Picasso, Stilleven met stoelmattig

Als in 1914 de eerste wereld oorlog uitbreekt wordt de samenwerking tussen Picasso en Braque beëindigt. Braque moet het leger in, Picasso werkt door en krijgt steeds meer commercieel succes. De vruchtbare periode van het kubisme is afgelopen, maar de kubistische vormgeving zal voor de kunst van de twintigste eeuw van groot belang blijken te zijn.

Futurisme (1909): Meer een beweging dan een stijl of stroming. De kunst v.d. futuristen gaat over snelheid, geweld en lawaai (verheerlijken de oorlog, verachting voor de vrouw). Kleur was een heel belangrijk element, het kon niet bont genoeg zijn. Stilistisch is het allemaal een beetje onzuiver, we zien allerlei invloeden. De vormgeving kan geïnspireerd zijn door het kubisme of het (neo)impressionisme.
Futurisme; Balla, Dynamiek v.e. hond aan de lijn

Door de industriële revolutie (vanaf 1800) was er grote technische vooruitgang, maar het handwerk leed eronder omdat allerlei producten met machines veel sneller en dus goedkoper konden worden gemaakt. Aan het ontwerp v.d. producten werd geen aandacht besteed.
Bepaalde kunstzinnige groeperingen proberen kunst en industrie te combineren (Arts & Crafts beweging, Jugendstil-kunstenaars), maar de producten worden meestal te duur. Een reactie hier op is:

Das Bauhaus (1909) = Soort school / opleiding -> Vereniging van alle kunsten o.l.v. architectuur, probeerde kunst(enaars) niet meer wereldvreemd maken. Combinatie tussen kunst en industrie (kunst in vorm van stoelen, gebouwen etc).

De bindende uitgangspunten waren de geometrische vormen en de mogelijkheid om het werk industrieel te maken zonder overbodige decoratie.
Das Bauhaus onderhield nauwe contacten met de Nederlandse Stijlgroep en de Russische Constructivisten. Hun idealen lagen dan ook in elkaars verlengde.
Das Bauhaus werd verboden door de nazi’s (deze waren nationalistisch en hadden een heel ander beeld van kunst).

De Stijl (Mondriaan, 1917): Nieuw soort kunst ontstaan door de 1e Wereld Oorlog, nieuw soort kunst zou passen bij een nieuwe, zuivere mens die als de oorlog was afgelopen een nieuwe wereld moest opbouwen.
- Abstrahering (uitbanning van de concrete voorstelling)
- Gebruik 3 primaire kleuren (rood, blauw, geel) -> geen mengkleuren
- Zwart / wit en hun mengingen
- Horizontale en verticale lijnen -> Rechthoekige vlakken

Kunstenaar Doesburg gebruikte ook diagonale lijnen. Hierdoor ontstond een ruzie met Mondriaan.

De Stijl (Mondriaan, Doesberg) had veel invloed op architectuur, binnenhuis decoratie, meubelindustrie, vormgeving boeken / affiches.

De Stijl, Piet Mondriaan
Russisch constructivisme (1915): Abstracte vormen: Non-figuratief. Te vergelijken met de stijl; Strakke vormen etc. Soort ingenieurswerk, dat met passer en liniaal kan worden gemaakt, zonder persoonlijke kenmerken.

Constructivisme, Vlaimir Tatlin; De Derde Russische Internationale


Surrealisme (1922, Marcel Duchamp, Salvador Dali): Herkenbare dingen in een vreemde omgeving -> Fantasie, droomleven, onderbewustzijn. Soms zie je het kunstwerk wel als een venster, maar het werk toont ons geen werkelijkheid of zichtbare wereld. In plaats daarvan een visioen, droom en soms nachtmerrie.
Ready-made: Het gebruik van een kant en klaar voorwerp

Surrealisme; Salvador Dali, The Persistence of
Memory

Surrealisme lijkt op Dada, maar is anders bedoelt. Dada-kunstenaars wilden geen kunst maken, ze vonden het flauwekul. Surrealisten vonden hun werk wel heel belangrijk. Net als bij Dada spelen toeval en experimenteren ook bij het surrealisme een belangrijke rol.

Voorlopers surrealisme:
- Henri Rousseau: Te mooi, te gaaf, onwerkelijk.

Henri Rousseau

- Metafysische schilderkunst: Duidelijk herkenbare beelden, beklemmende lege pleinen en straten, overdreven perspectief, lange slagschaduw

De Chirico, Piazza

- Dadaïsme (Zwitserland 1916): Schokken, bevrijden uit alledaagse beelden, soort protestvorm -> soort Antikunst / bespottend, toeval / experiment speelt een belangrijke rol.

Kurt Schwitters, Dus Unbuld

Abstract expressionisme: (Kunst na 1945) Door het Nazidom vluchtten belangrijke medewerkers van het Bauhaus naar Amerika. Daardoor wordt deze stroming vooral bepaald door Amerika. Een belangrijke invloed van kunsthistoricus en criticus Clement Greenberg; de kunst ontwikkelde zich volgens hem van figuratief naar abstract, hij was tegen figuratief. Onderdelen binnen deze stroming zijn:

- Action Painting: De handeling van het schilderen, het zichtbare gevolg van activiteit, is hierbij van groot belang. De beroemdste van deze schilders is ‘Jack the Dripper’ die door om het liggende doek te lopen slierten verf en druppels over het doek deed verspreiden.

Action Painting: Jack ‘the dripper’ Pollock

- Colourfieldpainting: Opgebouwd uit velden van kleur (enkele kleuren, zonder verfstreken)

Colourfieldpainting: Barnett Newman: Who is afraid of red yellow and blue

- Hardedge (1948 tot 1952): Bepaald door contouren. De kleurvlakken zijn soms voorzien van eenvoudige decoraties en strepen. Hun inspiratie halen ze uit spontane uitingen van kinderen en andere ongeschoolden zoals geesteszieken. Hun werk heeft een ongekende frisheid; het is spontaan en bijzonder kleurrijk. Het werk heeft een sterk tweedimensionaal karakter. De invloed van deze Amerikanen zien we bijvoorbeeld terug bij COBRA (Groep kunstenaars uit Copenhagen, Brussel, Amsterdam)
Hardegde: Frank Stella, The Whale-Watch

Popart (omstreeks 1955): Populaire kunst, maakt gebruik van alledaagse beelden en vergroot die dan enorm uit. Vooral reclame uitingen, nieuwsberichten en beroemdheden worden in beeld gebracht. De kleuren zijn fel, contrastrijk en helder of soms zwart-wit.

Popart; Roy Lichtenstein Claes Oldenburg, Spoonbridge and Cherry

Optical Art (vanaf 1955): De kunstwerken die allemaal met optische illusies te maken hebben zijn altijd abstract. Het lijkt wel alsof sommige stukken van schilderijen naar voren of naar achteren wijken, door het geraffineerde gebruik van vorm en kleur.

Foto en hyperrealisme (tussen 1965 en 1980): Schilderijen met fotografische precisie geschilderd, meestal naar aanleiding van echte foto’s, glimmende objecten en spiegelende winkelruiten is een geliefd onderwerp.
In de beeldhouwkunst worden vaak mensen die typisch zijn voor de hedendaagse samenleving (zonder verheven of nobele bedoelingen) nagemaakt. De beelden worden door het gebruik van kunststof uiterst realistisch. Door echte kleren en siliconenrubber zijn de beelden vaak niet van echt te onderscheiden.

Hyperrealisme
In Nederland heeft baksteen altijd een belangrijke rol gespeeld in de bouwkunst. De Amsterdamse School gebruikt dit materiaal op een heel eigen manier. Het lijkt wel of de gevels geplooid of gevouwen zijn. Er wordt gebruik gemaakt van heel veel verschillende stenen, die soms per onderdeel v.d. gevel verschillend gevormd moesten worden.
Belangrijk voor de ontwikkeling v.d. moderne bouwkunst is de toepassing van gewapend beton. Hierdoor is skeletbouw eenvoudig toe te passen. Het voordeel van skeletbouw is dat het dragend skelet grote ruimtes kan overspannen en er tegelijkertijd geen dragend gewicht op de gevel hoeft te rusten. Daardoor kunnen de architecten enorm grote raampartijen toepassen.

Notre-Dame du Haut, goed voorbeeld van mogelijkheden met beton

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.