Goddelijke Orde. Romaans in de 11e en 12e eeuw

Beoordeling 7.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 826 woorden
  • 7 januari 2010
  • 8 keer beoordeeld
Cijfer 7.7
8 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
ADVERTENTIE
Fix onze energie!

Studeer energie & techniek. Iedereen staat te springen om jou! We hebben namelijk veel technische toppers nodig die de energie van morgen fixen. Met een opleiding in energie & techniek ben je onmisbaar voor de toekomst. Check Power Up The Planet en ontdek welke opleiding het beste bij je past! 

Check Power Up The Planet!

Beeldende vorming
Hoofdstuk 2
Goddelijke orde. Romaans in de elfde en twaalfde eeuw.

West-Europa in 11e en 12e eeuw
 overal kleine geïsoleerde woongemeenschappen verspreid over het land.
 niet veel contact tussen dorpen en steden
 gesloten economie
 Katholieke geloof wordt door alle volken aanvaard als enige ware godsdienst
 kerken en kloosters spelen een grote rol

Conques
Kerk  roept op tot pelgrimages
Land  buiten de burchten en kloosters is het onherbergzaam  pelgrimages zijn gevaarlijke en langdurende ondernemingen
Pelgrimages  pelgrims volgen vaste routes
Conques  ligt op de routes naar Santiago de Compostella
 verlaten in een dal
Timpaan  enorm gebeeldhouwd werk boven de entree van een kerk. Hierop staan de meest verschrikkelijke dingen afgebeeld.
Midden  Christus  maakt scheiding tussen goed en kwaad. Hemel en hel.

Angst
Apocalyps = laatste oordeel uit de bijbel.
 zien mensen bij binnenkomst van kerk Conques.
 verschrikkelijke vernietiging van de mensheid gaat aan dit oordeel vooraf. Alleen zij die het ware geloof hebben zullen weder opstaan en toetreden tot het eeuwig leven.
Angst  kenmerk van vroege middeleeuwse cultuur.
 angst voor de almacht van god (niet te doorgronden plannen en harde straffen in vorm van natuurrampen, zonsverduisteringen, voor de onbekende en onbegaanbare wereld buiten de burcht.)
Bescherming  lagere adel
Koning heeft weinig macht  feodale heren heersen over kleinere gebieden in naam van de koning.
Feodale heer  organiseert een eigen leger voor verdediging.
 beroepsleger  ridders uitgerust in professioneel wapentuig en gestoken in loodzware harnassen.
Avonturen van ridders  model voor latere ridderromans

Ora et Labora
Gelovigen  God tevreden stellen/houden (d.m.v. schenkingen aan kerken, etc.)
Onafgesproken taakverdeling:
Feodale heren  zorg over verdediging en bestuur
Monniken (kloosters)  God loven met zang en gebed
Monniken  zonen van vooraanstaande families. Om te kunnen intreden staan ze een flink deel van het familiebezit af aan de kloosters. Wereldse genoegens worden opgegeven en monniken onderwerpen zich aan de discipline van de kloosterorde.
Ora et labora  kern van regels in kloosters  bid en werk.
Bidden  kan 7uur per dag in beslag nemen.
Resterende tijd:
Slapen  in dormitorium
Gewerkt
Scriptorium  plaats waar het echte ‘monnikenwerk’ wordt verricht.
Miniaturen  illustraties waarvan handschriften van monniken vaak werden voorzien.

Gregoriaans
De getijden  de vaste tijden voor gebedsdiensten (vast voorgeschr. regel kloosters)
Regula Benedicti  een van de oudste bekende regels waarin de getijden worden genoemd.
Psalmen  liederen. Iedere week werden alle 150 psalmen volgens een vast rooster gezongen. (alles in Latijn)
Gregoriaans  benaming voor de gezongen psalmen
 eenstemmige vocale (=melodielijn in een niet maatgebonden ritme)
 sober, lettergreep voor lettergreep, op één toon.
Gezongen  in koorgedeelte van de kerk
Zang  altijd bestemd voor de liturgie (godsdienst)
Menselijke stem  (vindt de kerk) uitermate geschikt voor Gods heil te loven en staat hoger in aanzien dan de instrumentale muziek

Muzieknotatie
Grotere kloosters  wordt gezongen door speciaal opgeleide monniken
1e stap van muzieknotatie  als geheugensteuntjes worden er tekentjes neumen aangebracht boven in de tekst.
Guido van Arezzo (990 –1050)  perfectioneert dit systeem door twee lijnen aan te brengen. Geel = toon C en Rood = toon F
 Vervolgens ontstaat de vierlijnige notenbalk met sleutel en de voor het gregoriaans zo opvallende notatie in vierkante noten
 om het instuderen te vergemakkelijken geeft hij de verschillende tonen namen die beter in het gehoor liggen dan c-d-e-f-g-a-b, zoals de gregoriaanse regel dit voorschrijft. = solmisatie
Johanneshymne  zijn de namen van de solmisatie aan ontleent.
 komt do-re-mi-fa-sol-la-ti-do vanaf.

De orde van Cluny
Cluniacenzers  orde ontstaan vanuit de abdij te Cluby, midden-Frankrijk staan bekend om enorme rijkdommen.  door ontvangst van schenkingen en vergaring van legaten.
 wordt gebruikt ter meerdere glorie van God voor het verwaardigen van oogverblindende gewaden, reliekhouders, wierookvaten en verfraaien van kerken en kloosters.
Sainte Madeleine (1150) = onderdeel van klooster in Vézelay  één van de zuiverste nog bestaande voorbeelden van een Cluny-kerk

Vézelay
 bezit het gebeente van Maria Magdalena.
 druk bezocht bedevaartsoord
1120  kerk stort in tijdens een brand (duizend gelovigen raken bedolven onder het puin)
 een van de vertrekplaatsen van de pelgrimsroute naar Santiago de Compostela
 belangrijke rol in verspreiding van christelijk geloof.

Pelgrimsroute
Kloosters  voor pelgrims een welkom toevluchtsoord om te overnachten en aan te sterken
Domingo de Silos  klooster iets buiten de route, maar is voor veel reizigers toch een etappeplaats.
 bekend omdat monniken er nog het traditionele gregoriaans ten gehore brengen.

Bernardus van Clairvaux
Weelde van kloosters = verdacht in ogen van andere kloosterorden
Geschriften Bernardus van Clairvaux  wordt de pracht en praal van sommige kloosters (bijv. cluniacenzers) aangevallen
Cisterciënzers  kerken van de orde van Clairvaux.
 soberder dan de Cluny-kerken,
 wijst overdadig beeldhouwwerk af.
 geen crypten met dure relijkschrijnen
 Bernardus stelt nieuwe regels op voor de liturgie. Hierin is voor uiterlijk vertoon geen plaats meer. De zang die bij missen wordt gebruik moet plechtig zijn.
 kloosters bij voorkeur in eenzame en onherbergzame gebieden stichten

Fontenay
= kloostercomplex
 eenvoud, die Bernardus voorstond
 centraal in complex = kloostertuin. In tegenstelling tot de onherbergzame woestenij rondom is de kloostertuin strak en symmetrisch van indeling en keurig onderhouden
 tuin = voor monniken een afspiegeling van de goddelijke orde
 handgeschreven boeken = niet meer voorzien van illustraties (Bernardus)
 geen indrukwekkende entree met een gebeeldhouwd laatste oordeel.
 sober interieur (weining toegevoegd aan de kunsten)
 lopen vooruit op de architectuur van gotiek

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.